blok 6 college 13 tm 18 Flashcards

1
Q

risicoselectie

A

Acties door consumenten en verzekeraars om risicoheterogeniteit die niet in de premie tot uitdrukking is gebracht, uit te buiten en het samenvoegen van heterogene risico’s in één pool te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

risicoselectie door

A
  • Selectie door consumenten (anti-selectie)

* Selectie door verzekeraars (cherry-picking & lemon-dropping)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

anti-selectie

A

Hoge-risico mensen hebben een prikkel om meer verzekeringsdekking te kopen dan lage-risico mensen in dezelfde premie-risicogroep.
Noodzakelijke voorwaarden:
• De verzekerde heeft keuze van verzekeringsdekking én
• de verzekerde beschikt over meer informatie dan in de premiestructuur/acceptatiebeleid tot uiting is gebracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

anti-selectie

A

Dit is het geval bij dit punt. Tot hier zijn de gemiddelde verwachte kosten lager dan de betalingsbereidheid van mensen. Links hiervan is de premie lager dan de betalingsbereidheid, maar rechts is de premie hoger dan de betalingsbereidheid. Links van EQ zal de verzekering aflsuiten, maar rechts hiervan niet.

Gemiddelde verwachte kosten (premie) ligt hoger dan betalingsbereidheid rechts van het punt, dus deze mensen verzekeren niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

effecten anti selectie

A

• Onderverzekering van lage risico’s (lage risico’s zijn bereid meer te betalen dan de kosten die ze maken, maar premie in de praktijk zal hoger zijn dan betalingsbereidheid)
 Welvaartsverlies door financiële onzekerheid (want geen verzekering)
 Ontoegankelijkheid van (dure) zorg: geen verzekering op het moment dat men dure zorg nodig heeft, men kan deze zorg dan niet gebruiken.
• Mogelijk ook: opwaartse premiespiraal  premie verhogen, steeds meer mensen kiezen niet voor verzekering. Maar premie moet omhoog doordat verzekeraar anders failliet gaat.
 Instabiele markten
 Onbetaalbare premies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

equivalentie

A

homogene premie-risicogroepen (niet gereguleerde markt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

risicosolidariteit

A

heterogene premie-risicogroepen (gereguleerde markt, mensen met laag risico dragen bij aan mensen met hoog risico, iedereen verzekerd!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

risico is meer verzekerbaar als

A
  • De grootst mogelijke schade kleiner is 
  • De gemiddelde schade per gebeurtenis kleiner is
  • De verzekeringsdekking beperkter is
  • De gebeurtenis een meer stochastisch karakter heeft  gebeurtenis is minder goed voorspelbaar. Naarmate er meer onzekerheid is over het optreden is de verzekerbaarheid groter.
  • De frequentie van de gebeurtenis hoger is  wet van grote aantallen, naarmate gebeurtenis zich vaker voordoet is die meer verzekerbaar.
  • Moral hazard minder optreedt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

2 vormen solidariteit

A

kanssolidariteit en subsidiërende solidariteit t

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kanssolidariteit

A

= de solidariteit (de kruissubsidies) die optreden tussen mensen met een gelijke kans op schade.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

subsidiërende solidariteit

A

risicosolidariteit en inkomenssolidariteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

risicosolidariteit

A

De kruissubsidies van mensen met een laag risico (lage kans op schade/lage verwachte kosten) naar mensen met een hoog risico.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

inkomenssolidariteit

A

Kruissubsidies van mensen met een hoog inkomen naar mensen met een laag inkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

regulering risicosolidariteit

A
  1. subsidies
  2. regulering
  3. combinatie van subsidies en regulering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

subsidies

A
  • Premieafhankelijke subsidies
  • Kostenafhankelijke subsidies
  • Risicoafhankelijke subsidies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

regulering

A
  • Verbod op premiedifferentiatie
  • Standaard verzekeringsdekking
  • Verzekeringsplicht
  • Acceptatieplicht
17
Q

premieafhankelijke subsidie

A

Er wordt een subsidie gegeven aan de consument (verzekerde) die afhangt van de hoogte van de premie.

  • Premie-afhankelijke belastingkorting
  • Premie-afhankelijke zorgtoeslag
  • Premie-afhankelijke werkgeversbijdrage
18
Q

nadelen premie afhankelijke subsidies

A

Als een verzekerde weet dat hij bij een hogere premie een hogere subsidie ontvangt, zijn er voor die verzekerde minder prikkels om op zoek te gaan naar de laagste premie in de markt.

Er moet dus een afweging worden gemaakt tussen de risicosolidariteit die je aan de ene kant creëert, en de afname van de prikkels voor doelmatigheid van consumenten aan de andere kant.

19
Q

kostenafhankelijke subsidie

A

Kostenafhankelijke subsidies gaan niet naar de verzekerde, maar de verzekeraar. De verzekeraar wordt vergoed op basis van de werkelijke kosten die mensen maken.

  • Proportionele risicodeling: Ex-post (achteraf) kostencompensatie voor verzekeraars gelijk aan X% van de werkelijke kosten.  subsidie gelijk aan 100% van werkelijke kosten in perfecte situatie.
  • Hoge Kosten Verevening: Ex-post (achteraf) kostencompensatie voor verzekeraars gelijk aan (X% van) de werkelijke kosten per verzekerde boven een bepaalde drempel.
  • Hoge Risico Verevening: Ex-post (achteraf) kostencompensatie voor verzekeraars gelijk aan (X% van) de werkelijke kosten per verzekerde (boven een bepaalde drempel) voor een VOORAF aangewezen groep verzekerden.
20
Q

nadelen kostenafhankelijke subsidies

A

• Als verzekeraars in grotere mate worden vergoed op basis van hun werkelijke kosten, dan is er minder prikkel voor de verzekeraar om die kosten te beheersen/beperken. In het extreme geval zijn er 0 doelmatigheidsprikkels. Ze geven veel extra zorg, want ze krijgen het toch wel terug.

21
Q

risico afhankelijke subsidies

A

• Risicoafhankelijke voucher:
Subsidie aan de consument (verzekerde) afhankelijk van bepaalde risicokenmerken van die consument.
• Risicoverevening:
Subsidie aan de verzekeraar per verzekerde afhankelijk van bepaalde risicokenmerken van die verzekerde.

22
Q

nadelen risico afhankelijke subsidie

A

• Het kost wat moeite om zo een risicoafhankelijke subsidie vast te stellen; je hebt informatie nodig. Je moet de risicokenmerken van mensen kennen en vervolgens moet je de subsidie berekenen. Maar deze heeft niet het nadeel van doelmatigheidsprikkels, want deze hangt af van het risico en het is een vast bedrag dat de verzekerde/verzekeraar krijgt. Los van de kosten of de hoogte van de premie.

23
Q

premieregulering vormen

A
  • doorsneepremie per polis
  • premiebandbreedte
  • maximum premioe
  • onopzegbaarheid van de verzekering
24
Q

nadelen premieregulering

A

risicosolidari