bevalling Flashcards

1
Q

welke cellen zijn nodig voor bevruchting?

A

zaadcel en eicel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waneer vindt de bevruchting plaats?

A

24u na de ovulatie/eisprong

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waar gebeurt de bevruchting

A

aan het begin van de eileider

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welk proces start er onmidelijk na de bevruchting

A

de bevruchte eicel begint te splitsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe ontwikkelt de embryoblast/kiemschijf zich?

A

embryo en later foetus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe ontwikkelt de trophoblast zich?

A

de moederkoek/placenta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

is de moederkoek een orgaan van de baby of moeder?

A

beide maar de moederkoek wrdt voornamelijk geproduceerd uit cellen van de ingensetelde embryo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verklaar hoe de navelstreng zowel een bariere als een stroming is

A

door de navelstreng komen al de voedingstoffen zowel gezond als ongezond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

benoem de fase waneer de baby met zijn hoofd bena uit het lichaam is

A

uitdrijvingsfase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

benoem de fase waneer de navelstreng wordt losgekoppeld

A

nageboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

benoem de fse waneer de baarmoederhalte open komt

A

ontsluiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat gebeurt er tijdens de embryonale fase?

A

alle organen worden aangelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat gebeurt er tijdens de foetale groei

A

de organen groeien verder uit en beginnen op zich eigen te werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

met wat is de innesteling verboonden in het embryo al?

A

met de moederkoek en de navelstreng

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly