Begrippen HFST 1 H4 Flashcards

1
Q

Afzetmarkt

A

Het aantal klanten dat producten wil kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Arbeidsintensief

A

Bedrijf dat veel arbeid nodig heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Assemblagebedrijf

A

Bedrijf waarin producten in elkaar worden gezet. In Mexico heet het maquiladora

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beroepsbevolking

A

Mensen die betaald werk (willen) doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bevolkingsdichtheid

A

Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer (inw/km2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bevolkingsgroei

A

Toe/afname van de bevolking door geboorte, sterfte, emigratie en immigratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bevolkingsspreiding

A

De verdeling van mensen over een land of gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bnp per inwoner

A

Het gemiddelde inkomen per inwoner per jaar. Je berekent het door het bnp te delen door het aantal inwoners van een gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bnp

A

het totale inkomen van de mensen die in een land wonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

centrum

A

Hoogontwikkeld, rijk land of gebied met veel economische en politieke macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dubbelstad

A

Stad die uit twee aan elkaar gegroeide steden bestaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ecologische draagkracht

A

Het vermogen van de natuur om de gevolgen van menselijke handelen op te vangen, zonder dat het natuurlijke evenwicht wordt verstoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Economische machtsblok

A

Gebied dat economisch sterk is doordat er veel goederen worden geproduceerd en er een grote koopkrachtige markt is. (EU en USMCA)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Globalisering

A

Alle mensen van de wereld met hun verschillende leefwerelden, culturen en economieën dichter bij elkaar komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Grensregio

A

Overgangsgebied tussen twee landen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Identiteit

A

Kenmerken van een persoon die ze onderscheidt van andere personen

17
Q

Internationale arbeidsverdeling

A

De verdeling van het werk over verschillende landen

18
Q

kapitaalintensief

A

Bedrijf dat dure productiemiddelen nodig heeft. (machines, gebouwen)

19
Q

koopkracht

A

Het aantal goederen of diensten dat iemand van zijn geld kan kopen

20
Q

liberalisering

A

Minder bemoeienis van de overheid met het bedrijfsleven –> betere marktwerking

21
Q

loonkosten

A

Lonen en salarissen, vakantietoeslag

22
Q

migratie

A

Verhuizen van het ene naar het andere woongebied

23
Q

multiculturele samenleving

A

Samenleving van mensen uit verschillende culturen

24
Q

ontwikkelingskenmerk

A

Kenmerk waarmee je de armoede of rijkdom in een gebied kunt meten

25
Q

ontwikkelingspijl

A

Het niveau van de armoede of rijkdom in een land of gebied. Je kijkt niet alleen naar inkomen, maar ook naar gezondheid, enz.

26
Q

periferie

A

Minder ontwikkeld gebied of land. Is afhankelijk van andere landen

26
Q

Semiperiferie

A

Tussenpositie periferie en centrum. Opkomende landen

27
Q

ruimtelijk verschil

A

Verschil in inrichting van een gebied

28
Q

Selectieve migratie

A

Migratie op basis van leeftijd, inkomen, geslacht, enz.

29
Q

tariefmuur

A

Invoerrechten: geld dat je moet betalen om een product in te voeren

30
Q

vrijhandel

A

Handel tussen landen die helemaal plaatsvinden volgens de wetten van vraag en aanbod