Begrippen 2.1 Flashcards

1
Q

Oostzeevaart

A

Handel tussen Nederland en het Oostzeegebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Handelskapitalisme

A

Een vorm van economie waarin het meeste geld wordt verdiend in de handel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stapelmarkt

A

Plaats waar ingekochte producten worden opgeslagen om vandaaruit weer te worden verhandeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wereldeconomie

A

Een economie die zich over de hel wereld uitstrekt, doordat producten uit landen van de hele wereld worden verhandeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voorcompagnie

A

Handelsbedrijf dat voor het ontstaan van de VOC in 1602 naar Azië mocht handelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Driehoekshandel

A

Handel tussen Europa, West-Afrika en Amerika.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verenigde Oost-Indische Compagnie

A

Handelsmaatschappij die als enige in de Republiek met Azië mocht handelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

West-Indische Compagnie (WIC)

A

Handelsmaatschappij die als enige in de Republiek met West-Afrika en Amerika mocht handel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Handelsmonopolie

A

Het recht om als enige handel te mogen drijven met een bepaald gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Plantageslavernij

A

Gedwongen arbeid door slaven op tropische landbouwbedrijven waar 1 product werd verbouwd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly