Arts en patiënt Flashcards

1
Q

Lay out recept:

A

Lay out recept:

R: generieke stof, toedieningsvorm, sterkte

da. : af te leveren hoeveelheid

S: dosering, evt. inname-instructies, waarschuwingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

6 dimensie gezondheidsbegrip van Huber:

A

6 dimensie gezondheidsbegrip van Huber:

  1. Lichaamsfuncties
  2. mentale functies en beleving
  3. spiritueel
  4. kwaliteit van leven
  5. sociaal maatschappelijke participatie
  6. dagelijks functioneren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

3 dimensies Symptoomperceptiemodel:

A

3 dimensies Symptoomperceptiemodel:

  1. Aandacht (en omgeving)
  2. interpretatie/cognities
  3. emoties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

COM-B model:

A

COM-B model:

Capability: psychologische/fysieke mogelijkheid

Motivatie:drijvend reflectief of automatisch mechanisme

opportunity: fysieke/sociale omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

HAPA-model:

A

​HAPA-model:

  • Zelf-efficiëntie/zelfvertrouwen
  • Uitkomst verwachting +/-
  • Risicoperceptie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

WHO definitie gezondheid:

A

​WHO definitie gezondheid:

’’ een staat van volledig fysiek, mentaal en sociaal welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hubers aanpassing definitie gezondheid op WHO definitie:

A

​Hubers aanpassing definitie gezondheid op WHO definitie:

'’Het vermogen tot aanpassing en zelfmanagement ten aanzien van sociale, fysieke en emotionele uitdagingen’’ WHO stelt volgens Huber veel te hoge eisen aan de gezondheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Biostatistische ziektebegrip Boorse:

A

​Biostatistische ziektebegrip Boorse:

'’Dat er in geval van ziekte sprake is van statistisch abnormaal functioneren van een orgaan (of weefsel of functie van een orgaan) van het menselijk lichaam. ‘’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

5 dimensies Illness Perceptions Questionnaire:

A

5 dimensies Illness Perceptions Questionnaire:

  1. Identiteit : wat heb ik?
  2. oorzaak: waardoor heb ik het gekregen?
  3. tijd/duur: acuut of chronisch
  4. consequenties/ernst: grote of kleine impact
  5. controle: is het beïnvloedbaar of niet?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

5 dimensie OCEAN:

A

​5 dimensie OCEAN:

  1. Openess: open, verbeeldingsrijk
  2. Conscientiousness: nauwgezet, toewijding, zorgvuldigheid, gewetenswaar (deze mensen leven vaak langer)
  3. Extraversion: naar buiten gericht
  4. Agreeableness: vriendelijkheid

Neuroticisme: stresskwetsbaar, emotioneel labiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

4 uitgangspunten van een stressreactie:

A

​4 uitgangspunten van een stressreactie:

  1. Fysiek
  2. Cognitief
  3. Gedragsmatig
  4. Emotioneel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Stages of change model:

A

​Stages of change model:

  • pre-contemplation: onbewust
  • contemplation: overwegen
  • preperation: voorbereiden
  • action: actie
  • maintenance: onderhouden
    relapse: terugvallen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

constructiobistisch/holistisch model van Nordenfeldt:

A

constructiobistisch/holistisch model van Nordenfeldt:

’’ iemand is ziek wanneer hij/zij, onder normale omstandigheden, gehinderd wordt in het vervullen van vitale/belangrijke doelen in het leven.’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uitgangspunten zorgsysteem:

A

​Uitgangspunten zorgsysteem:

  1. Solidarieit
  2. Rechtvaardigheid
  3. Toegankelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

QALY:

A

​QALY:

product van gewonnen levensjaar met kwaliteit van leven uitgedrukt als gezondheidswinst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Capability approach:

A

Capability approach:

het vermogen zich te ontplooien op gebieden die essentieel zijn voor het menselijk leven en menselijke waardigheid:

  1. leven (normale duur, kwaliteit)
  2. lichamelijke gezondheid
  3. lichamelijke identiteit
  4. zintuigelijke waarneming, verbeeldingskracht en denken
  5. gevoelens
  6. sociale banden
  7. praktische reden
  8. omgaan met meerdere biologische soorten
  9. spel
  10. vormgeving van de eigen omgeving: a politiek, b. materieel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

herstelondersteunende zorg:

A

herstelondersteunende zorg:

  • behandeling belangrijk maar niet centraal
  • oprecht interesse in persoonlijk verhaal, de behoeften en wensen
  • focos op wat iemand wel kan ipv wat iemand niet kan
  • regie bij cliënt e cliënt staat centraal
  • belangrijke rol voor ervaringsdeskundigheid
  • samenwerken met familie en naasten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

WHO 6-stappenplan:

A

WHO 6-stappenplan:

  1. Patiëntprobleem
  2. Therapeutisch doel vaststellen
  3. Standaard therapie/farmacotherapie
  4. controleren geschiktheid patiënt
  5. (farmaco-) therapie uitvoeren
  6. evaluatieplan opstellen, controle
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Status mentalis:

A

Status mentalis:

  1. anamnese
  2. observatie
  3. exploratie
  4. testen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Diagnose:

Classificatie:

A

Diagnose: persoonlijk verhaal, betekenis van de klachten voor de patiënt, luxerende, predisponerende en onderhoudnde factoren, gevolgen voor functioneren

Classificatie: gestandaardiseerde omschrijving op van de psychiatrische aandoening op basis van criteria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

fases van herstel:

A

fases van herstel:

  1. herstel maatschappelijke rollen
  2. herstel identiteit/persoonlijk herstel
  3. herstel gezondheid/somatiek
  4. herstel dagelijks leven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

opvtating verlies van betekenis:

A

​opvtating verlies van betekenis: iemand heeft een psychische stoornis als zijn gedrag voor anderen niet goed te begrijpen is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

klinisch relevante contra-indicaties diclofenac:

A

klinisch relevante contra-indicaties diclofenac:

  • verminderde nierfunctie: eGFR <30
  • ulcus pepticum in voorgeschiedenis
  • congestief hartfalen
  • ischemische hartziekten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Illness:

Disease:

A

Illness: betrekking op de persoonlijke ervaringvan de patiënt als afwijking bestempeld symptoom, lichamelijk of psyschisch

Disease: medische verklaring van artsen voor de klachten van de patiënt in de zin van objectiveerbare en meetbare biomedische afwijkingen van het normale fysiologische functioneren

25
Q

BIG:

A

​BIG:

wet op op beroepen in de individuele gezondheidszorg

artikel 3 beroepen zijn:

  • verplaagkundige, arts, tandarts, apotheker, GZ-psycholoog, psychotherapeut, fysiotherapeut, verloskundige

kenmerk:

  • wettelijk beschermende beroepstitel
  • vallen onder het tuchtrecht
  • verplicht registreren in BIG-register –> dan pas beoefenen van het beroep
26
Q

mannen:

A

mannen:

  • externalisatie
  • taakgericht
  • praten minder over psychosociale klachten
  • communiceren meer in termen van oplossingen
  • zoeken meer afleidinge i sport, werk, alcohol
  • ontkennen van problemen
  • neigen meer naar middelengebruik
  • willen snel een oplossing met voorbijgaan aan het verwerken van sociale emoties
27
Q

vrouwen:

A

​vrouwen:

  • meer neiging klachten en symptomen aan lichamelijke oorzaak te wijten
  • rapporteren korte/chronische klachten meer
  • internalisatie
  • probleemgericht, probleem staat centraal
  • plaatsen de klachten vaak in samenhang met gebeurtenissen
  • zoeken sneller sociale steun of hulp
  • proces georiënteerd
  • psychologiseren vaker
  • ontlenen hun identitiet aan het bieden van zorg
  • niet loskomen van probleem, blijven piekeren
  • richten zich meer op de persoon met wie ze praten
28
Q

17e eeuw: Bedside medicine:

A

​17e eeuw: Bedside medicine:

  • behandeling gericht op het herstellen van evenwicht
  • patiënt en klacht staan centraal
  • gehele mens: psyche, soma en omgeving
  • holistisch
  • ziekte= verstoring in evenwicht van een vand e 4 lichaamsvochten
29
Q

18e eeuw: hospital medicine:

A

18e eeuw: hospital medicine:

  • ziekenhuizen staan centraal: meer onderzoek en onderwijs
  • nieuwe klinische scholen
  • geneeskunde en de heelkunde samengebracht
  • ontstaan specialismen
  • diagnostiek gestandardiseerd:inspectie, percussie, palpatie en ausculatie
  • orgaanpathologie: ziekte is niet een storing van een diffuus systeem maar lokaliseerbaar
  • klinische-pathologische correlatie
  • andere benadering patiënt: objectieve observatie
  • kwantificering, classificatie ziekten
30
Q

