Basisbegrippen Flashcards

1
Q

Leg uit: FYSIEKE ACTIVITEIT IS INHERENT AAN HET MENSELIJK LICHAAM

A

We evolueren dus meer en meer naar een
maatschappij waar fysieke activiteit een noodzaak was om te functioneren naar een samenleving
waar fysieke activiteit nodig is om fysiek gezond te blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

GEEF 3 FYSIOLOGISCHE EFFECTEN VAN BEWEGEN/SPORTEN:

A
  1. Accuut (onmiddelijk) effect van bewegen/sporten
    bewegen creeert een metabool effect: lopen versnelt hartslag, ademhalingssnelheid verhooft en spieren verbruiken meer energie per minuut
  2. Chronisch (=over lange periode) middellang termijn)
    bewegen verhoogt fysieke fitheid door je spierkracht of VO2max te verhogen
  3. Chronisch effect op lang termijn
    bewegen heeft een gunstig effect op de gezondheid: betere levenskwaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

leg uit: tussenwervelschijven

A

tussenwervelschijven worden geherhydrateerd door de alternerende druk tijdens het bewegen. ze fungeren als een spons in een emmer water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

leg uit: bloedsomloop

A

De bloedsomloop is een gesloten systeem waarbij het hart fungeert als de ‘motor’ die het bloed door het lichaam pompt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef synoniem voor de diepe kuitspier

A

musculus soleus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef de werking van de kuitspier

A
  • Bloed uit enkels en onderbenen keert terug naar hart via venen.
  • Diepe kuitspier trekt samen tijdens activiteiten zoals staan, bewegen en lopen.
  • Samentrekking duwt veneus bloed omhoog naar hart.
  • Dit staat bekend als ‘kuitpomp’.
  • Kuitpomp bevordert bloedstroom van benen naar hart.
  • Spiercontractie helpt bloed terugvoeren naar hart, ontlast het hart.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

leg uit: actieve recuperatie

A

Actieve recuperatie: lichte beweging na sport voor snellere afvoer afvalstoffen via bloedsomloop en zweet. Beperkt wetenschappelijk bewijs, positief mentaal effect door nadruk op herstelinspanningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

op wat verbetert hersenactiviteit bij fysieke activiteit

A

geheugen en nemen van beslissingen. daarom is het aangeraden om beweegpauzes te doen tijdens het studeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Met welke factor vermeningvuldigd sedentair gedrag de kans op hart en vaatziekten

A

met factor 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef de definitie van gezondheid volgens WHO

A

een staat van fysiek, psychisch en sociaal
welbevinden en niet enkel de afwezigheid van ziekte of andere
lichamelijke gebreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

geef de alternatieve definitie van gezondheid volgens Consensus Meeting

A

menselijke toestand met fysieke, sociale en psychologische dimensies, die elk op een
continuüm met positieve en negatieve polen gekarakteriseerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg uit: positieve gezondheid

A

capaciteit om van het leven te genieten en om te kunnen gaan met
uitdagingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leg uit: negatieve gezondheid

A

wordt geassocieerd met morbiditeit(= afwijking van een toestand van
fysiek en psychisch welbevinden, dus ziekte in de ruime zin) en mortaliteit(= sterfte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Naar wat wordt gekeken om de gezondheid van een individu of bevolking in kaart te brengen (7)

A
  1. Mortaliteit (sterftecijfer)
  2. Morbiditeit (ziektecijfer)
  3. Voorkomen van risicofactoren
    4.Medicatiegebruik
    5.Handicap
  4. Functioneren (privé, werk,…)
  5. Welzijn (beeld van zichzelf, gevoel lichamelijk, emotioneel toestand van een persoon, zelfmoordcijfers)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef de elementen van gezondheid weer (boom 7)

A
  1. genetische achtergrond
  2. voeding
  3. fysieke fitheid
  4. fysieke activiteit
  5. mentaal welbevinden
  6. sociaal contact
  7. slaap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg uit: wellness

