Bouw en Bewegen Flashcards

1
Q

Welke spieren zitten er in het ventrale compartiment van de onderarm in de derde laag, de diepe laag?

A

3e laag: de diepe laag:

  • M. flexor pollicis longus: lange duim buiger
  • M. flexor digitorum profundus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke structuur gaat er door de triangular space?

A

Welke structuur gaat er door de triangular space?

  • a. circumflex scapularis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke structuren lopen er en hechten er aan bij de sulcus intertubercularis?

A

Welke structuren lopen er en hechten er aan bij de sulcus intertubercularis?

- erdoorheen loopt: de pees van de m. biceps brachii

Aanhechtingen:

  • mediale wand: m. teres major
  • laterale wand: m. pectoralis major
  • bodem: m. latissimus dorsi
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke spieren zitten er in het ventrale compartiment van de onderarm in de eerste laag? Waar hechten ze aan?

A

1e laag:

  • M. pronator teres
  • M. Palmares longus
  • M. flexor carpi ulnaris
  • M. felxor carpi radialis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke structuren liggen er in de lacuna musculorum?

A

Welke structuren liggen er in de lacuna musculorum?

  • n. cutaneus femoris lateralis
  • n. femoralis
  • m. iliopsoas
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Synostoses:

  • wat wordt er hier met elkaar verbonden?
  • is er beweging mogelijk?
  • wat wordt er bij ouderen mee verbonden? en dat wordt bij kinderen door wat verbonden?
A

Synostoses:

- wat wordt er hier met elkaar verbonden?

botten met botten

- is er beweging mogelijk?

amper beweging mogelijk

- wat wordt er bij ouderen mee verbonden? en dat wordt bij kinderen door wat verbonden?

bij ouderen worden hier de schedelbeenderen mee verbonden. de schedelbeenderen bij kunderen worden verbonden met sutures (bindweefsel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

M. deltoideus

- Aanhechtingen:

  • Innervatie:
  • Functie:
A

M. deltoideus:

  • Aanhechtingen: lateraal derde van de clavicula, acromion en spina scapula
  • Innervatie: n. axillaris (C5, C6)
  • Functie:

claviculair deel flexie en mediale rotatie van het schouder gewricht

acrommiaal deel abductie van het schouder gewricht

spinale deel extensie en laterale rotatie van het schoudergewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke spieren behoren tot de rotator cuff spieren?

Beweging:

A

Welke spieren behoren tot de rotator cuff spieren?

  • M. supraspinatus: abductor
  • M. teres minor
  • M. subscapularis
  • M. infraspinatus

exorotatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Rhomboideus minor en major:

  • waar hechten ze aan?
  • welke bewegingen?
  • innervatie?
A

Rhomboideus minor en major:

  • minor:
    mediaal: aan het nucheale ligament. proc. spinosus van C7 en T1
    lateraal: driehoekige gebied mediaal aan het einde van de spina scapula
  • major:
    mediaal: proc. spinosus van T2-T5
    lateraal: mediale grens van de scapula van level of inferoir spine to inerior angle
  • Innervatie: n. scapuladorsalis (C4, C5)
  • retractie van de scapula en rotatie glenoid cavitas inferior.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

N. cutaneus femoris posterior:

  • Opgebouwd uit:
  • Innerveert spieren:
  • Beweging:
  • Specifieke spieren:
  • Sensibiliteit:
  • Bijzonderheden:
A

N. cutaneus femoris posterior:

  • Opgebouwd uit: S2, S3
  • Innerveert spieren: GEEN
  • Beweging: GEEN
  • Specifieke spieren: GEEN
  • Sensibiliteit: posterieure zijde van het bovenbeen
  • Bijzonderheden: sensibele zenuw. VErlaat het bekken via foramen infrapiriforme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

N. axillaris:

  • Opgebouwd uit:
  • Beweging:
  • Specifieke spieren:
  • Sensibiliteit:
  • Gevoelig:
A

N. axillaris:

  • Opgebwoud uit: C5, C6
  • Beweging: Abductie, rotatorcuff
  • Specifieke spieren: deltoideus: abductie schouder, teres minor: rotator cuff spier
  • Sensibiliteit: Lateraal op de bovenarm
  • Gevoelig: Door relatie n. exillaris met het collum chirurgicum humeri
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

reticulair bindweefsel is een bijzondere variant van …. en bevind zich in … en …

A

​reticulair bindweefsel is een bijzondere variant van losmazig bindweefsel en bevind zich in myloïde (beenmerg) en lyfoïde organen (milt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke structuren gaan er door de voorste scalenuspoort in de hals?

