begrippen hs 11 Flashcards

1
Q

de voortplantingscellen van een man

A

zaadcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een man en vrouw kunnen hiermee kinderen maken

A

voortplantingscellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de zaadcellen worden gemaakt door ………..

A

zaadballen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

als je een kindje kan maken

A

vruchtbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de zaadballen maken dit hormoon

A

testosteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een zaadlozing als een jongen slaapt

A

natte droom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hier worden de zaadcellen opgeslagen tot de volgende zaadlozing

A

bijballen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hier liggen de zaadballen en de bijballen in

A

balzak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

dit krijg een jongen als hij seksueel opgewonden is

A

een erectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hier gaat extra bloed heen waardoor hij een stijve penis krijgt

A

zwellichamen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de zaadcellen gaan van de bijballen naar de penis door de ………..

A

zaadleiders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hier komen de zaadcellen eerst langs

A

zaadblaasjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hier komen de zaadcellen als tweede langs

A

de prostaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het mengsel van zaadvocht en zaadcellen heet

A

sperma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bij de prostaat komt het sperma in de

A

urinebuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

als de sperma de penis verlaat heet dat een

A

zaadlozing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat zijn de voortplantingscellen van een vrouw

A

eicellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

meisjes worden geboren met ongeveer 400000 onrijpe eicellen in twee ………..

A

eierstokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

een ander woord voor menstruatie

A

ongesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat er van de ene tot de andere menstuatie gebeurt

A

menstruatiecyclus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

hier is de binnenkant van de baarmoeder mee bedekt

A

baarmoederslijmvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

als de follikel openbarst komt de eicel in de ……….

A

eileider

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

het vrijkomen van een rijpe eicel

24
Q

ander woord voor eisprong

25
terwijl de eicel in de eileider blijft leven gaat hij richting ...........
baarmoeder
26
de dagen rond de eisprong
vruchtbare periode
27
als er geen bevruchting plaatsvind gaat de eicel dood het verdikte baarmoederslijmvlies laat na 2 weken los en druppeld samen met wat bloed uit de vagina
menstruatie
28
de follikel maakt deze hormonen
oestrogeen en progesteron
29
waar staat FSH voor
Follikel Stimulerend Hormoon
30
waar staat LH voor
Luteïniserend Hormoon
31
na de ovulatie zorgt LH ervoor dat de lege follikel gaat groeien en gekleurd vet opneemt de lege follikel heet vanaf dit moment het ............
gele lichaam
32
het versmelten van de celkernen van een zaadcel en een eicel
bevruchting
33
het bolletje cellen zet zich vast in het baarmoederslijmvlies
innesteling
34
het bolletje cellen noem je een ……
embryo
35
vanaf de innesteling is de vrouw …….
zwanger
36
hiermee voorkom je dat een vrouw zwanger word na seks
voorbehoedmiddel
37
een pleister die hormonen afgeeft die de eisprong voorkomen
anticonceptie pleisters
38
een pil met hormonen die ervoor zorgen dat je niet zwanger word
de pil
39
een staafje in je huid met hormonen die ervoor zorgen dat je niet zwanger word
hormoonstaafje
40
een stukje plastic dat is de baarmoeder zit met hormonen die ervoor zorgen dat je niet zwanger word
spiraaltje
41
het doorsnijden van de zaadleiders of eileiders tijdens een operatie
sterilisatie
42
vocht dat voor de zaadlozing uit de penis komt
voorvocht
43
een pil de de innesteling van de bevruchte eicel tegen gaat
morning-afterpil
44
als je in een kliniek een embryo uit je baarmoeder haalt
abortus
45
een groepje cellen in een hol bolletje cellen
kiemschijf
46
als je zeker wil weten of je zwanger bent kun je een test doen
zwangerschapstest
47
in de eerste twaalf weken ontstaat alle organen van de baby
embryonale fase
48
een kindje dat er al uit ziet als een mensje
foetus
49
een kindje zit veilig in een ‘zak’ met vloeistof. de zak bestaat uit ……….
vruchtvliezen
50
in het vruchtvlies zit ………..
vruchtwater
51
op de plaats waar de bevruchte eicel is ingenesteld groeit de …….. of ……..
moederkoek of placenta
52
de foetus is verbonden met de placenta via de ………..
navelstreng
53
alle stoffen die de embryo nodig heeft gaan via de …………..
navelstrengader
54
afvalstoffen gaan van het kindje naar de moeder via de …………….. | bloedvat
navelstrengslagader
55
als een embryo sterft en word afgestoten heeft een vrouw een ……..
miskraam