bprr Flashcards
Van der Lugt/Zegers
Onjuiste partij-aanduiding. Aanduiding van een verweerder in de dagvaarding kan worden gerectificeerd indien (1) vergissing is voor de gedaagde kenbaar (2) gedaagde wordt niet benadeeld of in haar verdediging geschaad (3) rectificatie vindt tijdig plaats.
Ongeval St Oedenrode
Uit de hoofdregel is de partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten belast met het bewijs van die feiten. Uit deze regel kan niet worden afgeleid dat de wederpartij de feiten moet bewijzen die zij stelt ter motivering van haar betwisting van de eerder bedoelde feiten. Onderscheid tussen bestrijdend verweer en bevrijdend verweer. Geen bewijslast bij verweer ter betwisting. Wel bewijslast wederpartij bij bevrijdend verweer. Behalve: (1) eiser stellingen al genoeg heeft bewezen of (2) de tenzij in art. 150 Rv
Dimopoulos/Van Mierlo
Het staat de rechter niet vrij zijn beslissing te baseren op rechtsgronden of verweren die weliswaar kunnen worden afgeleid uit de in het geding gebleken feiten en omstandigheden maar die door de desbetreffende partij niet aan haar vordering of verweer tegen grondslag zijn gelegd. In casu een brief gebruikt die in een eerder kort geding aan de orde was, maar niet ter onderbouwing is gebruikt in de latere zaak.
Van Donkersgoed/Jansen
Hof heeft gehandeld in strijd met beginsel van hoor en wederhoor door eigener beweging, via internet, verkregen feitelijke gegevens aan zijn beslissing ten grondslag te leggen zonder partijen in de gelegenheid te stellen daarvan kennis te nemen en zich daarover desgewenst uit te laten.
Kempkes/Samson
Verschuldigdheid van op grond van het niet voldoen aan een in kort geding gegeven rechterlijk bevel verbeurde dwangsommen, wordt niet opgeheven door een oordeel in de bodemprocedure dat anders luidt dan dat van de rechter in kort geding. Daaraan doet niet af dat daardoor de partij die door dreiging met executie van het kort geding-vonnis de ander dwingt tot nakoming van dat vonnis, achteraf kan blijken daarmee onrechtmatig te hebben gehandeld.
Noot Heemskerk: de dreiging met de executie van een vonnis in kort geding kan een onrechtmatige daad opleveren op het moment dat de uitspraak in de bodemprocedure anders is dan in kort geding. Als de dreiging met executie een onrechtmatige daad oplevert, betekent dat automatisch dat het daadwerkelijk executeren van het vonnis ook onrechtmatig is. Hij handelt dan immers zonder recht.
Smokehouse/Culimer
Wanneer een rechter in een kort geding een beslag opheft, ontstaat er een nieuwe rechtstoestand: constitutief vonnis. Hoofdregel is dat een constitutief vonnis pas werking krijgt bij kracht van gewijsde: art. 236 Rv. De beslagdebiteur kan wel het vonnis uitvoerbaar bij voorraad laten verklaren. Hierdoor gaat de opheffing van het beslag direct in werking.
Ontvanger/Bos
Degene die een beslag legt handelt op eigen risico en, bijzondere omstandigheden daargelaten, dient de door het beslag geleden schade te vergoeden, indien het ten onrechte blijkt te zijn gelegd, zulks ook in het geval dat hij, op verdedigbare gronden van het bestaan van zijn vorderingsrecht overtuigd, bij het leggen van het beslag niet lichtvaardig heeft gehandeld. Zowel degene die conservatoir beslag legt op grond van een hem niet toekomende vordering als degene die executoriaal beslag legt op grond van een executoriale titel die na de beslaglegging wordt vernietigd. Onrechtmatige daad.
Hoda International/Mondi Foods
Door Mondi Foods ten laste van Hoda International gelegd conservatoir beslag voor een bedrag dat de na afloop van de hoofdzaak te hoog bleek te zijn. Van berusting kan slechts sprake zijn ingeval de in het ongelijk gestelde partij na de uitspraak jegens de wederpartij heeft verklaard dat zij zich bij de uitspraak neerlegt of een houding heeft aangenomen waaruit dit in het licht van de omstandigheden van het geval ondubbelzinnig blijkt. Op de beslaglegger rust risicoaansprakelijkheid voor de gevolgen van het door hem gelegde beslag indien de vordering waarvoor beslag is gelegd geheel ongegrond is. Indien de vordering slechts gedeeltelijk wordt toegewezen, heeft dit niet tot gevolg dat het ten onrechte is gelegd. Indien het beslag is gelegd voor een te hoog bedrag, moet de onrechtmatigheid worden beoordeeld aan de hand van criteria die gelden voor misbruik van recht: art. 3:13 jo. 3:15 BW.
