Begrippen hoofdstuk 4 voortplanting Flashcards

1
Q

ejaculeren

A

Het vrijkomen van het sperma van de man.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de bevruchting

A

Het samensmelten van de celkern van één zaadcel met de celkern van één eicel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

het embryo

A

De vrucht in de eerste 2 maanden van de zwangerschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de innesteling

A

Het innestelen van het embryo in de baarmoederwand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de placenta

A

Hier gebeurt de uitwisseling van stoffen tussen de moeder en het kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de navelstreng

A

Zorgt voor de aanvoer en afvoer van stoffen tussen de placenta en het kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de foetus

A

De vrucht in vanaf de derde maand van de zwangerschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de echografie

A

Dit onderzoek o.b.v. geluidsgolven wordt op vaste tijdstippen in de zwangerschap uitgevoerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de risicozwangerschap

A

Een zwangerschap met een risico dat de ontwikkeling van het ongeboren kind fout loopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly