boek werken in de retail hfst 3 en 7 reader management t/m hfst 3 personeelsbeleid Flashcards

1
Q

wat wordt er vermeld in je arbeidsovereenskomst

A

de begindatum en je einddatum of als je een onbepaalde tijd contract hebt. is je begindatum al bekend maar je einddatum bepaal jezelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waar kan je je dienstverband vinden?

A

in je arbeidsovereenkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat staat er in je dienstverband

A

of je fulltime parttime of hulpkracht bent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waaruit bestaan je arbeidsvoorwaarden?

A

uit als eerst primaire, secundaire en als laatst tertiaire arbeidsvoorwaarden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn voorbeelden van primaire voorwaarden?

A
loon
overwerktoeslag
werktijden
aantal vakantiedagen
vakantiegeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn voorbeelden van secundaire voorwaarden?

A

reiskostenvergoeding
studiekostenvergoeding
personeelskorting
bedrijfskleding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn voorbeelden van tertiaire voorbeelden?

A

een kantine
bedriifsfitness
kinderopvang
personeelsfeest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waar staat CAO voor?

A

collectieve arbeidsovereenskomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is een CAO?

A

in de cao staan alle afspraken tussen medewerkers en werkgevers. per branche of bedrijfstak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat staat er in een cao?

A

alle afspraken over de arbeidsvoorwaarden tussen medewerkers en werkgevers.
Alle bedrijven die bij een cao horen moeten zich eraan houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waar is een proeftijd voor?

A

om als werkgever en als werknemer te kijken of het werk geschikt is voor jou.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoelang kan een proeftijd duren?

A

het langste is max 2 maanden dat is bij een arbeidscontract van 2 jaar of langer.
ook bij een onbepaalde tijd contract heb je max 2 maanden. korter dan 2 jaar heb je 1 maand proeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat kunnen redenen om op staande voet ontslagen worden?

A
te vaak ongeoorloofd verzuim
collega's bedreigen of mishandelen
intiem zijn met colllega's
verkeerde informatie doorgeven
dronken zijn 
stelen of fraude plegen
niet willen werken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is een reden om op staande voet ontslag te nemen?

A

niet betaald krijgen
een erge ruzie
bedreigd of mishandeld worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat gebeurt er bij eenzijdig ontslag?

A

een van de partijen is niet eens met de reden voor ontslag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat moet de werkgever doen bij eenzijdig ontslag?

A

een ontslagvergunning aanvragen bij uwv. Hij moet dan aantonen dat het een goede reden geweest is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is ontslag met wederzijds goedvinden?

A

als beide partijen het eens zijn over het ontslag. je moet wel je opzegtermijn vervullen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is goede beroepshouding?

A

zijn alle vaardigheden en eigenschappen die je nodig hebt om goed te kunnen werken in de retail.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat voor kennis is handig om met klanten en collega’s mee om te gaan?

A

goed de organisatie kennen van het bedrijf.
de regels kennen van het bedrijf
weten wat er in je assortiment zit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat zijn sterke vaardigheden

A

goed kunnen rekenenen
rustig blijven in drukke situaties
goed schoonmaken
sterke communicatie skills

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat voor eigenschappen heb je nodig in de retail?

A
je moet klantgericht zijn
klantvriendelijk
empathisch
stressbestendig
sociaal zijn
zelfverzorging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat betekent medezeggenschap?

A

het meepraten of invloed uitoefenen binnenin een onderneming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat is directe medezeggenschap?

A

als je als medewerker mag meepraten tijdens een vergadering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

waar gaat een werkbespreking over?

A

over zaken die direct over het werk gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

waar gaat een werkoverleg over?

A

een werkoverleg gaat meer over het werk in het algemeen dan kan je het hebben over verandering in het werk, roosters, vakanties .

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

wat zijn de voordelen van een werkoverleg?

A

meer tevredenheid onder medewerkers

Medewerkers krijgen meer invloed op de besluitvorming van de winkel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

hoe neem je de leiding tijdens een werkbespreking en werkoverleg?

A

dat doe je door op de hoogte blijven van alle recente ontwikkelingen, zoals wie is er ziek, zwanger of op vakantie. Het is ook goed om te weten wie het beste een taak kan doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

hoe bereid je een werkoverleg voor?

A

dat doe je door een overzicht te maken met alles wat besproken moet worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

wat kan er in een werkoverleg voorbereiding overzicht staan.

A

wie, hoe en wanneer iets gedaan moet worden
wie de leiding heeft tijdens samenwerkingen
hoe je problemen kan rapporteren
hoe je moet reageren als iemand een vraag heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

wat is indirect medezeggenschap?

A

dat je als medewerker niet dirct invloed kan uitoefenen op de onderneming maar via een andere persoon dat moet doen.

dat je via een andere manier inspraak doet netals hoe het in de 2e kamer werkt. Ik stem op iemand en die persoon zit namens mij in de 2e kamer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

waar kan je indirect medezeggenschap tegenkomen?

A

in een ondernemingsraad

personeelvertegenwoording

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

wat is een ondernemingsraad?

A

het bestaat uit werknemers van de organisatie. zei komen op voor het belang van de werknemers en hebben direct contact met de directie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

wat is strategisch management (topmanagement) ?

A

dat zijn de doelstellingen, directie en het beleid. dit allemaal kan ook een ondernemer doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

wat is het doel van een doeltactisch management (midden-kadermanagement) ?

A

hun doel is om de doelstelllingen te veranderen in filialen. die krijgt een filiaalmanager te horen en die voert hij uit!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

wat is het operationeel management (lager management) ?

A

dit zijn de gene die de plannen van tactisch management uitvoert. dit zijn dan alle medewerkers onder de filiaalmanager.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

wat is constitueren als manager taak???

A

het werk voorbereiden voor je medewerkers en het alvast plannen hoe het gedaan moet worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

wat is dirigeren als manager taak???

A

Je begeleidt de medewerkers tijdens het uitvoeren cvan de taak

dat is het sturen van je medewerkers tijdens een taak je begeleid je medewerkers tijdens het uitvoeren van je taak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

wat zijn essenstiele taken voor een leidinggevende

A
vooruitzien
organiseren
coordineren
opdrachten geven
controleren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

hoe moet een leidinggevende vooruitzien?

A

door te vragen aan zichzelf hoe die iets gaat aanpakken. Dan kan je vragen op welke doelgroep je gaat focussen. Wat is je doel en hoe ga je dat aanpakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

hoe organiseert een leidinggevende?

A

Je maakt plannen en het is belangrijk voor jou dat iedereen ervan af weet. Ook moet iedereen de juiste middelen hebben om de plannen te behalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

hoe coördineert een leidinggevende?

A

Hij zorgt ervoor dat alles soepel verloopt in onderneming. Ook zorgt hij ervoor dat alle werkzamenheden niet met elkaar gaan boksen. Hij stemt alles goed op elkaar af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

hoe geeft een leidinggevende opdrachten?

A

Door duidelijk te vertellen hoe een opdracht moet worden uitgevoerd. En niet te moeilijke opdracht geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Hoe controleer je als leidinggevende?

A

door regelmatig te controleren of alles goed verloopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

wat is scopeof control (omspanningsvermogen)

A

Het gaat erom hoeveel mensen een leidinggevende leiding kan geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

waar hangt een scope of control (omspanningsvermogen)vanaf?

A

hoe ingewikkeld het werk is
de kwaliteit van de medewerkers en de managers.
de culturele achtergronden van de medewerkers en managers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

wat is de span of control (spanwijdte)

A

Het aantal directe medewerkers aan wie een manager leiding aan geeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

wat is de spandiepte (depth of control)

A

het aantal niveaus waar een manager binnen in een organisatie leiding aan geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

wat is een profitorganisatie?

A

een organisatie die het maximale winst eruit wilt halen door middel van diensten of goederen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

wat is een non-profitorganisatie

A

een organisatie met als doel iets te betekenen voor de maatschapij. hun doel is om geen winst te behalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

welke punten staan centraal in een organisatie?

A
mensen 
samenwrking 
middelen 
methoden
doelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

wat is een organisatie?

A

een samenwerking van mensen die met behulp van middelen en methodes en doelen van de organisatie behalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

wat bedoelt een bedrijf met hun missie

A

wat is de reden dat ze bestaan wat is hun doel. Wie zijn wij en waar staan ze voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

wat bedoelt een bedrijf met hun visie?

A

ze praten dan over hun toekomst waar ze heen willen gaan. Waarmee ze zich onderscheiden van de rest. Hoe groeien ze zich in de toekomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

wat betekent een functie

A

een taak die je uitvoert, de bevoegdheid en verantwoordelijkheid die je hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

wat is een taak

A

iets wat je moet doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

wat betekent bevoegdheid?

