Begrippen H2

Question 1

Verwering

Answer 1

Het verbrokkelen van gesteente onder invloed van het weer en de werking van planten.

Question 2

Mechanische verwering

Answer 2

Verwering waarbij gesteente verbrokkelt zonder dat de samenstelling verandert.

Question 3

Chemische verwering

Answer 3

Verwering waarbij de samenstelling van het gesteente verandert als gevolg van de werking door zuurstof en vocht.

Question 4

Massabewegingen

Answer 4

Het langs een helling naar beneden bewegen van gesteente onder invloed van zwaartekracht.

Question 5

Klei

Answer 5

Microscopisch kleine korreltjes die ontstaan als gevolg van verwering.

Question 6

Zand

Answer 6

De kleine korreltjes gesteente die ontstaan door verwering en nog met het blote oog kunt zien.

Question 7

Erosie

Answer 7

De uitschurende werking van stromend water, wind of ijs.

Question 8

Gletsjer

Answer 8

Ijsmassa in hooggebergten, die langzaam naar beneden beweegt.

Question 9

Grind

Answer 9

Door rivierwater afgeronde stenen.

Question 10

Delta

Answer 10

Nieuw land in zee dat ontstaat door sedimentatie van een rivier bij een monding.

Question 11

Laag vlakte

Answer 11

Vlak gebied met een hoogteligging onder de 500 meter.

Question 12

Sedimentatie

Answer 12

Proces waarbij korrels blijven liggen.

Question 13

Strand

Answer 13

De grens tussen land en water waar zand zich ophoopt.

Question 14

Zandbank

Answer 14

Ondiepe plaats in zee.

Question 15

Zandsteen

Answer 15

Sedimentgesteente dat ontstaat uit samengeperst zand.

Question 16

Schalie

Answer 16

Sedimentgesteente dat ontstaat uit samengeperst klei.

Question 17

Kalksteen

Answer 17

Sedimentgesteente uit samengeperste schelpen.

Question 18

Sedimentgesteente

Answer 18

Gesteente dat ontstaat wanneer lagen sediment worden samengeperst.

Question 19

Fossielen

Answer 19

Overblijfselen of afdrukken van planten en dieren.

Question 20

Jong gebergte

Answer 20

Een gebergte met veel reliëf en hoge toppen.

Question 21

Oud gebergte

Answer 21

Een gebergte met weinig reliëf en lage toppen

Question 22

Stollingsgesteente

Answer 22

Gesteente dat ontstaat wanneer vloeibaar magma stolt.

Question 23

Magma

Answer 23

Vloeibaar gesteente onder de grond.

Question 24

Graniet

Answer 24

Stollingsgesteente dat gekenmerkt wordt door vlekjes.

Question 25

Buitendijkse kant

Answer 25

Gebied buiten de dijk dat niet beschermd wordt tegen water.

Question 26

Duinen

Answer 26

Door de wind opgewaaide zandheuvels.

Question 27

Gemaal

Answer 27

Een elektrische pomp waarmee polders worden drooggepompt.

Question 28

Kunstmest

Answer 28

Mest uit de fabriek.

Question 29

Mest

Answer 29

Uitwerpselen van dieren, die gebruikt worden om akkers vruchtbaar te maken.

Question 30

Polder

Answer 30

Een gebied omringd door dijken waarbinnen het waterpeil geregeld wordt.

Question 31

Reliëf

Answer 31

Hoogteverschillen in het landschap.

Question 32

Smeltwaterdal

Answer 32

Een dal dat ontstond doordat smeltwater van de ijstong een stuk stuwwal weg heeft gespoeld.

Question 33

Stroomgebied

Answer 33

Het gebied dat afwatert op een rivier en haar zijrivieren.

Question 34

Stuwwallen

Answer 34

Heuvels die ontstaan door de werking van ijstongen op het land.

Question 35

Terpen

Answer 35

Door de mensen ontworpen heuvels ter bescherming tegen overstroming.

Question 36

Veen

Answer 36

Grondsoort ontstaan door de opeenhoping van dode plantenresten.

Question 37

Verkaveling

Answer 37

De verdeling van grond in aparte akkers en weilanden.

Question 38

Wadden

Answer 38

De onbegroeide delen van de waddenzee die twee keer per dag droogvallen.

Question 39

Zwerfstenen

Answer 39

Grote en zware rotsblokken die met het ijs mee genomen zijn.