19e eeuw: laboratory medicine

A

​19e eeuw: laboratory medicine

  • toenemende invloed in natuurwetenschappen
  • experimenten
  • instrumenten en technieken
  • mechanische visie op lichaam
  • nieuwe zwaartepunten: experimentele fysiologie en celtheorie/microbiologie
31
Q

reductionisme:

A

​reductionisme:

iets wordt beperkt tot iets kleiners

32
Q

WHO vs. Huber:

A

WHO vs. Huber:

WHO:

  • Statistisch
  • mag geen gebrek aanwezig zijn
  • perfectionistisch/idealistisch

Huber:

  • dynamisch
  • er mag wel gebrek aanwezig zijn
  • realistisch
33
Q

Gendersocialisatie:

A

​Gendersocialisatie:

Ontwikkeling van de mannelijke of vrouwlijke identiteit door het internaliseren van rollen, taken en kenmerkend gebaseerd is op ‘labels’ in een gegeven context.

34
Q

Gender:

A

​Gender: sociaal-cultureel proces

35
Q

Sekse:

A

​Sekse: biologische kenmerken van vrouwen en mannen, meisjes en jongens.

36
Q

re-appraisal:

A

re-appraisal: op basis van de toegepaste coping een herevaluatie van de stressor.

37
Q

Waan:

A

Waan: de essentie van een waan (een psychotisch verschijnsel) is juist dat het realiteitsbesef gestoord is en (daardoor) niet bei2nvloedbaar is door logisch te redeneren en argumenten.

38
Q

sickness:

A

sickness: ziekenrol/status van de patiënt/ Ontheft de patiënt tijdelijk van zijn sociaalmaatschappelijke rollen.

  1. de patiënt wordt niet verantwoordelijk gehouden voor zijn ziekte, hij is een slachtoffer dat hulp verdient.
  2. de patiënt is verplicht mee te werken aan het beter worden.
39
Q

Waarom kan een NSAID nadelig zijn voor mensen met ernstige astma?

A

Waarom kan een NSAID nadelig zijn voor mensen met ernstige astma?

NSAID’s zijn COX remmers en remmen dus de omzetting naar prostaglandinen. Hierdoor ontstaat er een ophoping van arachidonzuur dat via het enzym lipoxygenase zorgt voor een toename van leukotrieën. Leukotrieën zorgen vervolgens bronchoconstrictie en kan bij mensen met ernstige astma benauwdheidsklachten veroorzaken.

40
Q

Bij welke verschijnselen/symptomen moet je extra bedacht zijn op een spanningsstoornis?

A

Bij welke verschijnselen/symptomen moet je extra bedacht zijn op een spanningsstoornis?

  • Mensen die regelmatig op het spreekuur komen met wisselende klachten
  • Er zijn aanhoudende aspecifieke klachten zoals gespannenheid, prikkelbaarheid en moeheid.
  • Er zijn aanhoudende onverklaarde lichamelijke klachten, waarbij de patiënt nauwlijks/steeds maar heel kort gerust gesteld kan worden
  • Patiënten die komen met hyperventilatieklachten
  • Patiënten die vragen om slaap/kalmerende middelen
  • patiënten met alcohol of drugs problemen
  • Patiënten met depressieve klachten of een depressie
41
Q

Welke 3 vragen moeten er worden gesteld om na te gaan of er sprake is van een paniekaanval?

A

Welke 3 vragen moeten er worden gesteld om na te gaan of er sprake is van een paniekaanval?

  1. Is er sprake van angst om dood te gaan, te stikken of om gek te worden?
  2. Is er sprake van angst voor een paniekaanval?
  3. Zijn er aanvallen met lichamelijke symptomen als hartkloppingen, zweten, snelle ademhaling en benauwdheid?
42
Q

Ziekteperceptie invloed op emotioneel welbevinden en ziektegedrag:

A

Ziekteperceptie invloed op emotioneel welbevinden en ziektegedrag:

  • De ingeschatte ernst en duur van de ziekte, de mate waarin deze te controleren is en daarmee de gevolgen voor de persoonlijke kwestie, bepalen in sterke mate de psychische impact en emotionele stress.
  • Afhankelijk van de perceptie van de patiënt zal deze medische hulp gaan zoeken en aanvaarden, of alternatieve geneeswijzen zoeken.
43
Q

Hoe werkt de schadelijke interactie tussen een NSAID en een ACE-remmer?