A

term die wellbeing en fitness samen pakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

met wat wordt wellness geassocieerd

A
  • je goed voelen, lichaam en geest in harmonie
  • actief bezig zijn met je lichaam
  • vitale positieve levenslustige instellingen
  • totale levensstijl
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar staat wellness voor in europa

A

schoonheidsbehandelingen en preventieve gezondheidszorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar staat wellness voor in de VS

A

een eerder holistische betekenis: lichamelijke,sociale, emotionele, intellectuele en spirituele gezondheid in totaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

geef de definitie van fysieke gezondheid

A

alle lichaamsactiviteiten waarbij, door het leveren van spierarbeid,
het lichaam bewogen wordt wat gepaard gaat met energieverbruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Geef de redenen om aan fysieke activiteit te doen(7)

A
  1. schoonheidsideaal
  2. fysieke uitdaging
  3. competitiedrang
  4. sociaal contact
  5. plezier en ontspanning
  6. gezondheid
  7. verslaving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is TDE

A

Totale dagelijkse energiebehoefte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat is de TDE voor een vrouw

A

2000-2500kcal per dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat is de TDE voor een man

A

2500-3000 kcal per dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

(FOTO)
ACTIVITEIT
THERMOGENESE
VERSTORING
SLAAPMETABOLISME
BASAALMETABOLISME

A

ACTIVITEIT:
energieverbruik door spieractiviteit of fysieke activiteit

THERMOGENESE: energie nodig voor vertering van voedsel

BASAALMETABOLISME:
=ruststofwisseling = rustmetabolisme - 60 70 % van TDE
wordt beinvloed door leeftijd, geslacht, lichaamssamenstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Geef de afkorting van MET

A

Metabool Equivalent of Task

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Geef de waarde voor 1MET

A

3.5ml o2/kg lichaamsgewicht/minuut

1kcal/kg/lichaamsgewicht/uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

welke vormen van met zijn er

A
  1. LIchte fysieke activiteit (minder dan 3 met)
  2. matige fysieke activiteit (3-6 MET)
  3. zware fysieke activiteit (meer dan 6 met)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Als je weet dat 1 MET een energieverbruik van +/- 1 kcal/kg lichaamsgewicht/uur geeft, hoeveel energie
verbruikt dan iemand met een lichaamsgewicht van 60kg, tijdens een voetbaltraining (7,5 MET) van
anderhalf uur

A

60x7,5x1,5 = 675kcal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

geef de afkorting van PAL waarde

A

Physical activity level

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

wat doet PAL

A

breng het gemiddeld dagelijks energieverbruik in kaart door de METwaarde van elke activiteit van de dag te vermenigvuldigen van de dag te vermenigvuldigen met de tijdsduur van die activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

hoeveel PAL moet je minstens hebben volgens WHO

A

minstens 1.75 PAL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Geef de afkorting van VIGez

A

Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is VIGeZ

A

is een expertisecentrum voor gezondheidsbevoordering en ziektepreventie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat doet VIGeZ

A

Ze leverern strategie,advies en begeleiding aan gezondheidsprofessionals

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Leg uit: de bewegingsdriehoek

A

is een concept dat verschillende gekleurde zones bevat die de intensiteit van fysieke activiteiten aangeeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Geef elke zone van de bewegingsdriehoek

A
  • Oranje
  • lichtgrtoene
  • middelste groene
  • donkergroene
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Leg uit: oranje zone

A

= sedentair gedrag

zone waar we langdurig stilzitten en weinig energie verbruiken. SLAPEN HOORT HIER NIET BIJ. Aanbevolen om langdurig te zitten uit te stellen en om de 30minuten dit te onderbreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Leg uit: lichtgroene zone

A

= licht intensieve beweging

staand computeren, lichte huishoudelijke taken of het nemen van de trap. MET WAARDE MINDER DAN 3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Leg uit: middelste groene zone