A

Welke structuren gaan er door de voorste scalenuspoort in de hals?

  • m. sternocleidomastoideus
  • m. scalenus anterior
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Mucoid:

A

Mucoid:

  • bestaat voornamelijk uit grondsubstantie
  • zeldzaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In welke gewrichten komt artrose voornamelijk voor?

A

In welke gewrichten komt artrose voornamelijk voor?

- heupgewricht

- kniegewricht

- lage lumbale en cervicale wervel gewrichten

- proximale en distale interpahlangeale gewrichten (IP-gewrichten)

- 1e tarsometatarsale gewrichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Tarsale tunnel syndroom:

A

Tarsale tunnel syndroom:

- n. tibialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

predikershand:

A

​predikershand:

  • n. medianus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

M. trapezius: de monnikskapspier

  • Wat beweegt het voornamelijk?
  • bewegingen?
  • welke verschillende vezels?
  • innervatie?
A

M. trapezius: de monnikskapspier

  • beweegt voornamelijk je scapulablad
  • elevatie, depressie, retractie en endorotatie
  • Pars descendes: samentrekken –> elevatie
  • Pars transversa: samentrekken –> retractie
  • Pars ascendes: samentrekken–> depressie
  • geinnerveerd door den. thoracodorsalis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke spieren zitten er in het ventrale compartiment van de onderarm in de tweede laag: de intermediaire laag?

A

2e laag: intermediare laag:

  • M. felxor digitorum superficialis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke structuren gaan er door de achterste scalenuspoort in de hals?

A

Welke structuren gaan er door de achterste scalenuspoort in de hals?

  • m. scalenus anterior
  • m. scalenus medius
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

N. fibularis communnis:

  • Opgebouwd uit:
  • Innerveert spieren:
  • Beweging:
  • Specifieke spieren:
  • Bijzonderheden:
A

N. fibularis communis:

  • Opgebouwd uit: n.v.t
  • Innerveert spieren: Dorsale spieren in bovenbeen. Onderbeen
  • Beweging: Dorsaal flexie enkel / teen
  • Specifieke spieren:

Bovenbeen: caput breven m. biceps femoris

Onderbeen: n. fibularis profundus

–> m. tibialis anterior

–> m. extensor hallucis longus

–> m. extensor digitorum longus

(dorsaal flexie enkel / teen)

n. fibularis superficialis:

–> m. fibulairs longus / brevis (eversie onderste spronggewricht)

  • Gevoelig: Ja, kwetsbaar door capur fibulae
  • Ziektebeelden: Klapvoet
  • Bijzonderheden: samen met de n. tibialis in de n. ischiadicys. Splitst van de n. tibialis in de fossa poplitea.

Langs het caput fibulae richtin het ventrolaterale onderbeen vertakt in:

  • n. fibularis superficials
  • n. fibularis profundus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de excintrieke schouderspieren?

A

Wat zijn de excintrieke schouderspieren?

  • m. trapezius
  • m. latissimus dorsi
  • m. rhomboideus major en minor
  • m. levator scapulae
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

m. Latissimus dorsi: de grote rugspier

  • waar hecht het vast?
  • welke bewegingen?
  • innervatie?
A

m. Latissimus dorsi: de grote rugspier

  • het hecht mediaal vast aan de proc. spinosus van de inferior T6, thoracolumbar fascie, iliac crest en inferior drie of vier ribben.

het hecht lateraal vast aan de intertuberculair sulcus van de humerus

  • extensie, adductie en endorotatie van het schoudergewricht (klimmen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Compressie ter hoogt van het kanaal van Guyon:

A

Compressie ter hoogt van het kanaal van Guyon:

  • pols
  • n. ulnaris
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Vasculaire claudicatio: etalagebenen

Wat betekent dit?

Wat zijn verschijnselen?

A

Vasculaire claudicatio: etalagebenen

Wat betekent dit?

perifeer arterieel vaatlijden. vernauwing of afsluiting van slagader naar of in het been

Wat zijn verschijnselen?

  • pijn ontstaat tijdens inspanning, bij onderbreken stopt de pijn ook
  • vaak kuitklachten (maar ook in de bil of dij)

-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke zenuwen zijn aangedaan bij een saturday night palsy?

A

Welke zenuwen zijn aangedaan bij een saturday night palsy?

  • n. radialis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Straf bindweefsel:

A

Straf bindweefsel:

  • ordening: vezels lopen een kant op (achillespees)
  • chaos: vezels lopen kris kras door elkaar heen (dermis)
  • vooral in pezen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Welke spieren zitten er in het ventrale compartiment van de bovenarm?

Zijn het felxoren of extensoren?

A

Welke spieren zitten er in het ventrale compartiment van de bovenarm?

  • M. biceps brachii
  • M. brachialis
  • M. coracobrachialis

Het zijn flexoren van de schouder of elleboog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Meralgia paraesthetica:

A

Meralgia paraesthetica:

- n. cutaneus femoris lateralis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke structuren liggen er in de fossa cubiti?

A

​Welke structuren liggen er in de fossa cubiti?

- n. radialis

  • tendon m. biceps brachii
  • n. medianus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wellke spier zit er in het dorsale compartiment van de bovenarm?

Is het een flexor of extensor?

A

De triceps brachii, het is een extensor van de schouder en of elleboog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat voor soort gewrichten zijn de volgende?

- art. talocruralis, elleboog, knie

  • radiuskopje ne de ulna
  • de clavicula en sternum
  • bij de duim
  • schouder en heup
A

Wat voor soort gewrichten zijn de volgende?

- art. talocruralis, elleboog, knie: scharniergewricht

  • radiuskopje en de ulna: rolgewricht
  • de clavicula en sternum, de art. radiocarpalis: ellipsoidgewricht
  • bij de duim: zadelgewricht
  • schouder en heup: kogelgewricht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is een dermatoom?

A

​Wat is een dermatoom?

Een huidgebied geïnnerveerd door sensibele takken van 1 spinale zenuwwortel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welke structuur gaat er door de quadrangular space?

A

Welke structuur gaat er door de quadrangular space?

  • a./v. posterior circumflex humeralis
  • n. axillaris
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

N. tibialis:

  • Opgebouwd uit:
  • Innerveert spieren:
  • Specifieke spieren:
  • Bijzonderheden:
A

N. tibialis:

  • Opgebouwd uit: n.v.t
  • Innerveert spieren: Alle dorsale boven/onderbeenspieren (behalve biceps femoris)
  • Specifieke spieren:

Bovenbeen: hamstrings:

–> extensoren heup, flexoren knie

Onderbeen: oppervlakkig/diep:

–> plantaitflexoren enkel/ teen

  • Bijzonderheden: samen met de n. fibulairs (peroneus) communis in de n. ischiadicus en splitst van n. fibularis communis in de fossa poplitea (knieholte)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

M. Infraspinatus:

  • Aanhechtingen:
  • Innervatie:
  • Functie:
A

M. Infraspinatus:

  • Aanhechtingen:

Proximaal: infraspinous fossa van de scapula

Distaal: Middelste facet van de tuberculum major van de humerus

  • Innervatie: n. suprascapularis (C5, C6)
  • Functie: Laterale rotatie van het schoudergewricht, helpt de caput humerus bij het blijven in de glenoid cavitas van de scapula
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is het cubitale tunnel syndroom?

A

Wat is het cubitale tunnel syndroom?

  • bij de elleboog
  • n. ulnaris
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Structuur in:

- carpale tunnel

- hunter kanaal:

- laterale okselpoort:

A

Structuur in:

- carpale tunnel: n. medianus

- hunter kanaal: a. femoralis

- laterale okselpoort: n. axillaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Welke structuren liggen er in de foramen vertebrale?

A

Welke structuren liggen er in de foramen vertebrale?

- ruggengraat

  • meninges
40
Q

Symphyses:

- waar bestaat het uit?

  • noem een voorbeeld waar dit voorkomt:
A

Symphyses:

- waar bestaat het uit?

uit een dikke plak van vezelig kraakbeen tussen de dunner articulaire kraakbeen over het einde van de booten.

- noem een voorbeeld waar dit voorkomt:

bijvoorbeeld bij de tussenwervelschijven en de pubic symphysis, in de midline van het lichaam.

41
Q

Neurogene claudicatio: wervelkanaalstenose

- wat betekent dit?

- wat zijn signalen voor een neurogenen claudicatio?

A

Neurogene claudicatio: wervelkanaalstenose

- wat betekent dit?

Een vernauwing in het lumbale wervelkolom. Er komt druk te staan op de cauda equina.

- wat zijn signalen voor een neurogenen claudicatio?

  • vooral oudere leeftijf (55-70 jaar)
  • bij anteflexie verminderende klachten
  • bij retroflexie meer klachten
  • uitstralende pijn in beide benen
  • zwakke paresthesieën
  • bij rechtopstaan blijft de pijn aanwezig
  • Bij stilstaan duurt het minuten totdat de pijn wegtrekt (bij vasculaire claudicatio intermittens is dit direct)
  • provocatie testen verergeren de pijn niet
  • krachtsverlies bij het lopen(er kan een klapvoet ontstaan)
42
Q

Welke structuren liggen er in de foramen ischiadicum majus?

A

Welke structuren liggen er in de foramen ischiadicum majus?

  • m. piriformis

boven de m. piriformis: suprapiriform foramen

  • superior gluteale vessels
  • superior gluteale zenuwen

onder de m. piriformis: infrapiriform foramen

  • inferior gluteale vessels
  • internal pudenale vessels
  • inferior gluteal nerve
  • pudendal nerve
  • sciatic nerve
  • posterior femoral cutaneous nerve
  • Nerve to obturator internus
  • Nerve to quadratus femoris
43
Q

Radiculair syndroom L3 en L4:

A

Radiculair syndroom L3 en L4:

  • minder vaak voorkomend
  • sensibiliteitsstoornissen aan de mediale zijde van de kuit
  • tintelingen in het L3 of L4 dermatoom
  • krachtsverlies en mogelijk atrofie van de m. quadriceps femoris
  • verminderde KPR
44
Q

N. cutaneus femoris lateralis:

  • Opgebouwd uit:
  • Innerveert spieren:
  • Beweging:
  • Specifieke spieren:
  • Sensibiliteit:
  • Bijzonderheden:
A

N. cutaneus femoris lateralis:

  • Opgebouwd uit: L2, L3
  • Innerveert spieren: GEEN
  • Beweging: GEEN
  • Specifieke spieren: GEEN
  • Sensibiliteit: laterale zijde van het bovenbeen
  • Bijzonderheden: Puur sensibele zenuw. Gat onder het lig. inguinale door richting het been
45
Q

Wat is de hiatus adductorius en welke structuren lopen erdoorheen?

A

Wat is de hiatus adductorius en welke structuren lopen erdoorheen?

- De hiatus adductorius is een gat tussen de m. adductor magnus en de femur. Het is het einde van het adductor kanaal/hunter kanaal.

  • a. femoralis en v. femoralis
46
Q

Wat gebeurd er na een botbreek?

A

Wat gebeurd er na een botbreuk?

  1. revascularisatie
  2. invasie en proliferatie van osteoprogenitorcellen –> osteoblasten
  3. vorming van (primair) plexoform bot
  4. vorming van secundair (lammelair) bot
  5. remodelling
47
Q

Caudasyndroom:

A

Caudasyndroom:

  • compressie van de spinale wortels van de cauda equina
  • radiculaire pijnen in beide benen
  • sensibiliteitsstoornissen in het rijbroekgebied (S2-S5 dermatoom)
  • motorische uitvalsverschijnselen van de extensoren en flexoren van de voet
  • gestoorde blaas- en rectumfuncties
  • afwezige reflexen: cremasterreflex, bulbocavernosusreflex, anale reflex
48
Q

Welke compartimenten bestaan er in de bovenarmspieren?

A

Welke compartimenten bestaan er in de bovenarmspieren?

  1. Het ventrale compartiment
  2. het dorsale compartiment
49
Q

Wat zijn twee functies van de IVVP?

A

Wat zijn twee functies van de IVVP?

1. temperatuurregulatie van het ruggenmerg

2. alternatieven route van het bloed naar het hart

50
Q

Welke structuren liggen er in de foramen intervertebrale (tussenwervelgat)?

