Bio definities Flashcards

1
Q

Amnion

A

een extra embryonaal vlies van de placenta, het is een zak gevuld met vruchtwater dat zich begeeft rondom het emrbyo, voorkomende bij reptielen, vogels en zoogdieren. Het heeft als functie om het embryo te bescherming tegen uitdroging en schokken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hemipenis

A

twee uitstulpingen (= copulatieorgaan) uit de cloaca van het organisme. Tijdens de copulatie wordt er telkens één van beiden gebruikt om zaadcellen te lozen in het vrouwelijk dier en op die manier het dier te kunnen bevruchten.
Voorkomend bij hagedissen en slangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hybridogenese

A

een vorm van aseksuele voortplanting, maar dit gebeurt niet geheel ongeslachtelijk. Tijdens de reproductie worden enkel de moederlijke genen doorgegeven aan de nakomelingen. Dit gebeurt wanneer twee nauw verwante, maar toch verschillende soorten, met elkaar kruisen. Bijvoorbeeld: kikkersoort van de cursus. Het eindresultaat zijn hybride soorten die nadien zelf nog voortplanten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Indicatorhypothese

A

De ornamenten en baltsgedrag van het mannetje zijn indicaties voor goede kwaliteiten van het mannetje, namelijk gezondheid en goede genen, waardoor het wijfje voor hem zal kiezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Protandrie

A

een vorm van sequentieel hermafroditisme of tweeslachtigheid. Hierbij veranderen mannelijke dieren van geslacht, dus worden vrouwelijk. Dit komt voor wanneer er een tekort is aan het vrouwelijke geslacht in de soort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Lecithotroof

A

Een manier waarop vivipare soorten voedsel en zuurstof krijgen van de moeder. Het embryo is afhankelijk van het voedsel uit de dooier (bv. vissen, amfibieën en reptielen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. Placentotroof
A

Het embryo is voor voeding volledig afhankelijk van de placenta.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. Polyandrie
A

1 wijfje paart met meerdere mannetjes wegens materiële voordelen (vaderzorg en bescherming bij heggenmus) en wegens genetische voordelen (goede genen bij ornaatelfjes).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. Het chorion
A

Een extra embryonaal membraan dat rond het embryo gevormd wordt uit de trofoblast. Plaats waar gasuitwisseling en ademhaling plaatsvinden. Bij zoogdieren bevat het chrorionvlokken die gevuld zijn met moederlijk bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  1. Satelliet mannetjes
A

Bepaalde mannetjes zijn sociale parasieten. Ze gaan de wijfjes op het juiste moment stelen van het dominant mannetje.
Vb. Kikkers
 Kan een conditionele strategie zijn (naargelang omstandigheden)
 Kan ook permanent zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  1. Antagonische co-evulotie
A

naarmate de mannetjes meer en meer tactieken van persistentie ontwikkelen, ontwikkelen de wijfjes als tegenoffensief meer resistentie. Seksueel conflict kan dus belangrijke gevolgen hebben voor de evolutie van secundaire geslachtskenmerken en kan zelfs tot het ontstaan van nieuwe soorten leiden bv. insecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  1. Het allantois
A

Een extra-embryonaal membraan dat rond het embryo wordt gevormd. Het is de plaats waar afvalstoffen opgeslagen worden en waar gasuitwisseling plaats kan vinden.
Bij placentaire zoogdieren wordt het samen met de dooierzak omgevormd tot de navelstreng.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  1. Het Whitteneffect
A

Effect van feromonen van soortgenoten op de oestrale cyclys van vrouwelijke muizen. De geur van het mannetje zorgt ervoor dat de oestrale cycli van vrouwtjes synchroniseren en induceert ovulatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  1. Het Lee-booteffect
A

Wijfjes die een langere gesynchroniseerde oestrale cyclus vertoonden wanneer ze per 4 in een kooi zonder mannetjes gehouden werden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. De intraseksuele competitie
A

Seksuele selectie ontstaat doordat er competitie is tussen de geslachtsgenoten. Meestal competitie tussen mannetjes van dezelfde soort.
Vb. Infanticide of Bruce-effect

17
Q
  1. De interseksuele competititie
A

Kenmerken van het ene geslacht worden geslecteerd door de voorkeur van soortgenoten van het andere geslacht.
Vb. Seksuele ornamenten

18
Q
  1. Het Bruce effect
A

De geur van vreemde mannelijke muis (feromonen) veroorzaakt abortus bij een drachtig wijfje dat alleen is. Wordt vaak gevolgd door paring met deze vreemde muis binnen een aantal dagen.

19
Q

Parthogenese

A

Vorm van ongeslachtelijke voortplanting waarbij het wijfje zich voortplant zonder bevruchting van eicellen door zaadcellen
Vb. Renhagedissen

20
Q
  1. De acrosoomreactie
A

Zaadcelreceptoren van de zona pellucida doen het acrosoom van de zaadcel zijn inhoud vrijgeven (acrosomale enzymen).

21
Q
  1. Mimicry
A

Het mannetje bootst het uiterlijk of gedrag van een wijfje na. Deze mannetjes worden sneakers genoemd. Dit doen ze om het dominante mannetje af te leiden zodat ze ongemerkt copulaties stelen om het wijfje te bevruchten.
Vb. Tijgersalamanders

22
Q
  1. Protogynie
A

Vorm van seksueel hermafroditisme, waarbij het vrouwtje verandert in het mannetje. Kan optreden wanneer een tekort is aan een bepaald geslacht.
Vb. Lipvissen

23
Q
  1. Runaway-selectie
A

seksuele selectie gebeurt niet enkel door de keuze van het wijfje maar het kan ook de evolutie versnellen door de mannelijke competitie te versterken
 Genetische correlatie tussen de vrouwelijke voorkeur en het mannelijke kenmerk werkt zelfversterkend
 Bepaalde kenmerken worden overdreven bij mannetjes, omdat het wijfje er een voorkeur voor heeft.
 Deze kenmerken hoeven niet belangrijk te zijn voor de overleving van het mannetje!
= ‘arbitraire’ vrouwelijke voorkeur, verwijzend naar het feit dat het mannelijke kenmerk waarop de wijfjes hun keuze baseren, arbitrair is met betrekking tot de fitness van het mannetje of de nakomelingen.
 Runawayselectie kan resulteren in een partnerkeuze op basis van arbitraire kenmerken die voor de betreffende mannetjes een nadeel zijn in elk opzicht, behalve dan dat de drager ervan makkelijker een vrouwtje voor zich kan winnen.