Bekrachtiging Flashcards

1
Q

bekrachtiger

A

Elke omstandigheid die op een respons volgt en die versterkt.

Je hebt positieve en negatieve bekrachtigingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Positieve bekrachtigingen

A

gerelateerd aan iet ‘toevoegen’ of ‘aanbieden’

voedsel, seks, geld, aandacht, complimenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

negatieve bekrachtigingen

A

dit is het ‘verwijderen’ of ‘weghalen’ van een vervelende of aversieve stimulus na een respons, waardoor de kans groot is dat de respons zich herhaalt.

Bijv. een kind huilt omdat het een nieuw speeltje wilt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verschillende gradaties bekrachtiging

A
  • continue bekrachtiging
  • shaping
  • intermitterende bekrachtiging (partiële bekrachtiging)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

continue bekrachtiging

A

Bij continue bekrachtiging wordt elke respons beloond, zoals het geven van een koekje aan een hond elke keer dat hij zijn pootje geeft. Dit leidt tot snelle gedragsverandering,

MAAR is helpt niet bij langdurige gedragsverandering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

shaping

A

wordt gebruik gemaakt van stapsgewijze beloning (en soms straffen).

Shaping is ook wanneer een docent je leert te lezen of een muziekinstrument probeert te bespelen.

Bijv. de ouders van Simone geven haar bij elke nieuwe stap een compliment.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

intermitterende bekrachtiging

A

(partiële bekrachtiging)

houd je een minder frequent beloningsschema aan (bijvoorbeeld, na drie keer iets goed doen mag je jezelf belonen). Je beloont dus sommige responsen, niet allemaal.

Dit leidt tot gedragsverandering op de lange termijn.

Vorm van operante conditionering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bekrachtigingschema’s

A

programma’s voor de timing en frequentie van bekrachtigingen.

  • ratioschema
  • intervalschema
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ratioschema

A

beloont een proefpersoon na een BEPAALD AANTAL responsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Intervalschema

A

beloont na een BEPAALD TIJDSINTERVAL.

Bijv. iemand die elke maand zijn salaris ontvangt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Primaire bekrachtigers

A

zijn stimuli die elementaire biologische behoeften of verlangens bevredigen, zoals voedsel, water en seks. Ze voorzien in directe fysieke behoeften en zijn essentieel voor overleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Secundaire bekrachtigers

A

zijn stimuli die onze handelingen beïnvloeden, maar niet essentieel zijn voor overleving. Voorbeelden zijn geld, schoolcijfers en bewondering. Ze zijn belangrijk voor sociale en psychologische behoeften.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Premack-principe

A

Ontwikkeld door David Premack

stelt dat je een favoriete activiteit kunt gebruiken om een minder populaire activiteit te bekrachtigen.

Bijvoorbeeld: “Als je je huiswerk afmaakt, mag je daarna videogames spelen.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Straf in gedragsbeïnvloeding

A

is een riskante manier om gedrag te beïnvloeden en kan zowel positief als negatief zijn. Positieve straf voegt een aversieve stimulus toe (zoals een boete), terwijl negatieve straf een aangename stimulus weghaalt (zoals tijd zonder schermen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Token economy system

A

tijdens een zomerkamp krijgen de kinderen elke keer een sticker als zij zich sportief hebben gedragen. Bij 10 stickers mogen ze een snoepje uitkiezen.

De verdiende stickers die je kunt ruilen voor een beloning, horen bij de token economy system.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly