Begrippen Hs 1 Flashcards

1
Q

Natuurwetenschappen zijn

A

Natuurkunde, scheikunde en biologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Natuurkundige

A

Houdt zich bezig met gebeurtenissen die je steeds herhaald oftewel omkeerbare veranderingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Biologie

A

Houdt zich bezig met planten, dieren en de mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Scheikunde

A

Houdt zich bezig met stoffen en met de verandering van stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Scheikundige of chemicus

A

Zoek naar antwoorden op vragen door experimenten te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Stofeigenschappen

A

Om een stof te herkennen zoals fase, smaak, geur, kleur, oplosbaarheid in water, kook/smelt punt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Fase

A

Geeft aan of de toestand van een stof vast, vloeibaar of gasvormig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Oplosbaarheid in water

A

Hoe goed een stof oplost in water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Smeltpunt/kookpunt

A

De temperatuur waarbij een vaste stof begint te smelten/koken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Practicum

A

Experimenten of onderzoek doen in een laboratorium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Stol/vriespunt

A

De temperatuur waarbij een vloeistof begint de stollen of vriezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gevaren symbool of pictogram

A

Geeft de gevaren aan van een stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Chemicaliën

A

Is het chemische woord voor stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Stoffen

A

Alles om ons heen dat je kan aanraken, voelen, ruiken en zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Chemie kaart

A

Daar in staan allerlei eigenschappen van de stof, de gevaren en hoe je er veilig mee kan werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Moleculen

A

Kleine deeltjes van een stof

17
Q

Atomen

A

Kleine deeltjes waaruit een molecuul bestaat

18
Q

Verbinding

A

Bestaat uit twee of meer soorten atomen

19
Q

Element

A

Bestaat uit een soort atoom

20
Q

Fase verandering

A

Overgang van Fasen

21
Q

Zuivere stof

A

Bestaat uit een soort molecuul

22
Q

Mengsel

A

Bestaat uit twee of meer soorten moleculen

23
Q

Temperatuurtraject

A

Het temperatuurgebied waarbij een mengsel in beide fase verkeerd

24
Q

Oplossing

A

Helder en soms gekleurd mengsel

25
Q

Suspensie

A

Een troebel mengsel van een fijn verdeelde vaste stof die zweeft in een vloeistof

26
Q

Bezinken

A

Wanneer is de zwevende vaste stoffen naar beneden zakken

27
Q

Emulsie

A

Een troebel mengsel van twee vloeistoffen waarbij druppeltjes van de ene vloeistof zweven in de andere

28
Q

Dichtheid

A

Hoeveelheid stof in kilogram per m3 (volume)

29
Q

Chemische reactie

A

Een reactie waarbij de begin stoffen verdwijnen en een nieuwe stof ontstaat

30
Q

Reactie schema

A

Het weergeven van chemische reactie in woorden