Noot van Mierlo: rechter hoort in het algemeen geen berusting aan te nemen, wanneer een andere verklaring voor de handelswijze van de appellant geredelijk eenvoudig mogelijk is. Berusting moet volgens vaste rechtspraak ondubbelzinnig zijn. In het geval waarin de vordering in het geheel wordt afgewezen, rust op de beslaglegger een risicoaansprakelijkheid voor de gevolgen van het door hem gelegde beslag. Wordt de vordering gedeeltelijk afgewezen dan rijst de vraag over eventuele onrechtmatigheid, volgens de regels van misbruik van recht: art. 3:13 lid 2 jo. 3:15 BW.
Bijl/Van Baalen
Een vordering tot opheffing van een conservatoir beslag op de grond dat de vordering tot verzekering waarvan het beslag is gelegd, door de bodemrechter in eerste aanleg is afgewezen, moet ingeval tegen dat vonnis hoger beroep is ingesteld, niet zonder meer worden toegewezen, ook niet onder het voorbehoud van kennelijke misslagen in de uitspraak van de bodemrechter. Ook dan dienen de wederzijdse belangen van partijen te worden afgewogen.
Wertenbroek qq/Van den Heuvel cs
Art. 347 lid 1 Rv brengt mee dat de rechter in beginsel niet behoort te letten op grieven die in een later stadium dan in de memorie van grieven, dan wel in de memorie van antwoord worden aangevoerd. Dit beperkt de bevoegdheid tot verandering of vermeerdering van zijn eis. Uitzondering mogelijk indien:
(1) wederpartij ondubbelzinnig heeft toegestemd dat de nieuwe grief alsnog in de rechtsstrijd in hoger beroep wordt betrokken
(2) indien aard van het geschil meebrengt dat in een later stadium nog een grief kan worden aangevoerd
(3) indien met de aanpassing wordt beoogd te voorkomen dat het geschil aan de hand van inmiddels achterhaalde of onjuiste gegevens zou worden beslist
Berekening rechtsmiddeltermijn
3 volle kalandermaanden. 3 januari vonnis – 3 april. De enige uitzondering hierop is het geval dat de maand waarin de termijn afloopt, niet een dag met hetzelfde nummer kent omdat zij korter is, in welk geval de termijn eindigt op het einde van de laatste dag van die maand.
Noot Lewin: procespartij die op dezelfde dag het rechtsmiddel instelt, zou niet tegen een niet-ontvankelijkverklaring moeten aanlopen op de grond dat het rechtsmiddel te vroeg zou zijn ingesteld. Het procesrecht moet echter niet alleen worden ingericht op grond van overwegingen van gelijkheid, maar ook op grond van overwegingen van praktische hanteerbaarheid. Om een nadeel te vermijden heeft men de rechtsmiddelentermijnen iets verlengd: op de dag waarop het volgens het hiervoor omschreven systeem zou eindigen.
Invinco/Postema
Noot van Mierlo: er bestaan verschillende tussenvonnissen. We kennen provisionele vonnissen waarin een uitspraak wordt gedaan als bedoeld in art. 223 Rv en er zijn andere tussenvonnissen. Er staat hoger beroep open tegen provisionele vonnissen (art. 337 lid 1 Rv).
Voor de andere groep tussenvonnissen geldt: hoger beroep kan slechts tegelijk met dat van het later eindvonnis worden ingesteld (art. 337 lid 2 Rv), mits dit eindvonnis appellabel is. Tussentijds beroep is mogelijk als ná dit tussenvonnis een appellabel tussenvonnis wordt gewezen. Tussentijds beroep is mogelijk als de rechter een verlof hiertoe met zoveel woorden in het dictum van het desbetreffende tussenvonnis opneemt. Bevat het dictum van het tussenvonnis geen verlof tot tussentijds beroep, dan kan de rechter nadien, op verzoek van de ene partij en gehoord de andere partij, alsnog verlof verlenen, mits het verzoek binnen de beroepstermijn van het desbetreffende tussenvonnis is gedaan en, bij gebruikmaking van een dergelijk verlof, ook binnen deze termijn wordt geappelleerd.
Verschoningsrecht mediator
Verschoningsrecht kan vooralsnog niet worden aangenomen voor de mediator. Wel kunnen partijen overeenkomen dat bepaalde bewijsmiddelen worden uitgesloten: art. 153 Rv. Indien er geen beroep op de bewijsovereenkomst wordt gedaan in het geding, of kom het bestaan van de bewijsovereenkomst niet vast te staan, dan wordt de mediator verplicht een getuigenis af te leggen.