A

het recht om in bepaalde situaties een beslissing te nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

wat betekent verantwoordelijkheid?

A

als je verantwoordelijkheid hebt over een taak zoals een huis in elkaar zetten. Dan is hoe de taak verloopt op jouw rekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

wat maken een missie en visie duidelijk waar een organisatie voor staat?

A

een missie is waar de organisatie voor staat. En een visie is waar de organisatie naartoe wilt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

wat is een organisatiecultuur?

A

alle normen en waarden van een bedrijf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

wat zijn waarden?

A

wat mensen in het algemeen belangrijk vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

benoem 5 waarden waar mensen waarde aan hechten

A
klantvriendelijkheid
beleefd
eerlijk
millieuvriendelijk
respectvol naar andere
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

wat formuleren organisaties naast hun visie en missie ook?

A

kernwaarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

wat zijn kernwaarden?

A

de belangrijkste waarden van een organisatie

dat kan voor iedere organisatie verschillen. een voorbeeld daarvan zijn vertrouwen, afspraken nakomen, respect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

wat zijn normen en geef daar voorbeelden bij?

A

zijn gedragregels die het gedrag van een persoon vormen.
iedereen draagt bedrijfskleding
overwerken wordt niet moeilijk over gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

wat is machtscultuur?

A

Hoe dichter iemand bij de baas zit hoe meer hij te zeggen heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

waar kom je machtscultuur tegen?

A

bij kleine bedrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

wat is rollencultuur?

A

alles werkt via procedures en regels waar je je aan moet houden. regels naleven zijn belangrijker dan efficiente mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

waar kom je een rollencultuur tegen?

A

meestal bij grote bureacratische organisaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

wat is een taakcultuur?

A

het resultaat is het aller belangrijkste boven regels en hierarchie. Alles moet er aan gedaan worden om de taak te voltooien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

waar kom je een taakcultuur tegen?

A

bij grote proectorganisaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

wat is een personencultuur?

A

besluiten neem je samen iedereen is gelijk aan elkaar en er zijn weinig regels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

waar kom je personencultuur tegen.

A

bij ondernemerscollectieven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

wat is een organigram

A

je leest van een organigram op welke manier de taken zijn gesplitst. en hoe de functies zijn ingedeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

bij wat voor bedrijf kom je een lijnorganisatie tegen?

A

Bij een klein bedrijf waar de werkzaamheden makkelijk te organiseren zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

hoe ziet een lijn organisatie uit voor een leidinggevende?

A

dat je als leidinggevende verschillen soorten medewerkers onder je hebben. Iedere medewerkere zal maar een leidinggevende kennen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

wat voor taak heeft een filiaalmanager in een lijnorganisatie.

A

de filiaalmanager heeft een uitvoerende en rapporterende taak richting de directie. Een leidinggevende taak naar de verkoopspecialisten en verkopers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

wat zijn de voordelen van een lijnorganisatie?

A

Er is duidelijkheid in wat er gedaan moet worden. Voldoende overzicht in verantwoordelijkheden en bevoegdheden.
Duidelijkheid wie er de leiding heeft.
eenduidige leiding.
het is eenvoudig te controleren waar het fout kan zijn gegaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Wat zijn de consequenties van een lijnorganisatie?

A

De bedrijfsleiding is verantwoordelijk voor al het personeel, financieële materiele en technische onderdelen verantwoordelijk voor is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

wat zijn de nadelen van een lijnorganisatie?

A

trage overlegstructuur
lange communicatielijnen
onvoldoende kennis over het vak(vakkennis)
teveel druk op de leidinggevende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

wat is een lijnstaforganisatie?

A

het is hetzelfde als een lijnorganisatie alleen versterk je het. Dat doe je door specialisten toe te voegen voor bepaalde functies. Zo neem je iemand aan om de administratie over te nemen van de directie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

wat zijn de voordelen van een lijn-staforganisatie?

A

je hebt deskundigheid op verschillende terreinen
onderbouwde besluitvorming
tijdbesparend
meer tijd voor leidinggevende taken

82
Q

wat zijn de nadelen van een lijn-staforganisatie?

