blz 161 Flashcards
1
Q
begeistert
A
enthousiast
2
Q
jemanden überreden
A
iemand overtuigen
3
Q
ausleihen
A
lenen
4
Q
aufgeregt
A
opgewonden
5
Q
unzählig
A
ontelbaar
6
Q
der Zusammenhalt
A
de saamhorigheid
7
Q
auswendig
A
uit het hoofd
8
Q
enträuscht sein
A
teleurgesteld zijn
9
Q
sich unterhalten
A
met elkaar praten
10
Q
schlagartig
A
plotseling
11
Q
aufregend
A
spannend
12
Q
etwas fassen können
A
iets kunnen bevatten
13
Q
neuerdings
A
sinds kort
14
Q
unbeobachtet
A
onopgemerkt
15
Q
krass
A
groot
16
Q
anständig
A
fatsoenlijk
17
Q
prägen
A
vormen
18
Q
das Auslandssemester
A
het semester in het buitenland
19
Q
damit
A
opdat
20
Q
die Schlussfolgerung
A
de conclusie
21
Q
bilden
A
vormen
22
Q
die Einschränkung
A
de beperking
23
Q
die Steigerung
A
de versterking
