BINO observatie, oogstanden en oogbewegingen Flashcards

1
Q

Wat is het doel bij het opsporen van de lichtreflex?

A

opsporen van factoren die van invloed kunnen zijn op de resultaten van het onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de hoek van kappa bij een lichtreflex volgens Hirschberg?

A

0

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Op hoeveel centimeter zit de patiënt bij een lichtreflex test?

A

30-40

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de scheelzienshoek bij de lichtreflex op de pupilrand?

A

15

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de scheelzienshoek bij een lichtreflex net voor de limbus?

A

30

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de scheelzienshoek bij een lichtreflex voorbij de limbus op de conjunctiva ?

A

45

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer is de hoek van Kappa positief?

A

Als het reflexbeeld nasaal ten opzichte van het midden van de pupil staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer is de hoek van Kappa negatief?

A

Als het reflexbeeld temporaal ten opzichten van het midden van de pupil staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de normaal waarde van de hoek van Kappa?

A

3-5 graden positief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een hetroforie voor deviatie?

A

latente deviatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een hetrotropie voor deviatie?

A

manifeste deviatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Is er bij het overgrote deel van de mensen sprake van een tropie of een forie?

A

forie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waardoor wordt de oogstand bepaald?

A
  • houding
  • fixatie
  • fusiereflex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waardoor kan dissociatie worden bereikt?

A
  • een oog te occluderen

- beelden van beide ogen te scheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer is er sprake van Orthoforie?

A

Als de passieve positie gelijk is aan de actieve positie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar staan de ogen in ruststand bij exoforie?

A

naar buiten gericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar staan de ogen in ruststand bij een esoforie?

A

naar binnen gericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar staan de ogen in ruststand bij een hyperforie?

A

naar boven gericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar staan de ogen in ruststand bij een hypoforie?

A

naar beneden gericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Is een tropie zichtbaar of onzichtbaar?

21
Q

Is een forie zichtbaar of onzichtbaar?

A

onzichtbaar

22
Q

Hoe noem je strabisme die in alle blikrichtingen gelijk blijft?

A

Comitant scheelzien

23
Q

Wat is het doel van de covertest?

A

het opjectief opsporen en bepalen van de grootte en de richting van hetroforiën

24
Q

Wat is de notatie bij: 1 exoforie met een matig herstel?

A

1 XF 0 m.h.

25
Wat is de notatie bij: 2 esoforie met een vlot herstel?
2 EF 0 v.h.
26
Wat is een versie?
beide ogen gaan de zelfde richting op
27
Wat is een dextrosupraversie?
beide ogen rechts schuin omhoog
28
Wat is een supraversie?
beide ogen gaan recht omhoog
29
Wat is een levosupraversie?
beide ogen gaat links schuin omhoog
30
Wat is een dextroversie?
beide ogen gaan naar rechts
31
Wat is de primaire blikrichting?
beide ogen kijken naar voren
32
Wat is een levoversie?
beide ogen kijken naar links
33
Wat is een dextroinfraversie?
beide ogen gaan rechts schuin naar beneden
34
Wat is een infraversie?
beide ogen gaan naar beneden
35
Wat is een levoinfraversie?
beiden ogen gaan links schuin naar beneden
36
Wat is een ductie?
allebei de ogen gaan een andere kant op ten opzichte van elkaar
37
Welke test doe je om de versies te controleren?
Moteliteit
38
Wat is de notatie bij geenbijzonder heden van de Moteliteit?
F/S/A
39
Welke oogspieren gebruik je bij omhoog kijken naar rechts?
M. rectus superior OD | M. obliquus inferior OS
40
Welke oogspieren gebruik je bij opzij kijken naar rechts?
m. rectus lateralis OD | m. rectus medialis OS
41
Welke oogspieren gebruik je om naar rechts beneden kijken
m. rectus inferior OD | m. rectus obliquus superior OS
42
Welke oogspieren gebruik je om naar links boven te kijken?
m. rectus superior OS | m. obliquus inferior OD
43
Welke oogspieren gebruik je om naar links opzij te kijken?
m. rectus lateralis OS | m. rectus medialis OD
44
Welke oogspieren gebruik je om naar links onder te kijken?
m. rectus inferior OS | m. obliquus superior OD
45
Wanneer voer je een versie onderzoek uit?
standaard screeningprocedure
46
Als je achter klachten komt bij de versies wat noteer je dan
Boter kaas en eieren
47
Wanneer voer je de Bielschowsky hoofdkantelingstest uit?
als er verticale deviaties aanwezig zijn
48
Wanneer voer je de ducties uit?
wanneer de versies afwijkend zijn
49
Welke mogelijkheden zijn er om in boterkaas en eieren schema in te vullen?
overreactie pijn beperking