bourdieu Flashcards
sociale mobiliteit
de mate waarin mensen zich van de ene sociale positie naar de andere kunnen verplaatsen. (opwaartse en neerwaartse sociale mobiliteit)
intergenerationele sociale mobiliteit
“inter” is tussen. je vergelijkt dus de sociale mobiliteit tussen ouders en kinderen.
intragenerationele sociale mobiliteit
“intra” is binnen. je gaat dus geen vergelijking maken maar kijkt naar de persoon zelf. je ervaart dus binnen je eigen leven groei of vooruitgang.
cultureel kapitaal
alle kennis, opleidingen en vaardigheden die een persoon bezit, bewust en onbewust.
sociaal kapitaal
sociale relaties, groepslidmaatschap, formele en informele sociale netwerken, gedeelde normen, vertrouwen, wederkerigheid en inzet voor de gemeenschap.
meritocratie
een samenleving waarin individuen een positie innemen op basis van hun eigen capaciteiten en kennis, en niet via geboorte huwelijk of traditie. de eigen inzet bepaalt welke positie men kan innemen in de samenleving.
Veld
de samenleving bestaat uit verschillende overlappende velden, zoals de politiek, de wetenschap en de kunst. binnen deze velden is een voortdurende, deels onbewuste, machtsstrijd gaande tussen de medespelers om de schaarse middelen die binnen dat veld op het spel staan.
om in een veld macht en invloed te verwerven hebben mensen kapitaal nodig.
habitus
in elk veld ontwikkelen mensen onbewust een bepaalde habitus, een duurzame manier van waarnemen, denken en handelen, waarmee mensen zich in een veld kunnen handhaven en verder kunnen komen.
drie soorten kapitaal.
- economisch kapitaal (geld en ontroerend goed)
- cultureel kapitaal (kennis, vaardigheden en opleiding)
- sociaal kapitaal (relaties en netwerken)