Behandeling Kanker Flashcards

1
Q

Kanker ontstaat vooral bij weefsel met?

A

Snel delende cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bij kinderen is de celdeling gecontroleerd, wat onder controle is van groeigenen in het genetisch materiaal van de cel. Bij een tumor is?

A

Het genetisch materiaal veranderd en

hierdoor groeit de tumor ongecontroleerd en zelfstandig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat doen de cellen bij een goedaardig gezwel

A

De gevormde cellen dringen omliggend weefsel niet binnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat doen de cellen bij een kwaadaardig gezwel

A

De gevormde cellen dringen omliggend weefsel wel binnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Chirurgie

A

Werking:
Wegsnijden van kankerweefsel

Bijwerkingen:
Pijn, infecties§

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Oncologische Chemotherapie

A

Werking:
Afremmen tumorgroei door toediening cytostatika (dit vernietigt de kankercellen).

Bijwerkingen:
Vermoeidheid, malaise, anemie, infecties, neutropenie (tekort aan witte bloedcellen), diarree/verstopping, droge huid/nagelproblemen, gebrek aan eetlust, misselijkheid, braken, kaalheid, verminderde vruchtbaarheid, remmen beenmerg, droge mond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Radiotherapie

A

Werking:
Straling laat de tumor slinken of verdwijnen (straling dood snel delende cellen)

Bijwerkingen:
Vermoeidheid, malaise, huidklachten, haaruitval, beschadigingen aan de bedekkende weefsels van het orgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Immunotherapie

A

Werking:
Versterken immuunsysteem

Bijwerkingen:
Griep, infecties, diarree, misselijkheid, zweertjes in de mond, neerslachtigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hormoontherapie

A

Werking:
Remming van stimulerend effect van geslachtshormonen op borsten, baarmoeder of prostaat

Bijwerkingen:
Onvruchtbaarheid, botontkalking, misselijkheid, verminderde seksualiteit, stemmingswisselingen, opvliegers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ongewenste gevolgen van radiotherapie

A

De huid tussen het bestraalde gebied en de bestraalde weefsel kan beschadigen.

In het bekkengebied bevinden zich de geslachtsorganen. Door radiotherapie in dit gebied kan de vruchtbaarheid verminderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Metastasen bij kanker in de dikke darm

A

vooral in de lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Metastasen bij kanker in de lever

A

vooral in de longen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Metastasen bij kanker in de longen

A

kunnen overal in het lichaam voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Botkanker is de meest pijnlijke kankersoort, waarom?

A

Beenweefsel is zeer rijk aan zenuwcellen, daarom is dit heel erg gevoelig wanneer er zich hier kankercellen bevinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is er sprake van veel onverklaarbaar gewichtsverlies bij kanker?

A

omdat de tumoren veel energie van het lichaam vergen. Bovendien hebben kankerpatiënten vaak een verminderde eetlust. Deze dingen kunnen resulteren in een slechte voedingstoestand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Benigne tumor =

A

goedaardig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Maligne tumor =

A

kwaadaardig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Goedaardige tumoren hebben een …(A)… celdifferentiatie, kwaadaardige tumoren hebben …(B)… celdifferentatie.

A
A = goede
B = verlies van
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Een benigne tumor kan bijvoorbeeld een holte afsluiten, een omgevend weefsel verdrukken of onnodig extra hormonen produceren. Cellen van een kwaadaardig gezwel (kanker) zijn …(A)… gedifferentieerd, die van benigne tumoren zijn …(B)… gedifferentieerd.

A
A = slecht
B = vaak beter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Redenen om gezond weefsel te verwijderen:

A

Het kan zorgen dat een bloedvat wordt afgesloten

Het kan kwaadaardig worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Kwaadaardig is invasief, goedaardig wordt omringd door een kapsel. Een goedaardige tumor …(A)… , een kwaadaardige tumor …(B)…

A
A = behoudt zijn functie
B = niet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Noem de voordelen en nadelen van een vriescoupeonderzoek

A

Voordelen:
in de meeste gevallen kun je zien of de tumor volledig verwijderd is of niet zodat er meteen tot sluiting van de wond met eventuele reconstructie kan worden overgegaan.

Nadelen (Psychologisch)
er wordt tijdens de operatie meteen voor een behandeloptie gekozen, je krijgt dus zelf niet de keuze over ‘je lot’ wanneer je onder narcose bent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Onderzoeken die informatie geven over de grote van de primaire tumor, de regionale lymfeklieraantasting en de ingroei in de omgeving zijn:

A

MRI, CT en eventueel echo.

