Begrippenlijst 3 Flashcards
ambitieus
veel willen bereiken
imperialisme
voortdurend grotere delen van de wereld willen veroveren en beheersen
prestige
aanzien, invloed, macht…
grootrijk
imperium, groot en machtig rijk
pater familias
De oudste man met de hoogste stand in een Romeins gezin.
patriarchaal
De vader bestuurde zijn familie als alleenheerser.
patriciërs
Families van grootgrondbezitters in Rome. Ze beweerden af te stammen van de stichters van de stad.
plebejers
Gewone Romeinen. Aanvankelijk waren het boeren die land van de patriciërs pachten. Later, in de groeiende stad, oefenden ze ook vele andere beroepen uit.
magistraat
Iemand die is verkozen of benoemd om een functie in het bestuur uit te oefenen. (hier: consuls en lagere magistraten)
wetgevende macht
Deze macht bepaalt de inhoud van de wetten van een land/grootrijk.
uitvoerende macht
Deze macht zorgt ervoor dat de wetten worden toegepast en nageleefd in een land/grootrijk.
rechterlijke macht
Deze macht geeft een oordeel over wetten die niet opgevolgd worden of geschillen (ruzies).
dictator
Leider van een land/grootrijk die alles alleen beslist.
koninkrijk
Staatsvorm met aan het hoofd een erfelijke koning, levenslang aan de macht.
republiek
Staatsvorm met aan het hoofd een persoon of groep van personen, door het volk gekozen en meestal beperkt in tijd.
vetorecht
Letterlijk ‘ik verbied’, het recht om een beslissing tegen te houden.
volkstribunen
Die moesten de belangen van het volk bewaken. Ze hadden vetorecht om de beslissingen van de Senaat en de volksvergadering tegen te houden.
politiek geweld
Geweld als middel gebruiken om politieke doelen te bereiken.
burgeroorlog
Oorlog waarbij de strijdende partijen deel uitmaken van hetzelfde land/grootrijk.
redenaar
Iemand die goed kan spreken voor een groep.