A

= matig intensieve beweging

Stevig wandelen, recreatief zwemmen of fietsen. Bij deze activiteiten versnelt de ademhaling en gaat de hartslag omhoog ,. Praten kan en niet buiten adem MET WAARDE 3-6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Leg uit: donkergroene zone

A

= hoog intensieve zone

joggen, hardlopen, basketbal en activiteiten waarbij men gaat zweten.
MET WAARDE MEER DAN 6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Beweegrichtlijnen VIGeZ: Leeftijd 0-1

A

= zuigelingen

zo veel mogelijk bewegingsimpulsen per dag in een veilige omgeving en overeenkomstig de fysieke omgeving

max1u achtereenvolgens stilzitten

schermtijd afgeraden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Beweegrichtlijnen VIGeZ: Leeftijd 1-6

A

= Peuters en kleuters

minstens 3u licht matig of intensief bewegen per dag

max 1u achtereenvolgens stil zitten tot 5jaar

schermtijd: max 1u per dag 5jaar oud

2u voor 5 en 6 jarige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Beweegrichtlijnen VIGeZ: Leeftijd 6-18

A

= kinderen en jongeren

grootste deel van de dag licht intensieve oefeningen

minstens 60min per dag intensief bewegen per dag

schermtijd max 2u per dag tussen 6 en 17 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Beweegrichtlijnen VIGeZ: Leeftijd 19-65

A

= volwassenen

grootste deel van de dag licht intensieve oefeningen (10000 stappen per dag)
2dagen per week krachtoefeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Beweegrichtlijnen VIGeZ: Leeftijd 65+

A

= ouderen

grootste deel van de dag licht intensieve oefeningen (8000 stappen per dag)

2dagen per week krachtoefeningen
2-3dagen per week evenwichts en lenigheidsoefeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Geef de WHO richtlijnen voor beweging

A

De nieuwe WHO-richtlijnen benadrukken dat alle leeftijden en mogelijkheden lichamelijk actief kunnen zijn. Volwassenen wordt aangeraden 150-300 minuten per week te bewegen, kinderen dagelijks 60 minuten. Velen voldoen hier niet aan, wat hoge kosten met zich meebrengt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Geef 3 criterium methoden

A
  1. Directe calorimetrie
  2. Indirecte calorimetrie
  3. Dubbel gemerkt water
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Geef de voordelen van Criterium methoden (1)

A

metingen zijn erg nauwkeurig en worden gezien als de goudenstandaard. Andere meetmethoden worden hiermee op hun correctheid gecontroleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Geef de nadelen van criterium methoden (4)

A
  1. Tijdrovend
  2. vraagt veel expertise, dure labo setting voor nodig
  3. onpracktisch om toe te passen tijdens sport/beweging
  4. niet mogelijk bij grote groepen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Leg uit: direcre calorimetrie

A

Directe calorimetrie is een methode waarbij de warmteproductie van een persoon wordt gemeten in een afgesloten kamer. De temperatuurstijging van water in de kamer geeft aan hoeveel warmte de persoon produceert, wat een maat is voor zijn energieverbruik. Spiercontractie produceert warmte naast beweging, en deze methode benut het feit dat het grootste deel van de energie die spieren verbruiken, wordt omgezet in warmte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Leg uit indirecte calorimetrie

A

eze methode gaat uit van het idee dat zuurstofverbruik (O2) een indicatie is van energieverbruik in het lichaam. Gedurende enkele minuten wordt het verschil tussen ingeademde en uitgeademde zuurstof via een mondstuk of masker gemeten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Hoe krijgen we het respiratoir Quotient

A

CO2-productie delen door zuurstofverbruik

CO2/O2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Wanneer worden koolhydraten verbrand (RQ)

A

RQ = 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

wanneer worden vetten verbrand
(RQ)

A

RQ = 0.7

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Leg uit: dubbel gemerkt water

A

Bij dubbel gemerkt water wordt, net zoals bij indirecte calorimetrie gekeken naar de CO2-productie. CO2
is een afvalproduct van energieproductie in het lichaam en hierdoor een maat voor de hoeveelheid energie
er in het lichaam geproduceerd wordt

57
Q

dubbel gemerkt water: H atomen

A

99,98% van alle H-atomen ter wereld hebben normaal
enkel een proton in de kern (= protium).