A

Welke structuren liggen er in de foramen intervertebrale (tussenwervelgat)?

  • zenuwen die uit het ruggenmerg treden en zo de wervelkolom verlaten.
51
Q

Wat zijn ‘synarthose’ gewrichten?

Waarin zijn ze onderverdeeld?

Wat is hun beweeglijkheid?

Subonderverdeeld in?

A

Wat zijn ‘synarthose’ gewrichten?

Het zijn samengevoegde gewrichten.

Waarin zijn ze onderverdeeld?

  • synostoses
  • syndesmoses
  • symphyses (tussen de intervertebrale schijven)

Wat is hun beweeglijkheid?

weinig tot geen beweeglijkheid

Subonderverdeeld in?

In vezel of kraakbeen gewrichten

52
Q

Wat is de fossa politea en welke structuren lopen erdoorheen?

A

​Wat is de fossa politea en welke structuren lopen erdoorheen?

- Het is de knieholte.

  • n. tibialis
  • n. fibularis communis
  • v. politealis
  • a. femoralis –> a. poplitealis
  • v. saphenous minor
  • popliteale lymfenodes en vessels
53
Q

Welke compartimenten heeft de onderarm?

A

Ventrale compartiment: voornamelijk flexoren van de pols en of vingers

Dorsale compartiment: extensoren van de pols en vingers

54
Q

m. levator scapulae:

  • aanhechtingen?
  • innervatie?
  • bewegingen?
A

m. levator scapulae:

  • mediale aanhechting: ppsterior tuberculum transversus processus van C1 tot C4
  • laterale aanhechting: mediale grens van de scapula superior tot root van de spina
  • innervatie: n. scapuladorsalis C5 en cervicale spinale zenuwen C3, C4
  • bewegingen: elevatie van de scapula en rotatie glenoid cavitas inferior
55
Q

Syndesmoses:

  • waarmee worden de botten bij dit type mee verbonden?
  • noem een voorbeeld waar in het lichaam dit type gewricht voorkomt
A

Syndesmoses:

- waarmee worden de botten bij dit type mee verbonden?

de botten worden hier bij dicht bindweesel verbonden,

- noem een voorbeeld waar in het lichaam dit type gewricht voorkomt

bijvoorbeeld bij de interossei ligamenten van de intferior tibiofibularis gewricht en de posteriore deel van de sacroiliac gewricht

56
Q

Reticulair bindweefsel:

A

Reticulair bindweefsel:

- bijzondere variant van losmazig bindweefsel

  • in myloïde organen (beenmerg) en in lymfoïde organen (milt)
57
Q

Welke structuren lopen er door canalis adductorius/hunter kanaal?

A

Welke structuren lopen er door canalis adductorius/hunter kanaal?

- (a. femoris )

  • a. subsartorialis (a. superficialis femoralis )
  • v. subsartorialis (v. superficialis femoralis)
  • vertakkingen van de n. femoralis (vooral de n. saphenous en de nerve naar de n. vastus medialis)

gaan via het hunter kanaal door de foramen superior –> daarna van de genus door de foramen anterior –> a. femoralis en v. femoralis gaan door Hiatus adductorius (inferior foramen) tussen de oblique en de mediale koppen van de m. adductor magnus

58
Q

Welke drie bewegingen kan het heupgewricht maken?

A

Welke drie bewegingen kan het heupgewricht maken?

1. abductie

2. exorotatie

3. anteversie

59
Q

Radiculair syndroom L4 en L5:

A

Radiculair syndroom L4 en L5:

  • gevoelsstoornissen van de voetrug
  • tintelingen in het L5 dermatoom
  • krachtsverlies en mogelijk atrofie van de m. tibialis anterior, extensor hallucis longus en extensor digitorm brevis (extensoren)
60
Q

Welke structuren liggen er in het canalis intervertebralis (ruggenmergkanaal)?

A

Welke structuren liggen er in het canalis intervertebralis (ruggenmergkanaal)?

  • het ligt in de foramen vertebrale
  • erdoor heen loopt de ruggengraat
  • wordt beschermd door het lig. flavum posterior en de lig. longitudinaal posterior anterior.
  • a. vertebralis loopt hierdoor heen
61
Q

Wat zijn de excintrieke rugspieren?

A

Wat zijn de excintrieke rugspieren?

  1. Latissumus dorsi
  2. Trapezius
  3. Rhomboideus major en minor
  4. Levator scapulae
62
Q

N. Ulnaris:

  • Opgebouwd uit:
  • Innerveert spieren:
  • Beweging:
  • Specifieke spieren:
  • Sensibiliteit:
  • Ziektebeelden:
  • Bijzonderheden:
A

N. Ulnaris:

  • C8-Th1
  • 1,5 ventrale onderarmspier, intrinsieke handspieren
  • Flexie MCP-gewrichten, extensie in de IP-gewrichten van de digiti II-V
  • 1,5 ventrale onderarmspier: flexor carpi ulnaris, 0,5 flexor digitorum profundus
  • Handspieren: interossei, lumbricales
  • Ulnaire zijde van de hand
  • n. ulnaris leasie: klauwhand
  • Eindtak van de fasiculus medialis. voor de mm. interossei: spreiden en sluiten van de vingers: ‘‘pincetgreeep’’
63
Q

M. subscapularis:

  • Aanhechtingen:
  • Innervatie:
  • Functie:
A

M. subscapularis:

  • Aanhechtingen:

Proximaal: subscapular fossa (meest anterior oppervlak van de scapular)

Distaal: Tuberculum minor van de humerus

  • Innervatie: n.n superior en inferior subscapularis (C5, C6, C7)
  • Functie: mediale rotatie en adductie van het schoudergewricht. helpt caput humerus in glenoid cavitas houden
64
Q

Welke spieren zitten er in het ventrale compartiment van de onderarm in de vierde laag, de diepste laag?

A

4e laag: de diepste laag:

- M. pronator quadratus

65
Q

Welke structuren liggen er in de lacuna vasorum?

A

Welke structuren liggen er in de lacuna vasorum?

Cloquet’s node;/ rosenmuller node

Femoral vein;

Femoral artery; and

Femoral branch of the genitofemoral nerve.

66
Q

N. Radialis:

  • Opgebouwd uit:
  • Innerveert spieren:
  • Beweging:
  • Specifieke spieren:
  • Sensibiliteit: -
  • Gevoelig:
  • Ziektebeeld
A

N. Radialis:

  • Opgebouwd uit: C5-Th1
  • Beweging: Extensie schouder, elleboog, pols, vingers
  • Specifike spieren: Triceps brachii, extensor digitorum
  • Sensibiliteit: Dorsale zijde arm
  • Gevoelig: Ja, n. radialis loopt in de sulcus nervi radialis tegen de humerus
  • Ziektebeeld: Saturday night palsy = dropping hand
67
Q

Losmazig bindweefsel:

A

​Losmazig bindweefsel:

  • meest voorkomend
  • tussen spieren en bloedvaten
  • ondersteunt epitheel
  • vee grondsubstantie (glycoproteinen en proteoglycanen)
  • een bijzondere variant is reticulair bindweefsel
68
Q

M. teres major:

  • Aanhechtingen:
  • Innervatie:
  • Functie:
A

M. teres major:

  • Aanhechtingen:

Proximaal: inferioir deel van de laterale grens van de scapula en posteriore oppervlak van de inferioir angulus van de scapula

Distaal: Mediale lip van de intertuberculaire sulcus van de humerus

  • Innervatie: inferior n. subscapularis (C5, C6)
  • Functie: Adductie en mediale rotatie van het schouder gewricht
69
Q

N. medianus:

  • Opgebouwd uit:
  • Innerveert spieren:
  • Beweging:
  • Specifieke spieren:
  • Sensibiliteit:-
  • Ziektebeelden:
  • Bijzonderheden:
A

N. medianus:

  • C6-Th1
  • Ventrale onderarmspieren (+duimmuis spieren)
  • Palmairfelxoren
  • Palmairflexoren pols en vingers:
  • flexor digitorum superficialis
  • flexor pollicis longus

Duimmuis (thenarspieren) :

  • abductor pollicis brevis
  • opponens pollicis
  • Handpalm en vingers aan radiale zijde
  • zorgt voor de knijpkracht van de hand
70
Q

Wat zijn Heberden nodes en bij welk geslacht komt het voornamelijk voor?

