Boekhouden Theorie Flashcards

1
Q

Alle vennootschappen die een jaarrekening publiceren zijn in België bij wet verplicht een bedrijfsrevisor als commissaris aan te stellen.

A

Niet waar,

De verplichting geldt niet voor de meeste zeer kleine ondernemingen en kleine vennootschappen.@

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Op de regel ‘Bezittingen = Eigen vermogen + Schulden’ bestaat er geen enkele uitzondering.

A

Waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De bezittingen en het eigen vermogen vinden we terug langs de linkerzijde van de balans.

A

Niet waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De bedrijfsrevisor draagt als commissaris de eindverantwoordelijkheid voor de inhoud van de jaarrekening

A

Niet waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het minimumkapitaal van een NV moet voor ten minste een vierde volstort zijn.

A

Waar,

NV => volledig volstort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het principe van de ‘boekhoudkundige entiteit’ stelt dat elke vennootschap een boekhouding moet voeren.

A

Niet waar

Een boekhoudkundige entiteit vormt voor het voeren van de boekhouding en het opstellen van de jaarrekening een afzonderlijke bedrijfseconomische eenheid. Het kan gaan om een geconsolideerde groep, rechtspersoon, technische eenheid of zelfstandige.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In een balans is het geheel van de bezittingen steeds gelijk aan het geheel van het vreemd vermogen.

A

Niet waar

Het geheel van de bezittingen = eigen vermogen + vreemd vermogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een NV met een balanstotaal van € 4 miljoen, een omzet van € 8 miljoen en 60 personeelsleden moet een jaarrekening opstellen volgens het volledige schema.

A

Niet waar

Er moet meer dan 1 drempel overschreden worden voor het opstellen volgens volledig schema. Hier wordt enkel die van het personeel overschreden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het eigen vermogen is steeds gelijk aan het verschil tussen de totale activa en vreemd vermogen.

A

Waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zelfstandigen die een vereenvoudigde boekhouding voeren moeten geen jaarrekening opstellen.

A

Niet waar

Ze moeten hun jaarrekening echter niet opstellen volgens een bepaald schema en ze moeten de jaarrekening niet openbaar maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Grote vennootschappen zijn verplicht ten minste halfjaarlijks een boekhoudkundige staat op te stellen volgens het schema van de balans en de resultatenrekening.

A

Niet waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In een NV met een geplaatst kapitaal van € 500.000 dient minimum € 61.500 volstort te zijn door de aandeelhouders.

A

Niet waar

€ 125.000, namelijk ¼ van het geplaatst kapitaal van
€ 500.000.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De Belgische boekhoudwetgeving kwam tot stand in de jaren vijftig. Sindsdien onderging ze nog enkele kleinere aanpassingen.

A

Niet waar

Boekhoudwet dateert van 1975

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Grote vennootschappen zijn wettelijk verplicht ten minste maandelijks een boekhoudkundige staat op te stellen volgens het schema van balans en resultatenrekening.

A

niet waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De neerlegging van de jaarrekening moet gebeuren ten laatste 7 maanden na afsluiting van het boekjaar en binnen de 30 dagen na goedkeuring door de algemene vergadering.

A

Waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

HOOFDSTUK 1 meerkeuze

A

HOOFDSTUK 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Het financiële overzicht dat een antwoord geeft op de vraag ‘Wat is de financiële toestand van een vennootschap op een bepaalde dag?’ is de:
- Resultatenverwerking
- Resultatenrekening
- Balans

A

resultatenrekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Ondernemingen die hun jaarrekening openbaar moeten maken, moeten die jaarrekening neerleggen bij de Balanscentrale van de Nationale Bank:

  • In de maand mei van elk kalenderjaar
  • Binnen de zeven maanden na afsluiting van het boekjaar
  • Binnen de 30 dagen na goedkeuring door de algemene vergadering van aandeelhouders
  • Binnen de zes maanden na afsluiting van het boekjaar
A

Binnen de zeven maanden na afsluiting van het boekjaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Ondernemingen maken hun jaarrekening openbaar door:

  • Neerlegging op de griffie van de Rechtbank van Koophandel
  • Neerlegging bij de Balanscentrale van de Nationale Bank
  • Publicatie en verspreiding van het jaarrapport
  • Bekendmaking van de terbeschikkingstelling op de maatschappelijke zetel
A

Neerlegging op de griffie van de Rechtbank van Koophandel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Prestaties op boekhoudkundig vlak kunnen in België geleverd worden door verschillende wettelijk beschermde beroepscategorieën. Welk van de volgende is geen beschermd beroep?

  • boekhouder
  • bedrijfsrevisor
  • commissaris
  • accountant
A

commissaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke van de volgende organisaties vaardigt geen normen of standaarden uit met betrekking tot de boekhouding?

  • CBN
  • IAASB
  • IASB
  • FASB
A

IAASB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Over een nv weten we het volgende: omzet = € 10.000.000, balanstotaal = € 4.000.000 en personeel = 75 werknemers. Deze vennootschap:

  • Moet een verkort schema van de jaarrekening gebruiken
  • Mag een verkort schema van de jaarrekening gebruiken
  • Mag een vereenvoudigde boekhouding voere
  • Moet een volledig schema van de jaarrekening gebruiken
A

Moet een volledig schema van de jaarrekening gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Het kapitaal van een vennootschap behoort tot:

  • Bezittingen
  • Het eigen vermogen
  • Schulden
  • Activa
A

Het eigen vermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Een naamloze vennootschap met een eigen vermogen van € 1,5 miljoen, schulden van € 2,5 miljoen en een omzet van € 25 miljoen moet een jaarrekening opstellen:

  • Volgens het verkorte schema
  • Volgens het volledige schema
  • Volgens het volledige schema, maar enkel als er meer dan 50 werknemers zijn;
  • Volgens het volledige schema, maar enkel als er meer dan 100 werknemers zijn.
A

Volgens het volledige schema, maar enkel als er meer dan 50 werknemers zijn;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

HOOFDSTUK 2 waar niet waar

A

HOOFDSTUK 2 waar niet waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Een boekhoudjaar mag verschillen van het kalenderjaar, maar moet wel 12 maanden tellen.

