Belangrijk Flashcards

1
Q

P-waarde

A

hoe groot de kans is dat je een verband ziet terwijl de H0 waar is. . Een lage p-waarde
geeft aan dat het gevonden verband onwaarschijnlijk is als de nulhypothese waar zou zijn, wat
vertelt dat het verband significant is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Power

A

Geeft de kans aan dat de steekproef een verband ziet als dat verband ook daadwerkelijk bestaat.

Dus de kans dat de H1 gevonden wordt als de H1 ook waar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Type l-fout

A

Onterecht accepteren van H1.

Dus er wordt onterecht zeggen dat er WEL een verband is terwijl er GEEN verband is.

Medicijn werkt placebo werkt niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Type ll-fout

A

Het niet vinden van het verband en H0 accepteren.

Onterecht zeggen dat er GEEN verband is terwijl er WEL een verband is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gestandaardiseerde waarden: In een regressiestudie wordt er soms met
gestandaardiseerde waarden van X en Y gewerkt, dit zijn z-scores.

Een reden om
de gegevens te standaardiseren is…..

A

Vergelijkbaarheid: Standaardisatie transformeert verschillende variabelen naar een gemeenschappelijke schaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De proportie verklaarde variantie, oftewel R2, is bij enkelvoudige
regressieanalyse gelijk aan…

A

het kwadraat van de correlatie tussen de twee
variabelen in het regressiemodel. R=.222 = 5%

Een hogere R² betekent
dat ons model een groter deel van het verschil met de onafhankelijke variabele (V1)
verklaart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer zowel x als y gestandaardiseerd zijn, is de regressiecoëfficiënt (bèta)
gelijk aan de

A

correlatiecoëfficiënt (r)

Dit komt omdat de gestandaardiseerde regressiecoëfficiënt de
correlatiecoëfficiënt is in een enkelvoudige regressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

(regressieanalyse) Stel: de hoeveelheid slaap is onze onafhankelijke variabele (V1), en de geheugenscore
is onze afhankelijke variabele (V2).

Het intercept (B0) van de regressielijn is 50. Wat betekent dit?

A

Dit zou betekenen dat als
iemand 0 uur zou slapen (niet realistisch, maar voor het model), we een
geheugenscore van 50 zouden voorspellen.

Interpretatie van de coëfficiënten:
Intercept ( β0 ): Zonder slaap wordt een basale geheugenscore van 50
verwacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

(regressieanalyse) Stel: de hoeveelheid slaap is onze onafhankelijke variabele (V1), en de geheugenscore
is onze afhankelijke variabele (V2).

De hellingscoëfficiënt (B1) is 2. Wat betekent dit?

A

Dit houdt in dat voor elk extra uur slaap, de geheugenscore gemiddeld
met 2 punten toeneemt.
Dus de regressievergelijking zou zijn: Y=50+2X

Helling ( β1 ): Elk extra uur slaap wordt geassocieerd met een verbetering van 2
punten op de geheugenscore.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

(regressieanalyse) Stel: de hoeveelheid slaap is onze onafhankelijke variabele (V1), en de geheugenscore
is onze afhankelijke variabele (V2).

De R2 waarde van het model is 0,6. Wat betekent dit?

A

Dit zou betekenen dat 60% van de
variatie in geheugenscores verklaard kan worden door de hoeveelheid slaap. Dit
laat 40% over voor andere factoren zoals leeftijd, dieet, stressniveau, enz.

BELANGRIJK, hoewel regressieanalyse kan wijzen op
een relatie tussen slaap en geheugen, het geen causaal verband aantoont.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

… wordt gebruikt bij meerdere metingen (A,B,C,D etc.) bij meerdere personen

A

Onafhankelijke T-toets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

… wordt gebruikt als variabele A vaker wordt gemeten bij dezelfde persoon

A

Gepaarde T-toets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wordt gebruikt om het Betrouwbaarsinterval (BI) van het verschil van twee gemiddeldes (Xa en Xb) te bepalen

A

T-waarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat heeft een hogere power? T-Toets of Correlatietoets?

A

T-toets omdat het een specifieke hypothese toetst en correlatietoets meer algemeen is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe wordt Cohen’s D (d-waarde) berekend?

A

de d-waarde wordt berekend door het verschil van de gemiddelden te delen door de standaarddeviatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Als de standaarddeviatie GROTER wordt, wordt Cohen’s D en de T-waarde ….

A

Kleiner! Het verband tussen de twee gemiddelden wordt dus ZWAKKER. De POWER wordt hierdoor ook lager.

17
Q

Hoe wordt de T-waarde berekend?

A

Het wordt berekend door het verschil van de gemiddelde te delen door de standaardfout (SE).

SE: Vertelt hoe nauwkeurig bijv. gemiddelde lengte van steekproef is vergeleken met hele populatie.

18
Q

Wat betekent een p-waarde van 0,2?

A

Dat er 20% kans is om zo’n verschil of groter te vinden als de H0 waar is.

19
Q

Verschil tussen structureel model en meet model

A

Structureel model: Meet het verband tussen MEERDERE latente variabelen (zoals intelligentie)

Meet model: Verteld hoe de variabelen worden gemeten/geoperationaliseerd

20
Q

Observationele studies tonen …. aan. Maar er worden GEEN ….. gemaakt.

A

Tonen CORRELATIES tussen verbanden aan maar worden GEEN causale conclusies over gemaakt!

21
Q

Covariaat

A

een variabele die mogelijk
van invloed is op de uitkomst, maar niet het primaire focuspunt van het onderzoek is. (Vaak heeft de
covariaat wel invloed op de afhankelijke variabelen).

22
Q

Spreidingsmaten

A

zoals bereik, interkwartielafstand, variantie en standaarddeviatie, geven
aan hoe de datapunten rond het centrum van de dataset zijn verspreid. Ze bieden inzicht in de mate
van variatie of spreiding van de data.

23
Q

Leptopkurtische verdeling

A

Een kurtosis hoger dan 0-1 wat de kurtosis van een normale
verdeling is, duidt op een ‘leptokurtische’ verdeling, wat betekent dat de verdeling een spitsere piek
heeft dan een normaalverdeling en dikkere staarten, wat wijst op meer uitschieters

24
Q

Een density plot heeft altijd een oppervlakte van ….

A

1!

Een density plot is een geschaalde versie van een histogram, waarbij de totale oppervlakte
onder de curve gelijk is aan 1. Dit maakt het mogelijk om de relatieve dichtheden van verschillende
datasets of variabelen te vergelijken, ongeacht de steekproefgrootte.

25
Q

Voor alle, behalve
uitzonderlijk kleine , steekproeven geldt dat de steekproevenverdeling van het
gemiddelde normaal verdeeld is. Dit fenomeen heet de

A

Centrale Limietstelling (CLT)

26
Q

De standaardfout van het gemiddelde hangt af van zowel de … als van de … af

A

De standaarddeviatie en de steekproefomvang.

Hoe meer spreiding er is hoe groter de standaardfout.

27
Q

Wat zijn relatieve frequenties

A

Geeft een deel van de totale frequentie voor een bepaalde categorie in een dataset aan.

28
Q

Bij ordinale data is het zinvol om de mediaan of het gemiddelde te gebruiken?

A

De mediaan. Bij ordinale data is er een rangorde maar de afstand tussen de waarden is niet
specifiek.

29
Q

Wanneer wordt bij de NHST nulhypothese significantie toetsing gesteld dat een verband significant is?

A

als de p-waarde kleiner is dan de vooraf ingestelde alfa (het significantieniveau).

In dit
geval is de p-waarde (.11) groter dan de alfa (.10), wat betekent dat het resultaat niet statistisch
significant is.

30
Q

Hoe wordt de verklaarde variantie berekent in een correlatie?

A

wordt berekend door het kwadraat van
de correlatiecoëfficiënt te nemen. Een correlatie van .1, wanneer gekwadrateerd (.1 * .1), verklaart
1% van de variantie in de andere variabele.

31
Q

Wat betekent het als Bèta .10 is?

A

In de context van effectgroottes wordt doorgaans aangenomen dat een bèta rond .10 klein is, rond
.30 middelmatig, en .50 of hoger groot.

32
Q

Wat zegt een Cohen’s D (d-waarde) van 0.34?

A

Een waarde van 0.34 wordt algemeen
beschouwd als een indicatie van een zwak verband tussen twee variabelen.
0.2 = zwak/ 0.5 = middel/ 0.8 = sterk.
cohens d vaak gebruikt in een t-test. Cohen d = altijd gestandaardiseerd.

33
Q

Bestaat de populatieverdeling of de steekproevenverdeling uit ALLE waarden van alle onderzoekseenheden?

A

De populatieverdeling!

34
Q

Wat bevat de steekproevenverdeling?

A

ALLEEN de subset van de populatiewaarden (gebasseerd op de geselecteerde steekproef)

35
Q

Wat is matching?

A

Matching is een techniek die in onderzoeksdesigns gebruikt kan worden om de invloed van bekende confounders te minimaliseren.

Door deelnemers te matchen op bepaalde kenmerken, zorgt de onderzoeker ervoor dat deze kenmerken gelijk verdeeld zijn over de verschillende groepen, wat helpt bij het controleren van de effecten van deze confounders.

35
Q

De steekproevenverdeling heeft meer/minder spreiding dan de verdeling van steekproefscores

A

MINDER

omdat de gemiddelden van steekproeven meestal
dichter bij het populatiegemiddelde liggen dan individuele scores. Dit fenomeen wordt beschreven
door de centrale limietstelling