0,02% bevat zowel een proton en een neutron
(deuterium). Dit zijn isotopen van elkaar.

58
Q

dubbel gemerkt water: o atomen

A

99,757% van alle O-atomen ter wereld heeft 8 neutronen

0,205% van alle O-atomen ter wereld heeft 10 neutronen

59
Q

Leg uit: objectieve methoden

A

meten niet rechtstreekts het energieverbruik, wel andere fysiologische parameters in het lichaam en beweegactiviteiten. Schatting hoe actief iemand is

60
Q

Geef voordelen van objectieve meetmethoden (4)

A
  1. gebruiksvriendelijk manier van meten: handig en vraagt weinig expertise
  2. minder duur dan criterium methode
  3. ideaal om sport/beweging te meten op duur en intensiteit
  4. werken met grote groepen mogelijk
61
Q

Geef nadelen objectieve meetmethode (2)

A
  1. minder accuraat dan criterium omdat het niet rechtstreeks het energieverbruik meet
  2. er zit vaak verschil tussen wat men enerzijds meet en de effectieve activiteit die men uitvoert. Dit geeft fouten
62
Q

Geef 3 commerciele devices om fysieke activiteit te tracken

A
  1. hartslagmeters
  2. bewegingsmeters: stappenteller en accelerometers
  3. activitity tracking op smarphone of via wearable
63
Q

leg uit: hartslagmeter

A

hartslagfrequentie wordt elektronisch geregistreerd door polshorloge of PC

hartslagfrequentie is een directe indiciatie van de fysiologische reactie van het lichaam of fysieke activiteit.

is niet interessant bij lichte fysieke inspanningen omdat ze beperkte invloed hebben op de hartslag

64
Q

leg uit: stappenteller

A

toestel dat gedragen wordt ter hooge van de heup. registreert aantal stappen wij het lopen of wandelen. registratie gebeurt door een veersysteem in toestel dat op en neer beweegt bij zetten van stappen

65
Q

leg uit: accelerometers

A

zijn in werking verwant aan stappentellers. ze worden ook aan de heup gedragen. de toestellen meten geen stappen maar wel versnellingen

registratie gebeurt door speciale kristallen. resultaten moeten van een PC ingelezen worden

66
Q

leg uit: activity tracking op smartphone of wearable

A

ze bevatten accelerometer, gyroscoop en een magnetometer waardoor ze fysieke activiteit kunnen meten. de meest gekende zijn strave, runkeeper, endomondo.

67
Q

geef 2 negatieve kanttekeningen van smartphones bij beweging

A
  1. Onnauwkeurigheid van activiteitsapps en commerciële manipulatie:
    De nauwkeurigheid van fysieke activiteitsmetingen in apps is twijfelachtig, met weinig controle over hun correctheid. Gratis apps kunnen verkeerde indrukken geven en gebruikers beïnvloeden met dopamine-triggers voor advertenties, wat kritisch denken vereist.
  2. Elektromagnetische interferentie en gezondheidsinvloeden van smartphones:
    Het dragen van een smartphone tijdens lichamelijke activiteit kan het eigen elektromagnetische veld van het lichaam verstoren, wat de vitaliteit kan beïnvloeden. Deze interferentie kan mogelijk negatieve langetermijneffecten op de gezondheid hebben, waardoor het advies wordt gegeven om te sporten zonder een smartphone in de buurt en deze indien mogelijk uit de broekzak te houden.
68
Q

leg uit: wearable activity trackers

A

soort polshorloges die meerdere manier van meten van fysieke activitetit combineren aan de hand van 3D acceleraties.

69
Q

Wat meten wearable activity trackers

A
  1. aantal stappen
  2. fietsbewegingen
  3. afgelegde stappen
  4. duur activiteit
  5. slaapactiviteit
  6. hartslagfrequentie
  7. calorieverbruik
70
Q

Is de nauwkeurigheid van de wearable voldoende accuraat?