A

Niet waar

Een boekhoudjaar kan uitzonderlijk korter of langer zijn dan 12 maanden (bijv. onmiddellijk na de oprichting van de vennootschap)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

De bedrijfscyclus (of kascyclus) geeft een indicatie van de tijd die gemiddeld verloopt tussen de aankoop van goederen of diensten bij de leverancier en de verkoop van deze (eventueel herwerkte) goederen en diensten aan de klant.

A

Niet waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Overgedragen winsten staan op het passief van de balans, overgedragen verliezen op het actief.

A

Niet waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

De winst van een vennootschap is gelijk aan het verschil tussen de gerealiseerde opbrengsten enerzijds en de opgelopen kosten en uitgekeerde dividenden anderzijds.

A

Niet waar

Dividenden hebben geen invloed op de winst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Het principe van de overeenstemming (of matching) houdt onder meer in dat kosten pas in de boekhouding mogen worden opgenomen in de boekjaren nadat de ermee overeenstemmende opbrengsten geboekt zijn (bijv. afschrijvingskosten).

A

Niet waar

Niet nadat, maar in principe in dezelfde boekhoudperiode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Bij boekhouden op ‘cash’ basis (kasaanpak) boeken we opbrengsten wanneer we ze realiseren en kosten als de uitgave plaatsvindt.

A

Niet waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Verkopen worden normaal geboekt op het ogenblik van levering van de goederen of verstrekking van de diensten.

A

Waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Ten gevolge van de beslissing om dividenden uit te keren, daalt het eigen vermogen van een vennootschap.

A

Waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

HOOFDSTUK 2 meerkeuze

A

HOOFDSTUK 2 meerkeuze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Welke van de verrichtingen beïnvloedt het resultaat van een vennootschap niet, in zowel boekhouden op ‘cash’ basis (kasaanpak) als boekhouden op ‘accrual’ basis (toerekeningsaanpak)?

  • Erkenning van de afschrijvingen.
  • Betaling van een cash dividend.
  • Betaling van huur voor de volgende twee maanden.
  • Toerekening van vooruitbetaalde huur.
A

Betaling van een cash dividend.

Dividenden zijn geen kosten maar terugbetalingen aan aandeelhouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Een boekjaar:

  • Begint altijd op 1 januari en eindigt altijd op 31 december
  • Duurt altijd 12 maanden, behalve in het jaar van oprichting van de vennootschap
  • Duurt altijd 12 maanden
  • geen van bovenstaande antwoorden
A

geen van bovenstaande antwoorden

Het boekhoudjaar hoeft niet samen te vallen met het kalenderjaar en het boekjaar kan uitzonderlijk korter of langer zijn dan 12 maanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Het principe van de overeenstemming (of ‘matching’) stelt dat:

  • Geen kosten in de boekhouding mogen worden opgenomen zonder dat de ermee overeenstemmende opbrengsten eveneens geboekt zijn
  • Geen activa in de boekhouding mogen worden opgenomen zonder dat de ermee overeenstemmende passiva eveneens geboekt zijn
  • Geen uitgaven in de boekhouding mogen worden opgenomen zonder dat de ermee overeenstemmende inkomsten eveneens geboekt zijn
A

Geen kosten in de boekhouding mogen worden opgenomen zonder dat de ermee overeenstemmende opbrengsten eveneens geboekt zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Welke van de volgende transacties zou de winst doen dalen volgens de ‘cash’ basis (kasaanpak) maar niet volgens de ‘accrual’ basis (toerekeningsaanpak)?

  • Aankoop van goederen op krediet
  • Voorafbetaling van interesten voor twee periodes
  • Boeking van afschrijvingen
  • Betaling van de elektriciteitsrekening voor de periode.
A

Voorafbetaling van interesten voor twee periodes

Voorafbetaling van interesten voor twee periodes. Zou volgens cash basis geboekt worden als de uitgave plaats vindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is de invloed van het verbruik of de aanwending van vooruitbetaalde huur op de boekhoudkundige gelijkheid?

  • Er is geen effect op de balans, alleen het resultaat wordt beïnvloed
  • Er is geen effect op het totaal van de activa, omdat de stijging van de ene bezitting wordt gecompenseerd door een even grote daling van een andere bezitting
  • Het totaal van de activa en het totaal van de schulden dalen in gelijke mate
  • Het totaal van de activa en het totaal van het eigen vermogen dalen in gelijke mate
A

Het totaal van de activa en het totaal van het eigen vermogen dalen in gelijke mate

Het totaal van de activa en het totaal van het eigen vermogen dalen in gelijke mate. De huur van de desbetreffende maand doet de vooruitbetaalde huur dalen en wordt in kost genomen dus vermindert het overgedragen resultaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

De bedrijfscyclus geeft een indicatie van de tijd die gemiddeld verloopt:

  • tussen de aankoop van grondstoffen en de omvorming tot afgewerkte producten.
  • tussen de verkoop en de betaling door de klant.
    Je antwoordde
  • tussen de aankoop van een machine en zijn wederverkoop aan derden.
  • tussen de betaling aan de leverancier en de betaling door de klant voor dezelfde goederen.
A

tussen de betaling aan de leverancier en de betaling door de klant voor dezelfde goederen.

Tussen de betaling aan de leverancier en de betaling door de klant voor dezelfde goederen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Welke van de volgende uitspraken is correct?