A

hogere kosten
bemoeienis met verkeerde zaken
de theorie valt niet altijd in de praktijk te gebruiken
de staf staat ver van de werkvloer vandaan
de staf heeft geen verantwoordelijkheid om resultaat te boeken

83
Q

wat is een projectorganisatie

A

een samengesteld projectgroep met medewerkers vanuit de gehele organisatie. die je inzet als de huidige organisatie te maken krijgt met een situatie die een speciale benadering nodig heeft.

84
Q

wat is een linking pin?

A

iemand die bij het management zit en bij een projectgroep hoort.

85
Q

wat doet een linking pin?

A

hij zorgt ervoor dat alle informatie tussen het management en de projectgroep goed wordt gecommuniceerd.

86
Q

wat is een matrixorganisatie?

A

bij deze vorm van structuur heb je permanente projectgroepen. Er wordt ook aan meerdere projecten gewerkt tegelijkertijd.

87
Q

waar kom je een matrixorganisatie tegen?

A

waarneer de vraagstukken niet binnen een afdeling zijn op te lossen dan creeer je een matrixorganisatie. zodat een aparte projectgroep die situatie gaat tackelen.

88
Q

wat voor indeling is de F (functionele) indeling

A

je deelt alle taken op in afdelingen. Dat doe je door alle verkoop gerelateerde taken in de verkoop afdeling te stoppen. Dit doe je dan ook met andere taken om een inkoop afdeling te creeëren.

89
Q

wat voor indeling is een P (product) indeling?

A

Je gaat de organisatie opsplitsen in aantal taken rondom een productgroep. Je zal dan een aantal medewerkers op het vers hebben en zei zijn dan gericht op alle vers gerelateerde artikelen.

90
Q

wat is een M (marktsegment) indeling?

A

je verdeelt de taken aan de hand van de doelgroepen waarmee je te maken krijgt. Je zal dan in dit geval Medewerkers in een kledingzaak verdelen op tussen de heren, dames en kinderen afdeling.

91
Q

wat is een G (geografische) indeling

A

je praat hier over een organisatie met verschillende vestigingen. Je verdeelt alle werkzaamheden die medewerkers verrichten op een Geo locatie onder een organisatorisch orgaan als voorbeeld Denhaag

92
Q

uit welke levensfases bestaat een bedrijf

A

startfase
groeifase
volwassenheidsfase

93
Q

wat gebeurt er tijdens een startfase?

A

Je doet heel veel zelf en houd je bezig met alle werkzaamheden in de onderneming. Je krijgt te maken met probleemen zoals dat je er niet meer tussen uit kan komen lang, lange wachttijden voor klanten, geen vrije tijd en werk stapelt zich op.

94
Q

wat gebeurt er tijdens de groeitfase?

A

Je gaat kijken wat voor organisatiestructuur gaat op zetten. Je neemt medewerkers in dienst. Je verdeelt over hun alle taken en verantwoordelijkheden. Jouw functie verandert langzaam in die van een manager en dus hou je jezelf meer bezig met andere zaken als marketing, logistiek, investeringen en personeel

95
Q

wat gebeurt er in de volwassenheidsfase?

A

Je gaat aan de slag met je missie en je toekomstvisie. je hebt in je organisatie ook te maken met verschillende afdelingen of fillialen.ry[lns

96
Q

wat is een synoniem voor organisatiecultuur?

A

bedrijfscultuur

97
Q

welke vier organisatieculturen zijn er?

A

machtcultuur
rollencultuur
taakcultuur
personencultuur

98
Q

hoe noem je een schematische weergave van een organisatiestructuur?

A

organogram

99
Q

hoe heet de organisatiestructuur waar elke medewerker een chef kent?

A

lijnorganisatie

100
Q

hoe heet de organisatiestructuur waarbij er speciale medewerkers zijn die leidinggevende gevraagd en ongevraagd adviseren?

A

lijn-staforganisatie

101
Q

hoe heet de organisatiecultuur waarbij medewerkers tijdelijk worden vrijgesteld van hun normale werkzaamheden om samen met anderen aan een grote klus te werken?

A

projectorganisatie

102
Q

wat betekent dirigeren?

A

het betekent het leiden van een groep of sturen van een groep. je kan hierbij denken aan het instrueren van een medewerker.

103
Q

wat betekent constituren?

A

het werk voorbereiden, plannende aard en creatieve zijn. je kan hierbij denken aan het schrijven van een marketingplan.

104
Q

wat gebeurt er als de spanwijdte groter is dan het omspanningsvermogen?

A

de kwaliteit van leiding geven zal achteruit gaan omdat er

105
Q

Als de organisatie in een organigram is weergegeven, betekent dit dat er sprake is van een hierarchische structuur? leg dit uit

A

ja omdat, als een organisatie in een organigram is weergegeven dan biedt het ook inzicht op de hierarchische verdeling.

106
Q

waarom is een lijnorganisatie met veel verschillende niveaus goede communicatie vaak erg lastig maakt?

A

Omdat, als de filiaal manager wilt dat er een taak uitgevoerd door een verkoper. Dan zal het eerst door de afdelingsmanager moeten gaan voordat de verkoper ervan op de hoogte is is er al veel tijd voorbij gegaan

door het verschil aan niveaus is het moeilijk om goed met elkaar te communiceren. Omdat, de een goed is in leidinggeven en de ander weer in iets anders. Om dat nadeel op te vangen zal er veel overlegd moeten worden tussen leidinggevenden die van elkaars sterke punten leren.

107
Q

wat is een overeenkomst en een verschil tussen een projectorganisatie en matrixorganisatie?

A

het verschil is dat een projectorganisatie een tijdelijke samenstelling is voor tijdelijke klussen zoals bij een interne verhuizing. En een matrixorganisatie een permanente oplossing is voor onderwerpen die een afdeling niet kan oplossen dan zal er een matrixorganisatie worden gecreerd om die onderwerpen op te lossen.

Een matrixorganisatie is een samenstelling die wordt gebruikt als een afdeling bepaalde vraagstukken niet kan oplossen. Dan komt er een nieuwe organisatie die bestaat uit medewerkers die al bij de organisatie horen en die permanent blijft.

een overeenkomst is dat bij een projectorganisatie en bij een matrixorganisatie de medewerkers vanuit binnen de organisatie worden gewerft.

108
Q

Aan wie heeft een staffunctionaris verantwoording af te leggen?

A

aan alle leidinggevenden

109
Q

kan een staffunctionaris directe orders geven aan medewerkers in de organisatie?

A

ja dat kan als je een functionele bevoegdheid hebt gekregen.

110
Q

uit welke stappen bestaat het besluitvormingproces?

A
probleemstelling beschrijven
informatie verzamelen 
analyseren
alternatieven formuleren
alternatieven afwegen
beslissen
evalueren
111
Q

wat is Probleemstelling Beschrijving?

A

het duidelijk opschrijven wat het probleem is

112
Q

wat is informatie verzamelen?

A

alle informatie verzamelen die veel invloed kan hebben op het nemen van beslissingen. Een aantal voorbeelden zijn branchecijfers, mening van medewerkers en bedrijfscijfers.

113
Q

wat is analyseren?

A

de informatie bestuderen eruit halen wat belangrijk is en wat minder relevant is.

114
Q

wat doe je tijdens alternatieven formuleren?

A

je formuleert mogelijke oplossingen.

115
Q

wat doe je tijdens alternatieven afwegen?

A

je beoordeelt alle alternatieven om het probleem op te lossen. Welke oplossing is het het waard.

116
Q

wat is evalueren?

A

je gaat na afloop beoordelen of het probleem naar tevredenheid is opgelost

117
Q

wat is het personeelsbeleid?

A

het aantal maatregelen dat je neemt op het gebied van personeel en arbeid om de organisatie doelen te bereiken

118
Q

uit welke 3 fasen bestaat het personeelsbeleid

A

uit het instroombeleid
doorstroombeleid
uitstroombeleid

119
Q

wat is het instroombeleid

A

het geeft aan hoe je omgaat met aanstelling introductie en het inwerken van nieuwe medewerkers.

120
Q

wat behoort bij het doorstroombeleid?

A

hier horen zaken als functionerings- en beoordelingsgesprekken, opleidingen, en trainingen.

121
Q

wat behoort nog meer bij het doorstroombeleid

A

promotiebeleid, doorgroeimogelijkheden en een loopbaanbegeleiding alle zaken die te maken met het directe werkuitvoering van de mederwerker

122
Q

waaruit bestaat management development

A

uit het ontwikkelen van leidinggevenden hier zijn kwaliteit en kwantiteit belangrijk.

123
Q

waaruit bestaat het uitstroombeleid?

A

hoe je als organisatie moet handelen tijdens ontslag of vervroegd uitdiensttreding.

124
Q

welke 5 voorwaarde gelden ervoor om een hmr management strategie toe te passen.

A
  1. je moet SMART doelen opstellen.
  2. gedragen door het totale management.
  3. goede samenwerking tussen alle managers.
  4. een goede relatie tussen managers en medewerkers.
  5. HRM toepassen tijdens de medewerker zijn gehele loopbaan binnen de organisatie.
125
Q

waar zorgt een managementinformatiesystem voor?

A

dat alle informatie die je verzamelt over medewerkers zoals personeelsgesprekken worden bijgehouden in een systeem. dat wordt ook gedaan met prestatiecijfers van medewerkers zoals ziekteverzuim cijfers en verkoopcijfers.

126
Q

Hoe kan je een managementinformatiesysteem het beste gebruiken?

A

je hebt mensen, hardware, software en gegevensbronnen nodig

127
Q

wat verstaan we onder plannen

A

aan de hand van de huidige situatie het vaststellen van in de toekomst gewenste resultaten.

128
Q

wat verstaan we onder personeelsplanning ?

A

hoe erg hebben we personeel nodig ten opzichte van de beschikbaarheid van personeel

129
Q

wat zijn twee belangrijke factoren voor personeelsplanning.

A

kwantitatieve personeelsbehoefte

en kwalitatieve personeelsehoefte

130
Q

wat is personeelsverloop

A

de manier hoe medewerkers het bedrijf verlaten

131
Q

wat is een natuurlijke verloop?

A

als een medewerker zelf ontslag neemt, vervroegde uittreding, pensionering, arbeidsongeschikt, of komt te overlijden

132
Q

wat wordt er bedoeld met een FTE

A

fulltime-equivalent is de letterlijke betekenis. 1 fte is een medewerker die 36 per week werkt.

133
Q

wat is een kwaliteitszorgsysteem?

A

een systeem dat ervoor zorgt dat het bedrijf de juiste mensen in dienst voor elke klus.

134
Q

wat is een kwaliteitscyclus.

A

het is een stappenplan wat ervoor zorgt dat je de kwalitatieve behoefte goed aanpakt.

135
Q

wat is een bekende kwaliteitscyclus

A

PDCA

136
Q

waar staat pcda voor

A

plan
do
check
act.

137
Q

waar zorgt een langetermijnplanning voor?

A

met doelstellingen die over 3 jaar gereed moeten zijn.

138
Q

wordt een langetermijn doelstelling veranderd.

A

Ja op basis van de feiten die in de tussen tijd aanwezig zijn wordt de planning aangepast.

139
Q

wat is een middellangetermijnplanning

A

die wordt gedurende langetermijnplanning gemaakt 1 to 3 jaar.

140
Q

wat is een kortetermijnplanning?

A

dat is een planning voor een jaar

141
Q

wat is het topkader?

A

de directie

142
Q

wat is het middenkader?

A

teamleiders oftewel eerste medewerkers?

143
Q

wat is het lager kader?

A

hulpkrachten oftwel verkopers.

144
Q

waar zorgt de ziektewet voor?

A

dat je tijdens ziekte nog steeds recht hebt op doorbetaling en voor wie de wet geldig is en voor wie niet.

145
Q

waar zorgen de WULBZ en de VLZ voor

A

ze zorgen er samen voor als een medewerker ziek is dat hij 2 jaar recht heeft op doorbetaling van 70% van zijn loon

146
Q

wat is de WIA

A

de zieke werknemer zal worden gekeurd voor de WIA. zij gaan erover of je arbeidsongeschiktheids uitkering zal ontvangen.

147
Q

waar bestaat een goed verzuimbeleid uit?

A

preventie
verzuimbegeleiding
reintergratie

148
Q

op welke pilaren is de arbowet gebaseerd?

A

gezondheid, veiligheid en welzijn

149
Q

wat is het ziekteverzuimpercentage?

A

hoeveel procent van de medewerkers ziek is?

150
Q

hoe bereken je het ziekteverzuimpercentage?

A

aantal ziektedagen per jaar / aantal werkdagen per jaar * 100%

151
Q

wat staat er in de wet verbetering poortwachter?

A

er staan de regels voor het begeleiden van zieke werknemers

152
Q

Wat zijn piekperiodes?

A

dat zijn momenten door het jaar waar je als bedrijf een hele hoge omzet kan verwachten.

153
Q

Wat zijn incidentele piekperiodes

A

dit zijn periodes die je niet kan inplannen zoals dat Nederland medailles wint of het wk wint.

154
Q

hoeveel vakantiedagen mag heb je gemiddeld

A

verschilt van 23 tot 25

155
Q

welke regels worden er in de vakantiewet vastgesteld?

A

hoelang je de tijd hebt om je vakantiedagen op te nemen (1,5 jaar). En zoals dat je al zieke werknemer evenveel vakantie hebt als een gezonde collega.

156
Q

wat zijn ATV dagen

A

als je overuren maakt bouw je atv uren op die kan je gebruiken om vrij te nemem.

157
Q

wat staat er in de arbeidstijdenwet?

A

hoelang je per dag en per week mag werken.
wanneer je recht hebt op pauze en op rusttijd
vanaf welke leeftijd arbeid is toegestaan en onder welke voorwaarden.

158
Q

wat onderzoekt de SZW inspectie?

A

ze onderzoeken of er in een bedrijf alle standaard regels worden nageleefd

159
Q

welke 3 elementen bevat een functie

A

taak
bevoegdheid
verantwoordelijkheid

160
Q

wat staat er in een functieomschrijving?

A

wat de taken zijn binnen in de functie

161
Q

wat zijn functie-eisen

A

eisen waar je aan moet voldoen om voor die functie te soliciteren. Dit kan je ervaring, diploma’s, leeftijd en rijbewijs allemaal zijn.

162
Q

wat is een functieprofiel?

A

samen met de functieomschrijving en functie-eisen creeër je een functieprofiel

163
Q

wat is een persoonsprofiel?

A

een aantal eisen die een bedrijf heeft hoe een persoon als karakter moet zien om bij het bedrijf te passen

164
Q

wat is functiewaardering?

A

is het plaatsen van functies in rangorde van elkaar.

165
Q

wat is een functiewaarderingssysteem?

A

is de manier die wordt gebruikt om de rangorde tot stand te krijgen.

166
Q

wat zijn functiegroepen?

A

als een functie door de functiewaarderingssysteem komt dan, wordt alle verdeeld over functiegroepen.

167
Q

wat hoort er bij functiegroep?

A

een salarisschaal

168
Q

hoe werkt een salarisschaal?

A

een salarisschaal werkt op basis van periodieken. zo kan het zijn dat je op basis van je leeftijf of je aantal jaren ervaring in een schaal wordt gestopt.

169
Q

wat is tijdloon

A

een beloningssysteem die werkt op basis van je gewerkte uren.

170
Q

wat is een functiebeloning?

A

hoe hoger de functie hoe hoger de beloning.

171
Q

wat is prestatieloon

A

je beloning is afhankelijk van de geleverde prestaties.

172
Q

wat is stukloon?

A

de medewerker zal betaald worden aan de hand van verkochte eenheid of hij spreekt of voor een percentage van de omzet dat zijn loon zal worden.

173
Q

wat is premieloon?

A

een mengsel van prestatieloon en tijdloon zo geef je de medewerker een vorm van zekerheid en een bron van motivatie om beter te presteren.

174
Q

wat is incentive-systeem?

A

Je beloofd je medewerkers een beloning als ze een bepaalde prestatie behalen.

175
Q

wat is merit rating

A

je beloont de medewerker op basis van zijn kwalitatieve kenmerken dit kan dan zijn. De krantvriendelijkheid betrouwbaarheid en ga zo maar door

176
Q

wat is competentie beloning?

A

je wordt beloont aan de hand van hoe flexibel je bent strategisch mee denkt aan het bedrijf. en business focus bezig bent.

het lijkt veel op merit rating je beoordeelt de medewerker op zijn kwalitatieve kenmerken alleen is het nadeel hiervan dat het moeilijk meetbaar is.

177
Q

wat is een cafetaria systeem?

A

een beloning syteem dat de werknemer zijn eigen arbeidsvoorwaardens samenstelt. zo kan hij kiezen voor meer vakantiedagen en minder geld. Hij kan ook extra sparen voor zijn pensioen ten koste van zijn bruto loon.

178
Q

uit welke informatie bestaat persoonsinformatie?

A

Personeelsbezitting, opleidingsniveau, kwaliteit, leeftijdsopbouw, personeelsverloop en ziekteverzuim

179
Q

waar word een persoonsinformatiesysteem voor gebruikt?

A

om belangrijke gegevens zoals contracten, verjaardagen, personeelverslagen en noodzakelijke salarisverhogingen. dit allemaal is met een muisklik bereikbaar.

