BEH H3 Flashcards

1
Q

Ondernemingsplan

A

plan met onder andere de aard, de omgang, de organisatie, de vestigingsplaats en de financiële onderbouwing van de productie of dienstverlening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

marketingplan

A
  • brancheonderzoek
  • omgevingsanalyse
  • marketingmix en bedrijfsformule
  • omzetprognose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

omzetprognose

A

een gefundeerde schatting van toekomstige omzetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

balans

A

een overzicht van de vaste en vlottende activa en de vormen van eigen en vreemd vermogen van een organisatie op een bepaald moment.

een overzicht van wat een bedrijf bezit en hoe het dat bezit heeft gefinancierd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

investeringsbegroting

A

een overzicht van de productiemiddelen (activa) die nodig zijn om een bepaalde activiteit uit te voeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

debiteuren

A

vorderingen op afnemers, die op rekening hebben gekocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

activa

A

alle dingen die het bedrijf heeft gekocht en waar het geld in heeft gestoken om het te bezitten (geld op de bank, voorraad, gebouwen of machines)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

passiva

A

hoe het bedrijf zijn activa heeft gefinancierd (eigen vermogen, vreemd vermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vaste activa

A

bezittingen die langere tijd meegaan, zoals gebouwen en machines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vlottende activa

A

bezittingen die binnen een jaar kunnen worden omgezet in geld, zoals voorraad en geld op de bank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

eigen vermogen

A

geld dat de eigenaar zelf in het bedrijf heeft gestopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

vreemd vermogen lang

A

schulden die pas over een langere tijd terugbetaald moeten worden, zoals een lening bij de bank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vreemd vermogen kort

A

schulden die binnen een jaar terug betaald moeten worden, zoals betalingen aan leveranciers (crediteuren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

rekening courant krediet

A

een soort lening die het bedrijf kan gebruiken wanneer het tijdelijk geld nodig heeft. Denk aan het als een soort “bankrekening met rood staan”: je mag een bepaalde limiet opnemen die je later weer terugbetaa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

financieringsplan

A

een voorstel waaruit blijkt welke vormen van vermogen (met vermeldingen van bedragen) de onderneming wil aantrekken om in haar vermogensbehoefte te voorzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

liquiditeitsbegroting

A

een liquiditeitsbegroting is een overzicht waarin je voorspelt hoeveel geld er in en uitgaat in een toekomstige periode. je kijkt alleen naar het daadwerkelijke geld dat binnenkomt en eruit gaat

17
Q

kostenplan

A

in een kostenplan wordt een schatting gemaakt van de kosten die nodig zijn om de bedrijfsactiviteiten uit te kunnen voeren

18
Q

liquide middelen

A

totaal van de voorraad kasgeld en het positieve saldo op de rekening courant

19
Q

winst- en verliesrekening

A

overzicht waarop de opbrengsten en kosten staan vermeld. kosten kunnen op de winst- en verliesrekening staan zonder dat er die maand geld de deur uit gaat

20
Q

afschrijvingskosten

A

(aanschafwaarde-restwaarde) / verwachte levensduur

21
Q

balans

A

een overzicht van de vaste en vlottende activa en de vormen van eigen en vreemd vermogen van een organisatie op een bepaald moment

22
Q

bedrijfsresultaat

A

omzet - alle kosten (met uitzondering van interestkosten)

23
Q

beïnvloedbare kosten

A

kosten waarop de verantwoordelijke manager invloed kan uitoefenen

24
Q

break- evenpunt in aantallen

A

vaste kosten / (verkoopprijs per eenheid - variabele kosten per eenheid)

25
Q

break-evenpunt in omzet

A

break-evenpunt in aantallen * verkoopprijs per eenheid

26
Q

niet-omzet-afhankelijke kosten

A

kosten die niet veranderen door een verandering in de omzet

27
Q

omzet afhankelijke kosten

A

kosten die veranderen door een verandering in de omzet

28
Q

immateriële vaste activa

A

activa die niet tastbaar zijn (je kunt ze niet aanraken), zoals de waarde van octrooi- en auteursrechten of betaalde goodwill bij een overname

29
Q

resultaat

A

opbrengsten - kosten = winst of verlies

30
Q

bedrijfsresultaat

A

omzet - alle kosten (met uitzondering van interestkosten)

31
Q
A