Bloed Flashcards

1
Q

Hoe word het soortbloedgroep bepaald?

A

door de antigenen op de RBC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is een antigeen

A

proteine op oppervlak van RBC
( genereert antilichamen )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke 2 types antigenen zijn er?

A

antigeen A
antigeen B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke types antilichamen zijn er?

A

anti-A
anti-B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bloedgroep A:
- antigenen
- antilichamen

A

antigeen: antigeen A
antilichaam: anti-B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bloedgroep B:
- antigenen
- antilichamen

A

antigeen: antigeen B
antilichaam: anti-A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bloedgroep AB:
- antigenen
- antilichamen

A

antigeen: antgeen A en antigeen B
antilichaam: /

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bloedgroep O:
- antigenen
- antilichamen

A

antigeen: /
antilichaam: anti-A en anti-B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

2 regels ABO

A
  • antigeen + antilichaam van hetzelfde type veroorzaken agglutinatie
  • bij bloedtransfusie kunnen we het plasma ( met de antilichamen) van het gedoneerde bloed verwijderen -> alleen RBC word gedoneerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke bloedgroep is de universele donor?

A

bloedgroep O
(specifiek, O-)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke bloedgroep is de universele acceptor?

A

bloedgroep AB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat heeft Rh+?
wat heeft Rh-?

A

Rh+:
- het antigeen resus

Rh-:
- geen resus antigenen
- (resus antilichamen na eerste contact met resus antigeen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de regel bij de transfusie van resus?
( wat kan wat ontvangen )

A

Rh+ kan niet worden gegeven aan Rh-
Rh- kan wel worden gegeven aan Rh+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wanneer de ABO antigenen en antilichamen hetzelfde zijn bij de foetus en bij de moeder:

A

Hemolytische ziekte van de pasgeborene (HDN)

  • spontane agglutinatie
    -> geen eerdere blootstelling nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wanneer de moeder Rh- is en de foetus Rh+ is:

A

eerste kind:
- moeder maakt anti-D (antilichamen voor resus) aan
- geen spontane agglutinatie

latere kinderen:
- eerder aangemaakte anti-D lichamen zorgen voor spontane agglutinatie
- hemolythische ziekte van de pasgeborene (HDN)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

door … kan de foetus … krijgen

A
  • hemolythische ziekte van de pasgeborene (HDN)
  • erytroblastose foetalis (aanwezigheid van onvolgroeide RBC) (bloedarmoede)
17
Q

2 rollen bloedtransfusies

A

bloeddonor: geeft bloed
bloedreceptor: krijgt bloed

18
Q

wat kan er allemaal worden overgedragen via een bloedtransfusie?

A
  • RBC
  • bloedplaatjes
  • plasma
19
Q

bloedtransfusies zijn altijd mogelijk met:

A

je eigen bloedgroep

20
Q

resusfactor =

A

Rh+ of Rh-

21
Q

resusantigeen =

A

eiwit op oppervlak van RBC

22
Q

anti-D =

A

resusantilichamen

23
Q

wat gebeurt er als de donor Rh+ is en de acceptor Rh-

A

eerste keer:
immuunsysteem van acceptor maakt resusantilichamen en geheugencellen aan

volgende keren:
agglutinatie