  • Hoe groter het dividend, hoe kleiner het eigen vermogen
  • Hoe groter het overgedragen resultaat, hoe groter het dividend
  • Hoe groter het dividend, hoe kleiner de winst
  • Hoe groter de winst, hoe groter het dividend
A

Hoe groter het dividend, hoe kleiner het eigen vermogen. Het dividend wordt van het overgedragen resultaat afgetrokken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Bij boekhouden volgens de ‘accrual’-basis (toerekeningsaanpak) boeken we:

  • Opbrengsten als ze worden gerealiseerd en kosten als de uitgave plaatsvindt.
  • Opbrengsten als ze worden ontvangen en kosten als ze worden opgelopen
  • Opbrengsten als ze worden gerealiseerd en kosten als ze worden opgelopen.
  • Opbrengsten als ze worden ontvangen en kosten als de uitgave plaatsvindt.
A

Opbrengsten als ze worden gerealiseerd en kosten als ze worden opgelopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Algemeen boekhouden gebeurt op ‘accrual’-basis. In vergelijking met ‘cash’ basis boekhouden leidt dit tot:

  • een hoger resultaat
  • hetzelfde resultaat
  • geen uitspraak mogelijk
  • een lager resultaat
A

geen uitspraak mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Duid het juiste antwoord aan.

  • Het actief van de balans kan negatief zijn
  • De schulden op de balans kunnen negatief zijn
  • Het eigen vermogen op de balans kan negatief zijn

-

A

Het eigen vermogen op de balans kan negatief zijn

Het eigen vermogen op de balans kan negatief zijn. Door een negatief overgedragen resultaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

HOOFDSTUK 3: Juist/fout

A

HOOFDSTUK 3: Juist/fout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

De linkerzijde van een T-rekening verhoogt altijd het saldo van een balansrekening; de rechterzijde van een T-rekening verlaagt altijd het saldo van een balansrekening.

A

NW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

De methode van het dubbel boekhouden houdt in dat er bij elke boeking minstens één rekening wordt gedebiteerd en minstens één rekening gecrediteerd.

A

W

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

In grote vennootschappen ligt de materialiteitsdrempel - in absolute termen - gewoonlijk lager dan in kleine vennootschappen.

A

NW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Volgens het materialiteitsbeginsel hoeven onbelangrijke transacties niet te worden geboekt.

A

NW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

T-rekeningen geven ons een idee van de saldi van de rekeningen, terwijl boekingen in het journaal ons een idee geven van de transacties.

A

W

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Als aan het continuïteitsprincipe is voldaan, dan mag een vennootschap haar bezittingen waarderen tegen hun vervangingswaarde.

A

NW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Het materialiteitsbeginsel stelt dat gegevens uit de jaarrekening enkel materieel zijn indien hun weglating of verkeerde voorstelling de doorsnee gebruiker van die jaarrekening zou misleiden.

A

W

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Een vermindering van de waarde van een bezitting registreren we naar keuze door de bezitsrekening te debiteren met een negatief bedrag of te crediteren met een positief bedrag.

A

NW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

De debet- en credittotalen van de saldibalans zijn altijd kleiner of gelijk aan de totalen van de proefbalans.

A

W

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

In de openingspost worden de balansrekeningen geopend tegen de boekwaarde op het einde van het vorige boekjaar. Kosten- en opbrengstenrekeningen starten het nieuwe boekjaar met een nulsaldo.

A

Waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Elke boekhouding moet worden gevoerd met inachtneming van het Minimum Algemeen Rekeningstelsel.

A

Niet waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Een vennootschap mag de betekenis van bestaande nummers van de MAR veranderen om rekening te houden met de bijzondere aard van het bedrijf.

A

Niet waar

Omschrijving aanpassen mag, betekenis niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Het grootboek dient als basis voor de boekingen in het journaal.

A

NW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

In de saldibalans kan voor een zelfde rekening nooit tegelijk een debet- en een creditsaldo, verschillend van nul, voorkomen.

A

W

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Wanneer je bij de transfer van journaal naar grootboek voor een rekening per vergissing € 75.000 in plaats van € 57.000 debiteert en crediteert, kan je deze fout ontdekken door vergelijking van de totalen van het journaal en de proefbalans.

A

W

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Vlottende schulden zijn schulden die zijn opgelopen binnen de laatste twaalf maanden of binnen de normale bedrijfscyclus indien die langer is dan één jaar.

A

Niet Waar

Vlottende schulden zijn schulden die naar verwachting vervallen binnen de twaalf maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Door de opstelling van de proef- en saldibalans bekomen we zekerheid over de juistheid en volledigheid van alle boekingen in het journaal.

A

Niet waar

Door de opstelling van de proef- en saldibalans bekomen we zekerheid over de juistheid en volledigheid van de transfer van journaal naar grootboek en op de berekening van de totalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Bij het afsluiten van de boekhoudperiode wordt het verschil tussen opbrengsten en kosten, na vermeerdering voor dividenden, overgebracht naar het overgedragen resultaat.

A

NW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

De eindsaldi van de tijdelijke rekeningen uit de afgesloten boekhoudperiode vormen de beginsaldi van deze rekeningen voor de nieuwe boekhoudperiode.

A

Niet waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

In het Belgische standaardschema voor de jaarrekening worden de componenten van het actief en het passief gewoonlijk gerangschikt in volgorde van toenemende liquiditeit.

A

Waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

In het Belgische standaardschema voor de resultatenrekening worden de opbrengsten en de kosten gerangschikt naargelang hun kostenplaats binnen de structuur van de vennootschap.

A

Niet waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

De balans wordt opgesteld na belastingen en voor winstverdeling.

A

Niet waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Het totaal van de proefbalans moet gelijk zijn aan het totaal van de saldibalans.

A

NW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Het totaal van de balans moet gelijk zijn aan het totaal van de saldibalans (beide na resultaatverwerking).

A

NW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Alle rekeningen met betrekking tot kosten of opbrengsten zijn tijdelijke rekeningen.