A

Hoe werkt de schadelijke interactie tussen een NSAID en een ACE-remmer?

Een NSAID zogt voor de vasoconstricite van het afferente bloedvat naar de glomerulus. Een ACE-remmer zorgt voor vasodilatatie van het efferente vat van de glomerulus. Door deze combinatie kan de druk in de glomerulus gevaarlijk dalen, waardoor de nierfunctie/urineproducite daalt.

44
Q

Palliatieve reactie:

A

​Palliatieve reactie: je richt je op andere dingen dan het probleem.

45
Q

Wat is en waar staat een FACT-team voor?

A

Wat is en waar staat een FACT-team voor?

Flexible

Assertive

Community

Treatment

FACT-team behandelen en begeleiden mensen die een ernstige psychische aandoenign hebben, in combinatie met problemen op andere levensterreinen. De behandeling en begeleiding vindt plaats in de eigen omgeving van de cliënt.

46
Q

Ambulante zorg:

A

Ambulante zorg: zorg die niet plaatsvindt in een zorg instelling maar de zorgverstrekker verplaatst zich naar de patiënt.

47
Q

Voorbehouden handelingen:

A

Voorbehouden handelingen:

14 handelingen die in het beginsel alleen door de beroepsbeoefenaar mag worden uitgevoerd die in de wet worden genoemd. Belangrijk is dat deze uitzondering in alle gevallen betrekking heeft op de arts.

48
Q

Big wet:

A

Big wet: Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.

49
Q

allochtoon:

A

allochtooon: van elders afkomstig

  • alle personen die zelf in het buiten;and geboren zijn en van wie ten minder 1 ouder in het buitenland geboren is.
  • allle personen die zelf in Nederland zijn geboren, maar van wie tenminste 1 ouder in het buitenland is geboren
50
Q

Immigrant:

A

Immigrant: eerstegeneratieallochtonen

51
Q

Dysthymie:

A

Dysthymie: depressieve klachten die ten minste 2 jaar gedurende het grootste deel van de dag aanwezig zijn en meer dagern wel dan niet, waarbij naast de sombere stemming nog twee tot drie andere DSM5 symptomen aanwezig zijn. De symptomen mogen niet langer dan 2 maanden aahoudend afwezig zijn.

52
Q

determinaten van de gezondheid:

A

​determinaten van de gezondheid:

  • Leefstijl
  • Fysieke omgeving
  • Sociale omgeving
  • Psychosociale stress
  • Gebruik van zorg
53
Q

3 adviezen geven voor een paniekstoornis:

A

​3 adviezen geven voor een paniekstoornis:

  1. Leg uit dat de angsstoornissen regelmatig voorkomen. Vaak verdwijnen ze niet vanzelf, maar met uitleg en behandeling kunnen de duur en de ernst van de klachten aanmerkelijk verminderen.
  2. Geef uitleg over de vicieuze cirkel waarin de patiënt terecht is gekomen en over de factoren die de angst uitlokken en in stand houden. Bewustwoording van het ontstaansmechanisme van de angst kan bijdragen aan verminderng van de klachten, doordat de patiënt de irrationaliteit van de angst inziet. Het streven is dat de patiënt leert de controle over de angst hervindt, waardoor de angst beheersbaar wordt.
  3. adviseer om niet toe te geven aan de neiging om angstige situaties te vermijedn. Angst heeft de neiging om na 60 tot 90 minuten vanzelf af te nemen. De patiënt moet de angst doormaken om te kunnen ervaren dat het gevreesde niet gebeurt. Hierdoor zal de angst uiteindelijk uitdoven.
54
Q

Probleemgerichte coping:

A

Probleemgerichte coping:

proberen de situatie te veranderen.

55
Q

emotiegerichte coping:

A

Emotiegerichte coping: proberen de spannig te verminderen die de stressor levert.

56
Q

Crisisfase:

A

Crisisfase:1-3 weken. De patiënt en zijn omgeving werken aan acceptatie, begrip, rust, inzicht, ontspanning en dagstructuur.

57
Q

probleem-oplossingfase:

A

probleem-oplossingfase: 6-8 weken. de patiënt gaat zich oriënteren op problemen en oplossingen van de overspannenheid/burn-out. Bv het in kaart brengen van de problemen door registratie of schrijfopdrachten

58
Q

toepassingsfase:

A

toepassingsfase: 3-6 weken. de patiënt oriënteert op toepassingen en begint weer aan het oppakken van alle taken en rollen,