Begrippen & concepten Flashcards

1
Q

Pubertas preacox

A

Te vroege pubertijd, mogelijk door tumor

Man = schaamhaar < 9jr
Vrouw = schaamhaar/borsten < 8jr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Pubertas trada

A

Te late pubertijd, vaak mogelijk om in te halen

Man = virilisatie > 14jr
Vrouw = borsten > 13jr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Corpora cavernosa

A

Zwellichamen van de penis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tunica albuginea

A

Omgeven de corpora cavernosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Arteria helicina

A

Zorgt voor meer bloedtoevoer in tumescentie (erectie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Subtunicale vene

A

Wordt platgedrukt tijdens tumescentie om zo bloed in de penis te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Corpus spongiosum

A

Sponsachtig lichaam van de penis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Oligospermie

A

Te weinig zaadcellen aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Teratospermie

A

Minder dan 4% van de zaadcellen ziet er ideaal uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Asthenospermie

A

Minder dan 32% van de zaadcellen is bewegelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Epididymis

A

Aka bijbal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vas deferens/ductus deferens

A

Aka zaadleider

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ductus ejaculatorius

A

Ejaculatieleiders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hypospadie

A

Urinebuis komt niet ten hoogte van de eikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Cryptorchidie

A

Niet-ingedaalde teelbal, verhoogd risico op kanker of onvruchtbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Plexus pampiniformis

A

Netwerk aan aders dat temperatuur regelt van de balzak
(onderdeel van de zaadstreng)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Tunica dartos

A

De spierlaag van de balzak die helpt met temperatuur regeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Musculus cremaster

A

De spier die teelballen tegen het lichaam aan kunnen trekken bij kou

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Varicocèle

A

Spatader in de zaadstreng, voelt aan als wormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Thelarche

A

Borstontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Primaire amenorroe

A

Menstruatie niet aanwezig na 16jr of 5jr na thelarche

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Fimbriae

A

Vingervormige uitsteeksel aan het uiteinde van de tuba, beweegt om eicel van eierstok naar eileider te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Myometrium

A

Spierlaag van de baarmoeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Endometrium

A

Baarmoederslijmvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Klieren van Bartholin

A

Zitten bij de ingang van de vagina, maken vocht aan voor tijdens de seks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Klieren van Skene

A

Klieren bij de uitgang van de urinebuis, zorgen voor vocht bij seksuele opwinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Genitale atrofie

A

Dun epitheel door gebrek aan E2, hierdoor pijnlijke coitus en ontstekingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Urinaire atrofie

A

Door dun epitheel (door geen E2) ontstekingen in de vagina & buitenste deel van urinewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Huid atrofie

A

Door gebrek aan E2 rimpels in de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Osteoporose

A

Door gebrek E2, botverlies wat zorgt voor meer fracturen, rugpijn en hoogteverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Atherosclerose

A

Door gebrek aan E2, bloedvernauwing/verkalking van de bloedvaten, groter risico op hart- of herseninfarct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Androgeenexcess

A

Verhouding androgenen:oestrogenen verstoord, overwicht aan androgenen, zorgt voor hirsutisme en acne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Opvliegers

A

Er wordt meer NKB gemaakt in de menopauze wat er voor zorgt dat er meer warmteafgave is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

3 fases van de uterus

A
  1. Menses
  2. Proliferatieve fase (opgroeien endometrium)
  3. Secretoire fase (slijmproductie endometrium & innesteling eicel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

3 fasen van de eierstok

A
  1. Folliculaire fase (1ste helft, eicel rijpt)
  2. Ovulatie (eisprong)
  3. Luteale fase (2de helft, baarmoeder maakt zich klaar)
36
Q

Soort doorbraakbloedingen

A

Oestrogeen doorbraakbloeding & progesteron doorbraakbloeding

37
Q

Soort dervingsbloeding

A

Oestrogeen dervingsbloeding, progesteron dervingsbloeding & oestrogeen-progesteron dervingsbloeding

38
Q

Dysmenorree

A

Pijn en/of krampen tijdens menstruatie door overmatig PGF2alpha. De onderliggende aandoening: endometriose

39
Q

Menorraghie

A

Overmatig bloedverlies & langdurige menstruatie (> 1 wk).
Door anovulatoire cyclus, door afwijking baarmoeder

40
Q

Endometriose

A

Cellen van het endometrium liggen ook buiten de baarmoeder, in de buikholte.
Ontstaat waarschijnlijk doordat menstruatie bloed via de eileiders in de buikholte komt.
Kans op zwangerschap kleiner
Behandeling = medicatie of operatie