A

Wat zijn Heberden nodes en bij welk geslacht komt het voornamelijk voor?

Herbeden nodes zijn prominente osteophyten bij de distale IP-gewrichten. Ze komen bij vrouwen voor, en niet bij mannen.

71
Q

N. ischiadicus:

  • Opgebouwd uit:
  • Innerveert spieren:
  • Beweging:
  • Specifieke spieren:
  • Sensibiliteit:
  • Bijzonderheden:
A

N. ischiadicus:

  • Opgebouwd uit: L4-S3
  • Innerveert spieren: Dorsale bovenbeenspieren, alle spieren in het onderbeen
  • Beweging: GEEN
  • Specifieke spieren: GEEN
  • Sensibiliteit: Groeetste deleb van onderbeen en voet
  • Bijzonderheden: Grootste zenuw lichaam, meestal: verlaat bekken via foramen infrapiriforme, bestaat uit 2 zenuwen:
    1. N. tibialis
    2. N. fibularis (peroneus) communis
72
Q

Klauwhand:

A

Klauwhand:

  • inklemming van de n. ulnaris
73
Q

Radiculair syndroom L5 en S1:

A

Radiculair syndroom L5 en S1:

  • uitstralende pijn via de bil naar de laterale zijde van het boven- en onderbeen tot in de laterale voertand
  • tintelingen en/of gevoelsverlies in S1 dermatoom
  • krachtsverlies en mogelijk atrofie van de m. triceps surae en m.m. peronei (voetflexoren)
  • verminderde APR
74
Q

Welke structuren liggen er in de foramen ischiadicum minus?

A

Welke structuren liggen er in de foramen ischiadicum minus?

  • pees van de m. obturator internus
  • internal pudental vessels
  • n. obturator internus
75
Q
A
76
Q

Elastisch:

A

Elastisch:

  • lig. flavum
  • zeldzaam
77
Q

Welke types kraakbeen bestaan er en noem een voorbeeld waar in het lichaam dit voorkomt? En welke collageentype heeft het?

A

Welke types kraakbeen bestaan er en noem een voorbeeld waar in het lichaam dit voorkomt?

1. Hyalien kraakbeen:

  • Groeischijf, wand trachea, gewrichtskraakbeen, neus
  • vooral appositionele groei
  • meest vookomend
  • collageen type II

2. Elastisch kraakbeen:

  • met name in oorschelp
  • veel elastische vezels
  • collageen type II

3. vezelig kraakbeen:

  • dicht netwerk van collageen type I
  • bijvoorbeeld bij de meniscus
78
Q

N.n. glutei superior en inferior:

  • Opgebouwd uit:
  • Innerveert spieren:
  • Beweging:
  • Specifieke spieren:
  • Sensibiliteit:
  • Bijzonderheden:
A

N.n. glutei superior en inferior:

  • Opgebouwd uit: L4-S2
  • Innerveert spieren: Oppervlakkige gluteale spieren
  • Beweging: abductie, extensie en rotatie in het heupgewricht
  • Specifieke spieren: gluteus maximus (extensie + exorotatie heup), gluteus medius (abductie heup)
  • Sensibiliteit: motorische zenuwen
  • Bijzonderheden: verlaten via de foramina supra en infrapiriforme het bekken aan dorsale zijde
79
Q

Welke zenuwen zijn aangedaan bij een theesalon klapvoet?

A

Welke zenuwen zijn aangedaan bij een theesalon klapvoet?

  • n. peroneus
80
Q

Welke structuren liggen er in de carpale tunnel?

A

Welke structuren liggen er in de carpale tunnel?

  • n. medianus
  • meerdere pezen van de flexor spieren van de onderarm
81
Q

Welke zenuwen zijn aangedaan bij een wielrennershandje?

A

Welke zenuwen zijn aangedaan bij een wielrennershandje?

  • n. medianus
  • n. ulnaris
82
Q

dropping hand:

A

dropping hand:

  • n. radialis
83
Q

Sulcus bicipitaalis medialis:

  • tussen welke groeves ligt het?
  • welke structuur loopt erdoorheen?
A

Sulcus bicipitaalis medialis:

  • tussen welke groeves ligt het?

longitudinale holte tussen de biceps en triceps

  • welke structuur loopt erdoorheen?

a. brachialis

84
Q

M. supraspinatus:

  • Aanhechtingen:
  • Innervatie:
  • Functie:
A

M. supraspinatus:

  • Aanhechtingen:

Proximaal: supraspinous fossa van de scapula

Distaal: superioir facet van de tuberculum major van de humerus

  • Innervatie: n. subscapularis (C4, C5, C6)
  • Functie: initiatie en assistentie m. deltoideus in abductie van de schouder en werkt mee met adere rotator cuff spieren
85
Q

Wat zijn de intrinsieke schouderspieren?

A

Wat zijn de intrinsieke schouderspieren?

  • M. deltoideus
  • De rotator cuff spieren:
  • m. supraspinatus
  • m. infraspinatus
  • m. teres minor
  • m. subscapularis
  • M. teres major
86
Q

N. femoralis:

  • Opgebouwd uit:
  • Innerveert spieren:
  • Beweging:
  • Specifieke spieren:
  • Sensibiliteit:
A

N. femoralis:

  • Opgebouwd uit: L2-L3
  • Innerveert spieren: motorisch de ventrale heup- en bovenbeenspieren
  • Beweging: flexoren van de heup, extensoren van de knie
  • Specifieke spieren: iliopsoas, quadriceps femoris
  • Sensibiliteit: Het ventrale bovenbeen
87
Q

N. musculocutaneus:

  • Opgebouwd uit:
  • Innerveert spieren:
  • Beweging:
  • Specifieke spieren:
  • Sensibiliteit:
  • Bijzonderheden:
A

N. musculocutaneus:

  • C5-C6
  • De ventrale bovenarmspieren
  • Flexoren van de schouder en elleboog
  • Coracobrachialis, biceps brachii, brachialis
  • Laterale zijde van de onderarm –> n. muscolocutaneus via n. cutaneus antebrachii lateralis
  • Eindtak van de fasiculus lateralis
88
Q

Welke zenuwen zijn aangedaan bij een paralyse des amoureux?

A

Welke zenuwen zijn aangedaan bij een paralyse des amoureux?

  • n. ulnaris
89
Q

radiale tunnel syndroom:

A

radiale tunnel syndroom:

- n. radialis ingeklemd tussen twee spierbuiken onderarm

90
Q

Welke structuren liggen er in het canalis obtoratotius?

A

Welke structuren liggen er in het canalis obtoratotius?

  • a. obtorator
  • v. obtorator
  • n. obtorator
91
Q

Welke structuren liggen er in de anatomische snuifdoos?

A

​Welke structuren liggen er in de anatomische snuifdoos?

  • a. radialis
  • v. cephalic
92
Q

Welke structuren liggen er in de tarsale tunnel?

A

Welke structuren liggen er in de tarsale tunnel?

van antero-mediaal tot postero-lateraal:

  • pees van de tibialis posterior
  • pees van de flexor digitorum longus
  • a. tibialis posterior
  • v. tibialis posterior
  • n. tibialis
  • pees van de flexor hallucis longus
93
Q

M. teres minor:

  • Aanhechtingen:
  • Innervatie:
  • Functie:
A

M. teres minor:

  • Aanhechtingen:

Proximaal: middelste deel van de laterale grens van de scapula

Distaal: inferior facet van de tuberculum major. van de humerus

  • Innervatie: n. axillaris (C5, C6)
  • Functie: Laterale rotatie van het schouder gewricht, ondersteuning caput humerus in de glenoid cavitas van de scapula
94
Q

Welke structuren liggen er in calais ulnaris/ Guyon?

A

Welke structuren liggen er in calais ulnaris/ Guyon?

  • a. unaris
  • n.ulnaris
95
Q

N. obturatoris:

  • Opgebouwd uit:
  • Innerveert spieren:
  • Beweging:
  • Specifieke spieren:
  • Sensibiliteit:
  • Bijzonderheden:
A

N. obturatorius:

  • Opgebouwd uit: L2-L4
  • Innerveert spieren: mediale bovenbeenspieren
  • Beweging: adductoren heupgewricht
  • Specifieke spieren:
  • pectineus
  • adductor longus
  • gracilis
  • adductor brevis
  • adductor magnus
  • Sensibiliteit: Mediale bovenbeen
  • Bijzonderheden: verlaat het bekken via canalis obtoratorius in foramen obturatum