begrippen uitleggen Flashcards

1
Q

klassen versus standen

A

in de middeleeuwen was er een standenmaatschappij, dit groeide uit tot een klassen maatschappij
-> je kon niet van stand veranderen, je kon je wel van klas opwerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 standen middeleeuwen

A
  • clerus
  • adel
  • boeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

3 economische sectoren

A
  • primaire sector
  • secundaire sector
  • tertiaire sector
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

primaire sector

A

landbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

secundaire sector

A

industrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

tertriare sector

A

dienstensector: met verkoop van diensten of goederen winst willen maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

demografische revolutie

A

de overgang van een hoog sterftecijfer en een laag geboortecijfer naar een hoog geboortecijfer en een laag sterftecijfer binnen een bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

homo faber kort

A

de werkende mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wie zijn theorie was homo faber?

A

Karl Marx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

homo faber

A

mensheid is een aangeboren drang tot arbeid en creativiteit, met een aangeboren drang om werktuigen en techniek te ontwikkelen, gericht op het naar hun hand zetten van de eigen leefomgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verzuiling

A

de verdeling van een samenleving in groepen op levensbeschouwelijke of sociaal-economische basis, waarbij de groepen in bepaalde mate van elkaar zijn afgeschermd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke doelstelling was er ivm de schoolstrijd?

A

men wou volgens de schoolwet in elke gemeente een school, in gemeenten zonder school werd een opgericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

aan wat waren de nieuwgebouwde scholen verbonden?

A

aan een klooster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is de schoolstrijd?

A

de strijd tussen het rijksonderwijs en katholiek onderwijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat was het rijksonderwijs?

A

onderwijs opgericht door de staat, provincies en gemeenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Marie popelin

A

een Belgische voortrekster van vrouwenrechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Marie Popelin werkte samen met wie en voor wat?

A

ze werktte samen met Isabella Gatti de Gamond voor het onderwijs van meisjes en werd zelf de eerste vrouwelijke dokter in de rechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

in welke eeuwen leefde Marie Popelin?

A

19-20ste eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

na wat ontstonden de roaring twenties?

A

de oorlog was net gedaan en men had de spaanse griep overwonnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat was het gevolg van het einde van de oorlog en overwinning van spaanse griep?

A

mensen wouden terug leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

hoe veranderde de kledingstijl van de vrouw?

A
  • korte rokjes
  • The Flapper
  • diepe decolletés
  • doorzichtige stoffen
  • blote ruggen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat gebeurde er met de economie door de roaring twenties?

A

economie bloeide op en er ontstond een consumptiemaatschappij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

gevolg consumptiemaatschappij

A

door het overvloedig kopen van aandelen stegen de prijzen en crashte de beurs in 1929

24
Q

Formeel en informeel imperialisme: wat betekent imperialisme?

A

landen breiden hun macht uit via territorium en dus kolonies

25
Q

formeel imperialisme

A

gebieden veroveren met leger en dus geweld

26
Q

informeel imperialisme

A

economische druk leggen op bepaald gebied waardoor men meer afhankelijk werd van het land

27
Q

Abolitionisme

A

het streven naar het afschaffen van slavernij

28
Q

wanneer kwam het abolitionisme op?

A

in de 18-19eeuw na de Amerikaanse burgeroorlog

29
Q

Emancipation Proclamation

A

keerpunt in de oorlog (uit 1863) waar de slavernij definitief en permanent werd afgeschaft (abolitionisme nam bovenhand)

30
Q

vertaling Gilded age

A

gouden eeuw of vergulden tijdperk

31
Q

the Gilded age

A

grote groei van het productievermogen in VS en een verhoging van de levensstandaard

32
Q

wat ontstond er door the Gilded Age?

A

the American Way Of Life

33
Q

belangrijke groeisector tijdens the gilded age

A

spoorwegen, schepen en auto’s

34
Q

nieuwe communicatie tijdens the gilded age

A

via radio en pers

35
Q

wanneer is de Driekeizersbond ontstaan?

A

in 1873

36
Q

tussen welke landen was de Driekeizersbond?

A

Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Rusland

37
Q

driekeizersbond

A

de drie keizers waren neven en wouden een alliantie vormen maar dat was van korte duur -> tweekeizersbond

38
Q

wie stapte uit de driekeizersbond?

A

Rusland

39
Q

wie bedacht het Von Schlieffenplan?

A

Alfred von Schlieffen

40
Q

wat stond er in het von Schlieffenplan?

A

om in geval van oorlog, frankrijk zo snel mogelijk binnen te vallen via verschillende wegen, ook door België

41
Q

Flamenpolitik

A

Duitsland geeft Vlaanderen steun in de taalstrijd in de hoop dat ze achter nazi-Duitsland gaan staan.

42
Q

wat was de Vrede van Brest-Litovsk?

A

een vredesverdrag

43
Q

wanneer werd de Vrede van Brest-Litovsk getekend?

A

op 8 maart 1918

44
Q

waar werd de vrede van Brest-Litovsk getekend?

A

in het fort van Brest-Litovsk

45
Q

na wat werd Vrede van Brest-Litovsk getekend?

A

na de machtsovername van de bolsjewieken

46
Q

wie sloten de Vrede van Brest-Litovsk?

A

de Russische Socialistische Federatieve Sovjetrepubliek aan de ene zijde en Duitse Rijk, Oostenrijk-Hongarije, Bulgarije en het Ottomaanse Rijk aan de andere

47
Q

wie bedacht het veertienpuntenprogramma?

A

Woodrow Wilson

48
Q

wanneer werd het veertienpuntenprogramma bedacht?

A

in 1918

49
Q

doel veertienpuntenprogramma

A

wereldvrede op lange termijn, open politiek en open diplomatie en economisch liberalisme

50
Q

naar wat verwijst de War Guilt Clause?

A

de gevolgen of doelstellingen voor Duitsland op het diktat von versailles met alle gevolgen voor alle landen en geldboete die ze pas in 2019 hebben afbetaald

51
Q

belangerijkste in the War Guilt Clause

A

Duitsland moet zijn fouten herkennen en de schuld op zich nemen-> grote impact op duitser omdat ze zogezegd het enige foute land waren

52
Q

cordon sanitaire

A

veiligheidsgordel van staten langs de westgrens van de Sovjet-Unie

53
Q

wanneer werd cordon sanitaire opgericht?

A

in 1919

54
Q

waarom werd Cordon sanitaire opgericht?

A

het moest de rest van Europa beschermen tegen de communistische ‘besmetting’

55
Q

revolte

A

gewone opstand tegen overheid met weinig resultaat (bv voor meer rechten)

56
Q

revolutie

A

plotselinge opstand van volk met blijvende politieke verandering, afzetting van overheid (echt de overheid te veranderen)