Boeken Woorden Flashcards
1
Q
Bad weather
A
Vies weer
2
Q
Pull
A
Trekken -trekt - trek
3
Q
Fell
A
Vallen - valt - val
4
Q
Run away
A
Ren weg
5
Q
Thief
A
Dief
6
Q
Bottle
A
Fles
7
Q
Angry
A
Boos
8
Q
Get out
A
Stapt uit
9
Q
Sting
A
Steken . Steekt . Steek
10
Q
Sidewalk
A
Stoep
11
Q
Shine
A
Schijnt
12
Q
Stove
A
Fornuis
13
Q
Smell
A
Ruiken - ruikt - ruik
14
Q
Shame
A
Schaamt
15
Q
Button
A
Knop
16
Q
Fire ( yangin)
A
Brand
17
Q
Extinguish( söndürme)
A
Blussen
18
Q
Smooth
A
Glad
19
Q
Bahçe hortumu
A
Tuinslang
20
Q
Scream
A
Gillen-gilt - gil 😱
21
Q
OWN
A
Eigen
22
Q
Jump
A
Springen - springt - spring
23
Q
Slap
A
Slaan , slaat . Sla
24
Q
Go up
A
Omhoog
25
Moving staircase
Roltrap
26
Floor
Verdieping
27
Cheese maker
Kaasboer
28
Catch
Vangen , vangt , vang
29
Wheel
Wiel
30
Forward
Vooruit
31
Wake up
Worden wakker - wordt wakker - word wakker
32
Mess ( dağınıklık )
Rommel
33
Forward
Vooruit
34
Quite
🤫 stil
35
Brake
Breken - breekt , breek
36
Dare ( Cesareo etmek
Durf, durft
37
Stab ( saplamak
Steek - steekt - steken
38
Painkiller
Pijnstiller
39
Out
Eruit
40
Bring
Breng - brengt - brengen
41
Stomach
De maag
42
Pump uit - move with a pump
Pompen - pompt pomp
43
Want
Willen - wil