A

Waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

HOOFDSTUK 3 MEERKEUZE

A

HOOFDSTUK 3 MEERKEUZE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Welke eigenschap is kenmerkend voor een tegen- of contrarekening?

  • Het saldo van een contrarekening is gewoonlijk groter dan dat van de begeleidende rekening.
  • Wanneer de contrarekening een debetsaldo heeft, dan heeft de begeleidende rekening normaal een creditsaldo.
  • Een contrarekening volgt de algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen niet, in tegenstelling tot de begeleidende rekening.
  • Een contrarekening is altijd terug te vinden onder de schulden van de balans.
A

Wanneer de contrarekening een debetsaldo heeft, dan heeft de begeleidende rekening normaal een creditsaldo.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Volgens het boekhoudkundige beginsel van de continuïteit (going-concern) worden machines gewaardeerd tegen:

  • vervangingswaarde
  • elk van vermelde antwoorden, mits op consistente wijze toegepast.
  • aanschaffingswaarde minus gecumuleerde afschrijvingen.
  • verkoopwaarde
A

aanschaffingswaarde minus gecumuleerde afschrijvingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Wanneer een vennootschap een verkeerde boeking uitvoert en dat vaststelt, dan:

  • moet ze deze boeking uit het journaal schrappen
  • moet ze deze boeking tegenboeken, maar dat mag pas in de volgende boekingsperiode.
  • ontslaat ze de boekhouder.
  • moet ze deze boeking zo snel mogelijk tegenboeken.
A

moet ze deze boeking zo snel mogelijk tegenboeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Wanneer de rekening Voorraad handelsgoederen een creditsaldo toont, betekent dit:

  • dat er een verkeerde boeking is uitgevoerd (de rekening moet altijd een debetsaldo hebben).
  • dat er een waardevermindering is geboekt op de voorraad, bijvoorbeeld voor verouderde goederen.
  • dat de goederen verkocht zijn met verlies.
  • dat er goederen uit het magazijn werden vervreemd (diefstal).
A

dat er een verkeerde boeking is uitgevoerd (de rekening moet altijd een debetsaldo hebben).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Impliciete transacties worden gewoonlijk geboekt in:

  • het financiële journaal.
  • het diverse verrichtingen journaal.
  • het aankoopjournaal.
  • het verkoopjournaal
A

het diverse verrichtingen journaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Welke uitspraak is fout?

  • Bij het dubbelboekhouden gebeuren de boekingen zowel in het journaal als in het grootboek, zijnde de verzameling van alle rekeningen
  • Het balansevenwicht wordt bij het boekhouden bewaard indien bij elke boeking voor evenveel gedebiteerd als gecrediteerd wordt.
  • De totalen van de debet- en creditbedragen van de grootboekrekeningen worden op geregelde tijdstippen ingeschreven in de proefbalans.
  • Het saldo van elk van de grootboekrekeningen verschijnt in de saldibalans. Het totaal van de saldibalans moet gelijk zijn aan het totaal van het journaal.
A

Het saldo van elk van de grootboekrekeningen verschijnt in de saldibalans. Het totaal van de saldibalans moet gelijk zijn aan het totaal van het journaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Wanneer bij de betaling van een leverancier gedebiteerd wordt op Handelsvorderingen in plaats van op Leveranciersschulden, dan blijkt de fout mathematisch het eerst uit:

  • de eindbalans
  • de proefbalans.
  • geen van de vermelde antwoorden zijn correct
  • de saldibalans.
A

geen van de vermelde antwoorden zijn correct.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Een termijnrekening over een periode van meer dan één jaar vinden we op het actief van de balans bij de:

  • geldbeleggingen.
  • vorderingen op meer dan één jaar.
  • financiële vaste activa.
  • liquide middelen
A

financiële vaste activa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Welke van de volgende beweringen is correct?

  • Permanente rekeningen vertonen nooit een nulsaldo.
  • Tijdelijke rekeningen vertonen nooit een nulsaldo.
  • Tijdelijke rekeningen vertonen een nulsaldo na de afsluiting.
  • Permanente rekeningen vertonen een nulsaldo na de afsluiting.
A

Tijdelijke rekeningen vertonen een nulsaldo na de afsluiting.

81
Q

HOOFDSTUK 4 JUIST OF FOUT

A

H4 JF

82
Q

Op het einde van het boekjaar moet het (debet)saldo van de rekening 4070 Dubieuze debiteuren gelijk zijn aan het (credit)saldo van de rekening 4090 Geboekte waardeverminderingen

A

Niet waar

83
Q

Elke btw-belastingplichtige kan kiezen tussen een maandaangifte en een kwartaalaangifte van zijn belastbare handelingen.

A

Niet waar

84
Q

De door de vennootschap aan de overheid betaalde btw heeft geen invloed op haar resultaten.

A

Waar

85
Q

Waardeverminderingen worden geboekt op het geheel of een gedeelte van de handelsvorderingen inclusief btw.

A

Niet waar

exclusief btw

86
Q

Bij de geïndividualiseerde methode gaan we er van uit dat alle vorderingen volledig inbaar zijn tot bewijs van het tegendeel.

A

Waar

87
Q

Bij levering van goederen aan een vennootschap uit een ander EU-land wordt geen btw aangerekend.

A

Waar

88
Q

Een vennootschap heeft altijd meer ‘Te betalen btw’ dan ‘Terug te vorderen btw’.

A

Niet waar

89
Q

Het creditsaldo van de rekening 4090 Geboekte waardeverminderingen is gewoonlijk hoger bij gebruik van de methode van het percentage van de gefactureerde verkopen dan bij gebruik van de methode van het percentage van de uitstaande vorderingen.

A

Niet waar

90
Q

Bij het gebruik van forfaitaire methodes om waardeverminderingen op vorderingen te registreren, voeren we geen overboeking uit van 4000 Handelsvorderingen naar 4070 Dubieuze debiteuren.

A

Waar

91
Q

De rekening Dubieuze debiteuren verhoogt het actief van de balans.

A

Waar

92
Q

De btw wordt niet gedragen door de vennootschap, omdat zij bij de inning van die belasting slechts een rol van tussenpersoon vervult tussen de eindverbruiker en de overheid.

A

Waar

93
Q

HOOFDSTUK 4 MEERKEUZE

A

H4 MK

94
Q

Welke van de volgende uitspraken is correct?

  • Omzet is inclusief, verkopen exclusief btw.
  • Verkopen zijn inclusief, omzet exclusief btw.
  • Verkopen en omzet zijn INclusief btw
  • Verkopen en omzet zijn EXclusief btw
A

Verkopen zijn inclusief, omzet exclusief btw.

95
Q

De omzet kan groter zijn dan de verkopen ten gevolge van:

  • de rechtstreeks met de omzet verbonden belastingen, in het bijzonder de belasting over de toegevoegde waarde.
  • verkopen buiten het kader van de gewone bedrijfsuitoefening.
  • de onttrekkingen in natura aan de onderneming door zelfstandigen voor hun eigen behoeften.
  • de op de verkoopprijs in de handel toegestane kortingen (afslag, ristorno, rabat)
A

de onttrekkingen in natura aan de onderneming door zelfstandigen voor hun eigen behoeften.

96
Q

Het saldo van de rekening 4070 Dubieuze debiteuren, bij gebruik van de geïndividualiseerde methode:

  • is normaal groter dan het saldo van de rekening 4090 Geboekte waardeverminderingen.
  • is normaal kleiner dan het saldo van de rekening 4090 Geboekte waardeverminderingen.
  • is normaal gelijk aan het saldo van de rekening 4090 Geboekte waardeverminderingen, maar met tegengesteld teken.
  • is normaal gelijk aan het saldo van de rekening 4090 Geboekte waardeverminderingen, en heeft hetzelfde teken.
A

is normaal groter dan het saldo van de rekening 4090 Geboekte waardeverminderingen.

97
Q

Bij het boeken van een 100 % waardevermindering op een handelsvordering ter waarde van € 1.200 (incl. btw):

  • Geen van de vermelde antwoorden.
  • debiteren we de rekening 4090 Geboekte waardeverminderingen voor € 1.200.
  • debiteren we de rekening 4090 Geboekte waardeverminderingen voor € 1.000 en de rekening 4110 Terug te vorderen btw voor € 200.
  • debiteren we de rekening 4090 Geboekte waardeverminderingen voor € 1.000.
A

Geen van de vermelde antwoorden.

98
Q

Wanneer we een vordering van € 1.200 (incl. btw) voor de helft als oninbaar beschouwen, dan boeken we:

  • € 1.200 op het credit van de rekening 4090 Geboekte waardeverminderingen.
  • € 500 op het credit van de rekening 4090 Geboekte waardeverminderingen.
  • € 1.000 op het credit van de rekening 4090 Geboekte waardeverminderingen.
  • € 600 op het credit van de rekening 4090 Geboekte waardeverminderingen.
A

€ 500 op het credit van de rekening 4090 Geboekte waardeverminderingen.

99
Q

Een vennootschap ontvangt een factuur van haar leverancier van brandstof voor auto’s gebruikt door haar verkopers voor een totaal bedrag van € 840 (incl. 20 % btw). Welke van de volgende uitspraken is correct?

  • De vennootschap debiteert rekening 4110 Terug te vorderen btw voor een bedrag van € 140.
  • De vennootschap debiteert rekening 4110 Terug te vorderen btw voor een bedrag van € 168.
  • De vennootschap crediteert rekening 4510 Te betalen btw voor een bedrag van € 140.
  • Geen van de vermelde antwoorden.
A

Geen van de vermelde antwoorden.

100
Q

Waardeverminderingen worden geboekt:

  • voor het geheel of voor een gedeelte van de dubieuze handelsvorderingen inclusief btw.
  • voor het geheel van de dubieuze handelsvorderingen exclusief btw.
  • voor het geheel of voor een gedeelte van de dubieuze handelsvorderingen exclusief btw.
  • voor het geheel van de dubieuze handelsvorderingen inclusief btw.
A

voor het geheel of voor een gedeelte van de dubieuze handelsvorderingen exclusief btw.

101
Q

Wanneer we vermoeden dat een klant zijn schulden niet of slechts gedeeltelijk zal kunnen terugbetalen, boeken we gewoonlijk:

  • de vordering volledig (incl. btw) over naar dubieuze debiteuren.
  • een waardevermindering voor het volledige bedrag (incl. btw) van de vordering.
  • de vordering volledig (excl. btw) over naar dubieuze debiteuren.
  • een waardevermindering voor het volledige bedrag (excl. btw) van de vordering.
A

de vordering volledig (incl. btw) over naar dubieuze debiteuren.

102
Q

De geboekte waardevermindering op handelsvorderingen is het hoogst bij het gebruik van de forfaitaire methode gebaseerd op:

  • geen uitspraak mogelijk.
  • het percentage van de uitstaande vorderingen
  • de ouderdomsanalyse van de uitstaande vorderingen.
  • het percentage van de gefactureerde verkopen.
A

geen uitspraak mogelijk.

103
Q

HOOFDSTUK 5 JF

A

HOOFDSTUK 5 JF

104
Q

Een volgens gewogen gemiddelde prijzen gewaardeerde voorraad is nooit meer waard dan een FIFO-voorraad en nooit minder waard dan een LIFO-voorraad.

A

niet waar

105
Q

De waardering van voorraden tegen de lagere marktwaarde mag niet worden gehandhaafd indien de marktwaarde terug uitstijgt boven het niveau van die lagere waarde.

A

Waar

106
Q

De waarde van de eindvoorraad is normaal realistischer bij FIFO dan bij LIFO bij stijgende prijzen, bij LIFO dan bij FIFO bij dalende prijzen.

A

Niet waar

107
Q

Volgens de methode van de integrale vervaardigingsprijs omvat de vervaardigingsprijs het evenredig deel van de productiekosten die slechts onrechtstreeks aan het individuele product of aan de productengroep toerekenbaar zijn, voor zover deze kosten op de normale productieperiode betrekking hebben.

A

Waar

108
Q

Bij gelijkblijvende prijzen leiden FIFO, LIFO en gewogen gemiddelde tot dezelfde resultaten.

A

Waar

109
Q

Het bedrag van de LIFO-reserve is gelijk aan het belastingvoordeel t.o.v. het gebruik van de FIFO-methode.

A

Niet waar

110
Q

In het permanent voorraadstelsel verschijnt de voorraad bij aankoop enkel op de balans. Pas ter gelegenheid van de verkoop verschijnt hij in de resultatenrekening als kostprijs van de verkochte goederen.

A

Waar

111
Q

Hoe hoger de kostprijs van de verkochte goederen, hoe lager de waarde van de eindvoorraad.

A

Waar

112
Q

Bij een periodiek voorraadstelsel moet periodiek, d.w.z. ten minste eens per jaar, een fysieke inventaris plaatsvinden. Bij een permanent voorraadstelsel is dit niet nodig.

A

Niet waar

113
Q

Voor producten waarvan de productie- of afwerkingsduur meer dan een jaar bedraagt, mag de interest op het voor hun financiering ontleende vermogen bij de vervaardigingsprijs gevoegd worden, en dit voor de tijd die nog verloopt tussen het afwerkingsmoment en het tijdstip van verkoop.

A

Niet waar

Niet na het afwerkingsmoment.

114
Q

Bij stijgende prijzen is de voorraadwaarde per einde boekjaar gewoonlijk hoger wanneer we de methode van de gewogen gemiddelde prijzen continu in plaats van periodiek toepassen.

A

Waar

115
Q

De waarde van de voorraad gereed product is hoger bij waardering tegen de integrale vervaardigingsprijs dan bij waardering tegen de variabele vervaardigingsprijs.

A

waar

116
Q

Door aanpassing van de waarderingsregels voor voorraden van FIFO naar gewogen gemiddelde (in geval van stijgende prijzen) vermindert de winst van het boekjaar.

A

Waar

117
Q

De LIFO-reserve is een deel van het eigen vermogen op het passief van de balans

A

Niet waar

118
Q

Voor producten waarvan de productie- en afwerkingsduur minder dan één jaar bedraagt, mag de interest op het voor hun financiering ontleende vermogen bij de vervaardigingsprijs gevoegd worden.

A

Niet waar

119
Q

Waarderingsmethodes zoals FIFO of LIFO mogen alleen worden gebruikt voor homogene goederen.

A

Waar

120
Q

Wanneer een vennootschap haar voorraden FIFO waardeert, stelt ze haar belastingbetalingen uit ten opzichte van een situatie van LIFO waardering (in geval van stijgend prijsniveau).

A

Niet waar

121
Q

De keuze van de methode van voorraadwaardering houdt geen verband met de werkelijke fysieke doorstroming van de producten binnen de voorraad.

A

Waar

122
Q

Bij stijgende prijzen is de FIFO-winst altijd hoger dan de LIFO-winst.

A

Niet waar

123
Q

Door LIFO-waardering toe te passen verrichting per verrichting en niet per periode, kan de vennootschap het gerapporteerde winstcijfer manipuleren (door het uitvoeren van late aankopen vlak voor afsluiting).

A

Niet Waar

124
Q

Door gebruik te maken van een periodiek voorraadstelsel blijft in de resultatenrekening het onderscheid duidelijk zichtbaar tussen de aankopen en verkopen waarmee effectieve externe (kas)stromen gepaard gaan enerzijds en de voorraadbewegingen binnen de vennootschap anderzijds.

A

Waar

125
Q

De regel lower-of-cost or market is een toepassing van het voorzichtigheidsbeginsel.

A

Waar

126
Q

Wanneer de beginvoorraad groter is dan de eindvoorraad, debiteren we een kostenrekening ‘voorraadwijziging’.

A

Waar

127
Q

Bij een stijging van de voorraad moet een vennootschap de voorraadwijziging boeken door een kostenrekening te crediteren. Bijgevolg: hoe groter de voorraad, hoe meer winst een vennootschap maakt.

A

Niet waar

128
Q

De technieken van het percentage van de gefactureerde verkopen en het percentage van de uitstaande vorderingen zijn beide forfaitaire methodes. Bij de eerste methode wordt op het einde van het jaar een waardevermindering bijgeboekt als percentage van de omzet gedurende dat jaar, bij de tweede methode als percentage van de handelsvorderingen op het einde van dat jaar

A

Waar

Bij de methode van het percentage van de uitstaande vorderingen wordt er niet bijgeboekt met, wel aangevuld tot het percentage van de handelsvorderingen per einde boekjaar.

129
Q

Een ristorno is een prijsreductie voor goederen van mindere kwaliteit of voor goederen die te laat worden geleverd.

A

Niet waar

Een prijsreductie voor goederen van mindere kwaliteit of voor goederen die te laat worden geleverd is een rabat. Een ristorno is een handelskorting bij verkoop aan trouwe of specifieke afnemers.

130
Q

De btw wordt berekend op de omzet verminderd met de betalingskorting, zelfs als de betalingskorting uiteindelijk niet wordt genomen

A

Waar

131
Q

Betalingskortingen worden berekend op het bedrag van de verkopen exclusief btw.

A

Waar

132
Q

Bij uitgifte van een kredietnota debiteren we de btw-rekening.

A

Waar

133
Q

Bij een verkoop op krediet kan er geen betalingskorting worden toegestaan

A

Niet waar

Er kan bijvoorbeeld een betalingskorting worden toegestaan voor een betaling binnen x dagen na ontvangst van de factuur

134
Q

Het al dan niet vermelden van betalingskortingen (door de leverancier) heeft geen invloed op de te betalen btw (bij de leverancier).

A

niet waar

135
Q

Wanneer een vennootschap handels- of betalingskortingen toekent, leidt dat tot een vermindering van haar omzet.

A

Niet waar

Enkel bij handelskortingen leidt dat tot een vermindering van haar omzet. Betalingskortingen beïnvloeden de nettowaarde van de omzet niet. Ze geven aanleiding tot financiële kosten.

136
Q

HOOFDSTUK 6 JF

A

HOOFDSTUK 6 JF

137
Q

Anticipatieposten worden in de tijd geboekt vóór de er betrekking op hebbende cashflow.

A

Waar

138
Q

‘Over te dragen opbrengsten’ verschijnen op de balans als een schuld.

A

Waar

139
Q

Verworven opbrengsten en Toe te rekenen kosten zijn anticipatieposten.

A

Waar

140
Q

De rekening 4440 Te ontvangen facturen wordt gebruikt voor kosten die uitsluitend in het eerste boekjaar vallen, maar pas in het tweede boekjaar door de leverancier worden gefactureerd.

A

Waar

141
Q

In het volgende boekjaar te ontvangen facturen waarvan de kosten uitsluitend op het af te sluiten boekjaar betrekking hebben, boeken we via de overlopende rekening 4920 ‘Toe te rekenen kosten’.

A

Niet waar

142
Q

‘Over te dragen kosten’ boeken we in de volgende boekingsperiode tegen via ‘Toe te rekenen kosten’.

A

Niet waar

143
Q

‘Toe te rekenen kosten’ kunnen nooit voorkomen op het actief van de balans.

A

waar

144
Q

Een krantenuitgever die betalingen voor jaarabonnementen vooruit ontvangt moet de over te dragen opbrengsten gedeeltelijk crediteren.

A

Waar

145
Q

Over te dragen kosten omvatten het pro rata van kosten die werden gemaakt tijdens het boekjaar of tijdens een vorig boekjaar, maar die ten laste van een of meer volgende boekjaren moeten worden gebracht.

A

Waar

146
Q

‘Over te dragen opbrengsten’ en ‘toe te rekenen kosten’ zijn beide overlopende rekeningen van het passief.

A

waar

147
Q

HOOFDSTUK 7 JF

A

HOOFDSTUK 7 JF

148
Q

De procentuele voorziening voor vakantiegeld is hoger voor bedienden dan voor arbeiders omdat bedienden meestal meer verdienen dan arbeiders.

A

Niet waar

149
Q

De brutobezoldiging omvat de werknemersbijdrage aan de RSZ.

A

Waar

150
Q

De RSZ-schulden voor de vennootschap nemen in principe alleen toe met de werkgeversbijdrage RSZ en alleen af bij betaling door de vennootschap van de maandelijkse voorschotten (met een kwartaalregularisatie voor het eventuele saldo).

A

Niet waar

151
Q

De RSZ schulden in de balans van een vennootschap hebben betrekking op zowel de werknemersbijdrage RSZ als de werkgeversbijdrage RSZ.

A

waar

152
Q

Het dubbel vakantiegeld stemt overeen met het normale loon voor de vakantiedagen

A

Niet waar

153
Q

Het dubbel vakantiegeld is meestal ongeveer het dubbele bedrag van het enkel vakantiegeld.

A

Niet waar

154
Q

In België bestaat er een grote overeenstemming tussen de regels van het fiscaal recht en het boekhoudrecht ter bepaling van het resultaat.

A

waar

155
Q

HOOFDSTUK 8 JF

A

HOOFDSTUK 8 JF

156
Q

De procentuele voorziening voor vakantiegeld is hoger voor bedienden dan voor arbeiders omdat bedienden meestal meer verdienen dan arbeiders.

A

Niet waar

157
Q

De brutobezoldiging omvat de werknemersbijdrage aan de RSZ.

A

waar

158
Q

De RSZ-schulden voor de vennootschap nemen in principe alleen toe met de werkgeversbijdrage RSZ en alleen af bij betaling door de vennootschap van de maandelijkse voorschotten (met een kwartaalregularisatie voor het eventuele saldo).

A

niet waar

159
Q

De RSZ schulden in de balans van een vennootschap hebben betrekking op zowel de werknemersbijdrage RSZ als de werkgeversbijdrage RSZ.

A

waar

160
Q

Het dubbel vakantiegeld stemt overeen met het normale loon voor de vakantiedagen.

A

niet waar

161
Q

H9 JF

A

H9 JF

162
Q

In België bestaat er een grote overeenstemming tussen de regels van het fiscaal recht en het boekhoudrecht ter bepaling van het resultaat.

A

waar

162
Q

Het dubbel vakantiegeld is meestal ongeveer het dubbele bedrag van het enkel vakantiegeld.

A

niet waar

163
Q

Aandelen kunnen worden uitgegeven zonder vermelding van hun nominale waarde

A

waar

164
Q

Het opgevraagd kapitaal van een nv is gelijk aan het Geplaatste kapitaal (rekening 1000), min het Niet opgevraagd kapitaal (rekening 1010).

A

waar

165
Q

Een inbreng in natura ter gelegenheid van de oprichting van een nv kan gebeuren met immateriële vaste activa.

A

waar

166
Q

Een interimdividend mag alleen worden uitgekeerd uit de in het betrokken boekjaar al gerealiseerde winst.

A

niet waar

ook uit overgedragen resultaat

167
Q

De rekening Overgedragen resultaat toont het gecumuleerde bedrag van de resultaten (winsten of verliezen) uit de voorgaande boekjaren.

A

Niet waar

De rekening Overgedragen resultaat toont het gecumuleerde bedrag van de resultaten (winsten of verliezen) uit de voorgaande boekjaren.

168
Q

De rekening 1010 Niet opgevraagd kapitaal kan slechts een debetsaldo hebben voor nv’s met een geplaatst kapitaal hoger dan het minimumkapitaal.

A

waar

169
Q

Nv’s moeten ieder jaar tenminste 5 % van hun netto-omzet naar een wettelijke reserve boeken en dit tot die reserve 10 % van het kapitaal bedraagt.

A

niet waar

170
Q

Bij de oprichting van een NV door openbare inschrijving moet het kapitaal eerst gestort worden op een geblokkeerde bankrekening. Deze beperking is niet van toepassing bij een kapitaalverhoging door openbare inschrijving.

A

niet waar

171
Q

Zolang het ingetekende kapitaal van een NV niet volledig is volstort, moeten de betreffende aandelen op naam blijven.

A

waar

172
Q

Vervroegde stortingen van niet opgevraagd kapitaal worden beschouwd als een schuld van de nv ten opzichte van de aandeelhouders.

A

waar

173
Q

Wanneer we het overgedragen resultaat incorporeren in het kapitaal, voeren we een simpele boeking uit: Dt Overgedragen resultaat aan Ct Kapitaal.

A

Niet waar

174
Q

Bij een nv met een overgedragen verlies is het eigen vermogen per definitie kleiner dan het kapitaal.

A

niet waar

175
Q

Bij de inlijving of incorporatie van reserves vermindert het kapitaal van de nv.

A

niet waar

176
Q

Aandelen kunnen nooit onder pari worden uitgegeven.

A

Waar

177
Q

Het niet opgevraagd kapitaal van een NV mag nooit meer bedragen dan het minimumkapitaal (€ 61.500).

A

niet waar

178
Q

Bij de oprichting van een nv moet het in geld gestorte kapitaal behouden blijven op een geblokkeerde bankrekening voor een periode van drie maanden.

A

Niet waar

179
Q

Als de uitgekeerde interimdividenden de uiteindelijk vastgestelde totale dividenden te boven gaan, dan wordt het verschil beschouwd als een voorschot op de dividenden van het volgende boekjaar.

A

Waar

180
Q

Wanneer een nv wordt opgericht door middel van openbare inschrijving worden alle inschrijvers op het kapitaal beschouwd als oprichters.

A

niet waar

181
Q

Indien een vennootschap besluit haar bedrijf stop te zetten dienen de oprichtingskosten volledig te worden afgeschreven.

A

waar

182
Q

Een vennootschap moet geboekte kapitaalsubsidies afschrijven volgens het tempo dat geldt voor de vaste activa waarvoor ze werden verkregen.

A

waar

183
Q

Het geplaatste kapitaal is een rubriek die staat op het passief van de balans.

A

waar

184
Q

Het bij de resultaatverwerking te verwerken bedrag is gelijk aan het resultaat (winst of verlies) van het boekjaar.

A

niet waar

185
Q

De wettelijke reserve in een nv moet worden aangevuld met 5 % van de nettowinst tot ze
10 % van het minimumkapitaal bedraagt.

A

niet waar

186
Q

De laatste rubriek van de resultatenrekening ‘XI. Te bestemmen winst (/Te verwerken verlies) van het boekjaar’ toont het resultaat van de vennootschap na resultaatverwerking.

A

niet waar

187
Q

Een vennootschap kan geen dividend uitkeren wanneer ze haar boekjaar met een verlies afsluit.

A

niet waar

188
Q

Een vennootschap kan alleen maar dividenden uitkeren wanneer ze in dat boekjaar winst heeft gemaakt.

A

niet waar

189
Q

Een vennootschap moet haar negatief overgedragen resultaat (inclusief reserves) eerst aanzuiveren alvorens ze dividenden mag uitkeren

A

waar

190
Q

H10

A

H10

191
Q

De besteding van voorzieningen voor grote onderhoudswerken gebeurt volgens hetzelfde tempo als de afschrijvingen op die uitgevoerde werken (matching).

A

niet waar

192
Q

Voorzieningen behoren tot het eigen vermogen van een vennootschap.

A

niet waar

Voorzieningen behoren noch tot het eigen. noch tot het vreemd vermogen.

193
Q

Wanneer een niet-ingedekte termijnverrichting aanleiding geeft tot een latent verlies. dan moet de vennootschap daarvoor voorzieningen boeken.

A

waar

194
Q

Voorzieningen dienen om duidelijk omschreven verliezen of kosten te dekken die waarschijnlijk of zeker zijn maar waarvan het bedrag niet vaststaat.

A

waar

195
Q

Volgens het principe van de overeenstemming (matching) leggen we voorzieningen aan in de jaren die grote herstellingswerken voorafgaan en schrijven we nadien de kosten van die herstellingswerken op een systematische manier af.

A

niet waar

196
Q

Wanneer een vennootschap het waarschijnlijk tot zeker acht dat haar leverancier in de loop van de volgende maanden zijn prijzen zal verhogen. dan moet ze daar voorzieningen voor aanleggen.

A

niet waar

te vage omschrijving

197
Q

Bij het stellen van een waarborg moet een vennootschap:

  • voorzieningen boeken op het moment dat ze de waarborg stelt.
  • voorzieningen boeken als het waarschijnlijk wordt dat de waarborgbegunstigde zijn verplichtingen niet zal naleven.
  • voorzieningen boeken op het moment dat de schuldeiser haar aanspreekt voor de gewaarborgde schuld.
  • nooit voorzieningen boeken (het gaat immers om een verplichting buiten balans).
A

voorzieningen boeken als het waarschijnlijk wordt dat de waarborgbegunstigde zijn verplichtingen niet zal naleven.