41
Q

Erectie

A

Tumescentie

Parasympatisch zenuwstelsel stimuleert, orthosympatisch zenuwstelsel onderdrukt

42
Q

Puberarche

A

Verschijning schaamhaar

43
Q

Klier van Cowper

A

Bevochtiging van urinebuis & neutraliseert resten urine in de urinebuis

44
Q

Hypogonadisme

A

Tekort aan androgenen (o.a. gynaecomastie als gevolg)

Door probleem in teelbal of hypofyse

45
Q

Premature ejaculatie

A

Oplossing: dapoxetine -> verhoogd serotonine in het ruggenmerg om ejaculatiecentrum te onderdrukken

46
Q

Retrograde ejaculatie

A

“Droge” ejaculatie
Ejaculaat komt in de blaas
Oorzaak: probleem in zenuwstelsel, na operatie aan prostaat waardoor blaashals niet meer goed kan samenknijpen

47
Q

Tanner stadia

A

Richtlijnen voor klinisch beoordelen van ontwikkeling puberteit

48
Q

Primordiale follikel

A

Oöcyt & een laag granulosacellen

49
Q

Preantrale follikel

A

Oöcyt, zona pellucida, dikke laag granulosacellen, thecacellen

Of atresie of ontwikkeling tot antrale follikel

50
Q

Antrale follikel

A

Oöcyt, zona pellucida, granulosacellen, holte, thecacellen

Na meiose ook een poollichaampje + grotere holte waardoor twee lagen granulosacellen

51
Q

Window of receptivity

A

Het moment waarop het slijmvlies helemaal klaar is voor innesteling
7-10 dagen na ovulatie

52
Q

Billings-methode

A

Natuurlijke anticonceptie methode adhv cervixslijm/afscheiding observeren

53
Q

Sheehan syndroom

A

Gedeelte hypofyse sterft af door ernstig bloedverlies tijdens de bevalling

54
Q

Luteo-placentaire shift

A

Aanmaak progesteron en oestrogeen gaat van corpus luteum (t/m mnd 2) naar placenta

55
Q

Pitting oedeem

A

Bloed keert minder makkelijk terug naar het hart, meer bloed in onderste ledematen

Opzwellen benen en voeten

56
Q

Supine hypotensive syndrome

A

Uterus drukt op onderste holle ader
Terugvloei van bloed van onderste lichaamshelft naar hart neemt af
Weinig bloed naar de hersenen
Zorgt voor duizeligheid
Voorkomen -> niet op rug liggen

57
Q

Anabole fase

A

Eerste fase van de veranderingen in metabolisme zwangere vrouw (trimester 1+2)

Opbouwende fase, dus meer bouwstoffen nodig daarom toename in eetlust en in insuline aanmaak (dmv Prolactine & hPL) —> toename vetweefsel

58
Q

Katabole fase

A

Tweede fase van de veranderingen in metabolisme zwangere vrouw (trimester 3)

Fase van weefselafbraak, dus insuline resistentie; alle glucose van moeder gaat naar de foetus. Moeder zal energie halen uit ketonzuren & vetzuren

59
Q

Lochia

A

Bloederige afscheiding postpartum

Eerste paar dagen = helderrood & mogelijk bloedklonters
Tot 4-6 weken = roodbruin tot geelwit & slijmerig

60
Q

Virilisatie

A

De ontwikkeling van prepubertaire penis naar volwassen penis

61
Q

Adrenarche

A

Start aanmaak androgenen door bijnieren
Rond 6 jr (bij v & m)
Start pas bij een bepaald vetpercentage (leptine)

62
Q

Gonadarche

A

Activatie gonaden rond 10 jr
Zorgt voor thelarche, groeispurt & menarche bij V
Zorgt voor virilisatie, groeispurt, etc bij M

63
Q

Capacitatie

A

Oppervlakte verandering van de zaadcellen in de tuba

64
Q

Hyperactivatie

A

Verandering van de staart van de zaadcellen in de tuba

65
Q

Spina bifida

A

Wervels zijn onvolledig gevormd en ontstaat er een kleine opening die niet bedekt is met huid, hierdoor meer AFP in het vruchtwater, dit is zichtbaar op de testen

66
Q

Anencefalie

A

Bovenkant schedel van de foetus ontbreekt & hersenen zijn niet goed ontwikkeld
Preventie = foliumzuur innemen

