Bezit aanduiden Flashcards
1
Q
남동생
A
Jongere broertje
2
Q
여동생
A
Jongere zusje
3
Q
남자친구
A
Vriend
4
Q
여자친구
A
Vriendin
5
Q
주인
A
Eigenaar
6
Q
차
A
Auto
7
Q
지갑
A
Portemonnee
8
Q
나라
A
Land
9
Q
비빔밥
A
Bibimbap (Koreaans rijst gerecht)
10
Q
우유
A
Melk
11
Q
김밥
A
Gimbap (Koreaans gerecht)
12
Q
음료
A
Drinken (zn.)
13
Q
짜장면
A
Noedelgerecht
14
Q
치킨
A
Gefrituurde kip
15
Q
무슨
A
Wat voor
16
Q
누나
A
Oudere zus (man naar vrouw)
17
Q
형
A
Oudere broer (man naar man)
18
Q
언니
A
Oudere zus (vrouw naar vrouw)
19
Q
오빠
A
Oudere broer (vrouw naar man)
20
Q
아빠
A
Papa
21
Q
엄마
A
Mama