180
Q

welke gegevens behoren tot de persoonsadministratie.

A

naam, adres, woonplaats

  • telefoonnummer
  • geboortedatum
  • geboorteplaats
  • burgerservicenummer
  • functie
  • arbeidsovereenkomst
  • tariefgroep (van belang voor de inkomstenbelasting)
  • loongegevens.
181
Q

wat leg je vast in personeelsregistratie?

A

je legt de gebeurtenissen vast die dagelijks gebeuren zoals de aanwezigheid van medewerkers, urenverantwoording, opgenomen vakantiedagen.

182
Q

waar zorgt wet van bescherming persoonsgegevens (WBP) voor?

A

Alle informatie die een bedrijf verzamelt over het personeel worden beschermd door de WBP.

183
Q

wat is vastgelegd in WBP?

A

Wie de dosiers mag inzien
actuele dossiergegevens
melding van doorgifte van anderen

184
Q

waar dient een functioneringsgesprek voor?

A

het is een regelmatig terugkerend gesprek over hoe de medewerker functioneert en hoe hij de toekomst ziet.

185
Q

waar zorgt een POP (persoonlijke ontwikkelings plan) voor?

A

om te kijken of de persoonlijke doelstellingen van de medewerker overeen komen met die van het bedrijf.

186
Q

wat is handig aan een POP?

A

als de medewerker ambities heeft om door te groeien in een bepaalde functie en het bedrijf iemand nodig heeft voor de functie dan kan het dienen als een geweldige motivatie bron.

187
Q

wat is het doel van een beoordelingsgesprek?

A

het doel van een beoordelingsgesprek is vooral hoe heeft de medewerker gefunctioneerd en wat zijn de gevolgen daarvan geweest

188
Q

wat is een Halo-effect?

A

een positief element overheerst de beoordeling

189
Q

wat is een horn-effect?

A

een negatief elemant overheerst de beoordeling

190
Q

wat is het doorstroombeleid?

A

het is een fase in het personeelsmanagement waarin de gesprekken die je hebt gevoerd ervoor moeten zorgen dat het winst opleverdt.

191
Q

wat is het loopbaanbeleid?

A

het is een fase dat hoort bij het doorstroombeleid wat de ontwikkeling van de medewerkers moet stimuleren en bevoorderen.

192
Q

waar zorgt het retentiebeleid voor?

A

bij het retentiebeleid zorg je voor dat de waardevolle medewerkers die voor je bedrijf werken ook bij je blijven.

193
Q

wat is employability?

A

dat het loopbaanbeleid voor je medewerkers belangrijk is zodat ze zichzelf blijven ontwikkelen en waardevol blijven.

194
Q

wat is promotie?

A

als je je medewerkers in een hogere functie plaatst.

195
Q

welke richtingen heeft een scholingsbeleid?

A

dat je de medewerker voorbereidt voor een hogere functie

zodat de medewerker de functie nog steeds op een prima manier de functie kan uitvoeren

196
Q

wat is de SOH?

A

het staat voor stichting opleidingsfonds HBD wat wordt gebruikt om scholingtrajecten te financieren.

197
Q

wat is de ESF?

A

het staat voor europese sociaal fonds wat nederland vanuit europa miljoenen per jaar voor ontvangt. wat je kan aanvragen

198
Q

wat is individuele opleidingsbehoefte

A

als je een enkele medewerker wilt opleiden dan kies je voor individuele opleidingsbehoefte.

199
Q

wat is een collectieve opleidingsbehoefte?

A

als je een grote groep medewerkers wilt opleiden

200
Q

met welke vragen bepaal je de organisatorische opleidingsbehoefte?

A

Wat zijn de ondernemingsdoelstellingen?
- Welke organisatorische belangen spelen een rol in het bereiken van deze doelen?
- In hoeverre beschikken medewerkers over voldoende motivatie, vaardigheid en inzicht om die
ondernemingsdoelen te bereiken?
- Welke functie-eisen stelt de onderneming om de doelen te verwezenlijken?
- Is er scholing nodig om potentiële mogelijkheden van medewerkers af te stemmen op de functieeisen binnen de organisatie?
- Waaraan herken je deze noodzakelijkheid?
- Om welke potentiële mogelijkheden gaat het precies?
- Hoe groot is de noodzaak om deze potentiële mogelijkheden bij te scholen?