67
Q

Braxton-hicks contracties

A

Harde buiken, voelbaar vanaf 20 wk, niet pijnlijk, zwakke asynchrone contracties

68
Q

Voorweeën

A

Laatste dagen voor de bevalling, rond 37 wk, sterkere asynchrone contracties, voelbaar (soms pijnlijk)

69
Q

1ste stadium v/d arbeid

A

Ontsluitingsweeën -> sterke synchrone contracties, ontsluiten de cervix, duurt +/- 9u (1cm per uur), baarmoederspier wordt kleiner, bovenste deel v/d baarmoeder verplaatst naar beneden (daardoor drukt baby op de cervix)

70
Q

2de stadium v/d arbeid

A

Persen -> volledige ontsluiting, persweeën (sterk+synchroon), druk op perineum, pijnvezels in vagina + bekkenbodem zorgen voor pijn, duurt max 1u, eindigt wanneer baby geboren is

71
Q

3de stadium v/d arbeid

A

geboorte placenta -> sterke synchrone contracties, loskomen v/d placenta, stelpen van bloeding, minder voelbaar, max 30m (meestal 10-15m), geboorte placenta + vliezen

72
Q

Ferguson reflex

A

stretch + druk op baarmoederhals zorgt voor een reflex waardoor oxytocine wordt geproduceerd (in de neurohypofyse)

73
Q

Gap junctions

A

verbinding tussen myometriumcellen, zorgt voor samentrekking uterus, aantal stijgt einde v/d zwangerschap

74
Q

Atone bloeding

A

onvoldoende samentrekking om bloedverlies te stelpen, medicatie = oa oxytocine

75
Q

Extracellulaire matrix

A

De stoffen die zich bevinden tussen de cellen van de uterus. Rond de arbeid wordt dit afgebroken door enzymen. Hierdoor breken de vliezen en rijpt de cervix

76
Q

Zwangerschapshypertensie

A

Bloeddrukstijging tijdens 2de helft v/d zwangerschap. Bij 7% v/d zwangere vrouwen. Kan overgaan in een verder stadia wanneer het niet behandeld wordt

77
Q

Pre-eclampsie

A

Verder stadium hypertensie, bloedvaten in de nieren zijn aangetast door de hoge bloeddruk. Gevolg = eiwitten in urine, door uitwatering v/d eiwitten, hierdoor minder eiwitten in het bloed, vocht verlaat bloed, vrouw zwelt op

78
Q

Eclampsie

A

Onbehandelde pre-eclampsie, zeldzaam. Hersenbloedvaten zijn aangetast, zorgt voor stuiten of convulsies (soort epileptische aanval). Niet behandeld = sterfte moeder en/of foetus

79
Q

Lactogenese I

A

Alveolaire cel wordt omgezet in lactocyt, gebeurd midden in de zwangerschap, colostrum ipv melk

80
Q

Lactogenese II

A

Enkele dagen na bevalling. Opstarten van melkproductie. Melk wordt aangemaakt dmv gebrek aan progesteron. Pijnlijke borsten (stuwing)

81
Q

Galactopoiese

A

shift van colostrum naar aanhoudende melkproductie bij borstvoeding gevende vrouw. Meer prolactine aanwezig bij borstvoeding.

Geen borstvoeding = normaal level na 1 wk

82
Q

Minipuberteit - man

A

eerste 6 mnd, met piek op 3 mnd in T. Oorzaak wss doordat E2 van moeder weg valt. Is belangrijk voor groei, geslachtsorganen + vruchtbaarheid

83
Q

Minipuberteit - vrouw

A

in de eerste 2jr na geboorte, piek rond 3 mnd, transiënte activatie van GnRH neuronen, omdat E2 van moeder wegvalt, belangrijk voor groei, ontwikkeling geslachtsorganen + vruchtbaarheid en de borstontwikkeling

84
Q

HCG

A

zwangerschapshormoon, vanaf dag 4, meetbaar in urine vanaf week 2 (zwangerschaptest), meetbaar in bloed vanaf dag 22, piek rond week 10, waarde HCG verdubbelt elke dag begin v/d zwangerschap, stopt luteolyse, stimuleert LH receptoren (om PGF2α te onderdrukken), stimuleer braakcentrum, stimuleert leydigcellen in male baby

[HCG werkt als doping bij mannen omdat het omzetten cholesterol naar T in leydigcellen bevorderd]

85
Q

Tight junctions

A

de sterke verbindingen tussen de sertolicellen die ervoor zorgen dat deze rondom rond de kiemcellen zitten zodat ze deze goed kunnen ondersteunen

86
Q

Pessarium

A

Kapje dat de cervix afsluit