24
Q

Borstkanker kan verspreiden via …(A)… komt eerst in de …(B)… en kan daarna via …(C)… in het gehele lichaam terecht komen

A
A = de lymfe
B = lymfeklier in de oksel
C = onderste holle ader
25
Q

Blastomen en sarcomen komen vaak voor bij

A

kinderen

26
Q

sarcomen komen vaak voor omdat:

A

het bindweefsel en steunweefsel zich snel ontwikkeld bij kinderen. door die grote activiteit is er meer kans op kanker

27
Q

blastomen komen vaak voor door:

A

verkeerde embryonale ontwikkeling wat zich daardoor uit op kinderleeftijd

28
Q

het aantal carcinomen stijgt met …

A

de leeftijd

29
Q

carcinomen ontstaan uit …

A

epitheel

30
Q

epitheel wordt ook wel …. genoemd

A

dekweefsel

31
Q

dekweefsel wordt continu vervangen door …

A

celdeling

32
Q

de kans op mutaties is door de vele celdelingen groter dan bij …

A

weefsel wat zich niet snel deelt

33
Q

zwarte ontlasting wijst op

A

een bloeding van de pylorussfincter (maag of slokdarm)

34
Q

rode ontlasting ontstaat door

A

bloedingen voorbij de pylorussfincter (waar de darmen zich bevinden)

35
Q

bij … verliest iemand bloed via de urine

A

hematurie

36
Q

door het maken van een … kan er een tumor aangetoond worden in het urinewegstelsel

A

echo, CT of MRI

37
Q

Het gezwel met een beetje omringend weefsel en regionale lymfeklieren wordt verwijderd.

A

Curatieve resectie en bloc

38
Q

het bestralen van een bepaald gebied uit voorzorg naast

een andere behandeling. Dit kan bijvoorbeeld na een operatie zijn om overgebleven kankercellen te vernietigen.

A

Adjuvante radiotherapie

39
Q

tumorsuppressorgen

A

voorkomt onbeperkte deling van de cel en verhindert daarmee het ontstaan van een tumor

40
Q

oncogen

A

stimuleert juist onbeperkte deling van de cel en staat daarmee centraal in het ontstaan van kanker

41
Q

Kanker is een ziekte die vooral op oudere leeftijd voorkomt. Veertig procent van alle nieuwe patiënten in 2011 was tussen …(A)…, dertig procent was …(B)…

A
A = 60 - 75 jaar
B = > 75 jaar
42
Q

Kanker is

A

Verzamelnaam van verschillende soorten kwaadaardige tumoren die in vrijwel ieder weefsel van het lichaam kunnen voorkomen

43
Q

Eén gemeenschappelijk kenmerk van kanker:

A

een ongeremde deling van lichaamscellen

44
Q

BRCA-genen zijn:

A

tumor supressor genen

45
Q

Vrouwen die drager zijn van een BRCA-genmutatie hebben:

A

sterk verhoogd risico op borst- en/of eierstokkanker

46
Q

Kans op borstkanker:

A

BRCA1 of BRCA2 gen mutatie: 60-80% kans

zonder gen mutatie: ongeveer 12% kans

47
Q

Kans op eierstokkanker

A

BRCA1 gen mutatie: 30-60% kans
BRCA2 gen mutatie: 5-20% kans
zonder gen mutatie: ongeveer 1.5% kans

48
Q

TNM-systeem

waar staan de letters voor?

A

T: lokale uitbreiding van de tumor
N: regionale lymfeklier aantasting
M: metastasen

49
Q

Curatieve behandeling

A

gericht erop om iemand te genezen

50
Q

Adjuvante behandeling

A

wordt gegeven na de primaire behandeling

gericht op een beter eindresultaat

51
Q

Neo-adjuvante behandeling

A

wordt gegeven voor de primaire behandeling

gericht op een beter eindresultaat

52
Q

Radicale behandeling

A

gericht erop om de tumor rustig te krijgen

kans op genezing is verwaarloosbaar klein

53
Q

Palliatieve behandeling

A

gericht op remmen van de ziekte en/of klachten wanneer de kans op genezing niet meer aanwezig is

54
Q

Cachexie is een

A

multifactorieel syndroom

55
Q

Cachexie wordt gekarakteriseerd door een

A

diepgaand verlies van skelet spiermassa en soms ook vetmassa

56
Q

voeding kan cachexie

A

niet volledig stoppen

57
Q

cachexie leidt tot

A

verminderd functioneren zoals bij leverziekten, reuma, hartfalen en kanker