A

De veelheid aan apps maakt het moeilijk een duidelijk antwoord te formuleren hoe
betrouwbaar activity trackers op smartphone eigenlijk zijn, zeker qua aantal stappen en
calorieverbruik

71
Q

Wat met de vertrouwelijkheid van de data die geregistreerd wordt?

A

Deze wordt namelijk opgeslagen op servers van de producent, waardoor men zich vragen
kan stellen rond de privacy van persoonlijke data

72
Q

Leg uit: subjectieve methode

A

e subjectieve methode voor het meten van fysieke activiteit houdt in dat activiteitsniveaus worden beoordeeld zonder daadwerkelijke beweging. Dit wordt gedaan door middel van enquêtes of dagboeken.

73
Q

Subjectieve methode: in te vullen vragenlijst VOORDELEN (4)

A
  1. vragenlijst kan tegelijkertijd bij veel mensen worden ingevuld
  2. kan geprogrammeerd worden dat er geen vragen overgeslagen worden
  3. personen antwoorden eerlijker op vragen omdat ze meer gevoel van anonimiteit hebben
  4. minder tijds en arbeidsintensief
74
Q

Subjectieve methode: in te vullen vragenlijst NADELEN (3)

A
  • ontwikkeling vraagt een specialist. alles kan online gedaan worden tegenwoordig
  • ontwikkeling kan duur zijn.
  • afhankelijk van de werking van hardware,servers
75
Q

Subjectieve methode: vragenlijst via interview VOORELEN (2)

A
  • geschikt voor grotere groepen
  • via interview kan meer diepte doorvragen en inspelen op antwoord
76
Q

Subjectieve methode: vragenlijst via interview NADELEN (3)

A
  • blijft subjectief. men doet beroep op wat men zich herinnert
  • arbeidsintensiever, verwerking van gegevens vergt tijd
  • social desirability bias = neiging hebben om sociaal wenselijk antwoord te geven.
77
Q

Leg uit: beweegdagboek

A

een document, zowel op papier als digitaal, waarin alle dagelijkse bewegingsactiviteiten gedurende ongeveer een week worden vastgelegd. Hierbij worden het type activiteit, de tijdsduur en vaak ook de intensiteit genoteerd

78
Q

Geef de voordelen van een beweegdagboek (1) op papier

A

handig coachingsmiddel omdat je op die manier een deelnemer confronteert met zijn of haar tekort aan beweging

79
Q

geef de nadelen van een beweegdagboek (4) op papier

A
  1. blijft subjectief omdat je rekent op de eerlijkheid en objectiviteit van de deelnemer
  2. vraagt een zeker engagement van de deelnemer om het dagboek bij te houden
  3. men vult savonds in waardoor men beroep doet op zijn geheugen
  4. social desirability bias
80
Q

Geef de voordelen van een beweegdagboek op app (1)

A

men heeft de smartphone meestal bij zich waardoor men meteen activiteit kan ingeven

81
Q

geef de nadelen van beweegdagboek op app (2)

A

steeds gebonden aan technische mogelijkheden van de app. Het in kaart brengen is makkelijker op papier

Men legt het papieren dagboek op een nachtkastje en maakt het invullen een dagelijkse routine, bij gsms is dit sneller vergeten

82
Q

Geef de defintie van fitheid volgens WHO

A

fitheid is vermogen op een bevredigende wijze spierarbeid te verrichten

83
Q

geef de defintie van fitheid volgens American Academy Of Physical Education

A

fysieke fitheid is de mogelijkheid om
* taken van het dagelijkse leven energiek en alert uit te voeren
* zonder buitensporige vermoeidheid
* met voldoende overblijvende energie om deel te nemen aan vrijtetijdsactiviteiten
* eveneutle onverwachte situaties uit het hoofd te kunnen bieden

84
Q

leg uit: prestatie gerelateerde fitheid

A

“Prestatie gerelateerde fitheid” verwijst naar fysieke conditie die aansluit op sportieve doelen, zoals specifieke prestaties. “Gezondheid bevorderende fitheid” draait om algemene conditie die gezondheidsrisico’s minimaliseert en energieke dagelijkse activiteiten mogelijk maakt, vereist een intensiteit van minstens 6 MET.

85
Q

geef de algemene richtlijnen bij het aanzetten van mensen tot meer fysieke activiteit

A
  • Beweegnormen zijn richtlijnen; deelname is belangrijker dan de norm halen.
  • Maak beweging leuk en laagdrempelig, gebruik gedragsdeterminanten.
  • Begin met het doorbreken van zitpatronen voor inactieve personen.
  • Overweeg vervolgens matige tot intensieve beweging (MET 3 à 6+), met sportactiviteiten.
  • Kies bij sporten in het begin voor lage-impact opties zoals zwemmen, fietsen, fitness.
  • Bij intensievere sporten, zoals hardlopen, geleidelijk opbouwen om blessures te voorkomen.
86
Q

geef de 3 morfologische lichaamstypes

A
  1. ectomorf
  2. mesomorf
  3. endomorf
87
Q

geef de kenmerken van een ectomorf

A
  • mager
  • slank
  • lange dunne spieren en botten
  • weinig vetopslag
88
Q

geef de kenmerken van een mesomorf

A
  • breed gespierd type
  • volumineuze spieren
  • middelmatige vetopslag
89
Q

geef de kenmerken van een endomorf

A
  • corpulent zwaar type
  • breed bekken
  • kloeke bouw
  • hoge vetopslag
90
Q

leg uit: BMI/QUETELET INDEX

A

geeft verhouding weer tussen het lichaamsgewicht tot lichaamslengte

91
Q

geef de formule voor BMI te berekenen

A

BMI = lichaamsgewicht (kg) / lichaamslengte (M) xlichaamslengte (M)

92
Q

Geef de BMI classificatie

A
  • < 18,5 Ondergewicht
  • 18,5 – 24,9 Gezond gewicht
  • 25,0 – 29,9 Overgewicht
  • 30 -35 Obesitas
  • 35-40 Ernstige obesitas
  • 40-50 Morbide obesitas
  • > 50 Extreem morbide obesitas
93
Q

waarom geen BMI classificatie bij kinderen

A

omdat ze nog niet volgroeid zijn.

94
Q

Hoe communiceer je BMI van client naar hem

A

ndien je zegt: “Uw BMI bedraagt 29, dat is teveel, mevrouw”. Is dit zinvol? Op zich heeft de klant hier
weinig aan. Leg daarom steeds het concept uit van BMI en geef uiteindelijk een streefgewicht mee op
maakt van de klant. Volg onderstaande redenering mee:
1. Ideale maximale BMI = 25
2. Formule: BMI = gewicht/lengte (in m)²
3. Dus als je BMI 25 nastreeft, bij iemand met lichaamslengte 1,6 m, dan dien je de BMI formule om
te zetten, zodat je een ideaal gewicht “X” kan berekenen. Concreet wordt dit:
25 = X kg / 1,6m ² → om X te weten wordt de formule: X = 25 x 1,6 ², dus 64 kg

95
Q

Voordelen BMI (2)

A

makkelijk te meten
correleert een hoge als lage BMI met gezondheidsrisico

96
Q

Nadelen BMI (2)

A

Berekent geen lichaamsvetpercentage, hetgeen de belangrijkste factor is het ontwikkelen van ziekten zoals cardiovasculaire aandoeningen

Iemand die erg gespierd is zoals een krachtsporter zal een hoge waarde uitkomen waardoor zij vaak ten onrechte als zwaarlijvig worden beoordeeld

97
Q

leg uit: lichaamssamenstelling

A

het lichaam is opgebouwd uit enerzijds vetmassa en anderzijds vetvrije massa.

. Rond ‘vet’ hangt namelijk, deels onterecht,
een heel negatieve bijklank. Weet echter dat we vet nodig hebben, als bron van energie, als thermische
isolatie, voor ons hormonaal systeem, voor ons immuunsysteem en tal van andere metabole processen

mannen: 10-22% ideaal
vrouwen: 22-32% ideaal

98
Q

geef 5 meetmethoden om vetvrije massa te bepalen

A
  1. huidplooimetingen
  2. dexa scan
  3. bio impedantie analyse
  4. onderwaterweging
  5. infraroodmeting
99
Q

Leg uit: huidplooimeting

A

an de hand van 4 (verkorte versie) of 7 huidplooimetingen op het lichaam met behulp van een
huidplooitang wordt via een wiskundige berekening gemaakt van de totale vetmassa van het lichaam.

100
Q

Geef voordeel van huidplooimetingen

A
  1. metingen zouden erg nauwkeurig zijn. mits goed gemeten door de testafnemer
101
Q

geef nadeel van huidplooimeting

A
  1. vraagt veel oefening om de meettechniek onder de knie te krijgen
  2. erg tijdrovend
102
Q

leg uit: dexa scan

A

Dual energy X-ray absorptiometry meet door middel van het door je lichaam in lage dosis x stralen de totale hoeveelheid en regionale verdeling van de vetmassa en spiermassa

103
Q

geef de voordelen van dexa scan

A

is sterk in opmars omdat ze zowel gemakkelijk in gebruik is en erg nauwkeurig zou zijn

104
Q

geef de nadelen van de dexa scan

A

uitvoeren van scan is echter erg prijzig vanwege de dure apparatuur

105
Q

Leg uit: bio impedantie analyse

A

Een BIA-scan is een apparaat dat eruitziet als een weegschaal maar meer doet dan alleen lichaamsgewicht meten. Het zendt een lage-frequentie elektrische stroom door het lichaam, die vooral door extracellulair vocht beweegt. De weerstand of impedantie van deze stroom (in Ohm) wordt gemeten en geeft informatie over het vetpercentage van het lichaam.

106
Q

geef de voordelen van BIA (2)

A
  • erg hanteerbare methode
  • kostprijs voor dergelijke toestel start vanaf 100euro dus relatief goedkoop
107
Q

geef de nadelen bia (4)

A
  • minder accurate manier van meten. foutenmarge is iets groter
  • vochtigheidsgraad vna lichaam heeft grote invloed van meting
  • meten na sporten geeft foute waarde
  • cyclus vrouw heeft invloed
108
Q

leg uit: onderwaterweging

A

densiteit wordt bepaald door massa en het volume

densiteit = massa/volume

methode onderscheidt 3 basiscomponenten: water vet en spieren.

109
Q

hoe verloopt onderwaterweging

A
  1. weging van testpersoon op weegschaal uit het water
  2. neem plaats op weegschaal onder water (waarbij alle lucht uit longen wordt geblazen)
  3. verschil in gewicht uit water en in water kan dichtheid van lichaam worden bepaald

in water / uit water

110
Q

geef de voordelen van onderwaterweging (2)

A
  • lang gezien als gouden standaard
  • algemeen gezien als vrij betrouwbare methode
111
Q

geef de nadelen van onderwaterweging (3)

A
  • omslachtige en tijdrovende meetmethode
  • verouderde meetmethode
  • je moet tijdens de test alle lucht uit je longen ademen maar je ziet niet hoeveel lucht er nog aanwezig is
112
Q

leg uit: infraroodmeting

A

toestel wordt op musculus biceps brachi geplaatst. toestel zend verschillende soorten infrarood licht uit. verschillende gaan door weefsel en of worden opgenomen door de weefsel of wordt weerkaatst.via wiskundige formule berekent het toestel het vetpercentage

113
Q

geef de voordelen van infraroodmeting (4)

A
  • heel hanteerbaar
  • vraagt weinig tijd
  • niet invasief
  • vraagt weinig training van de testafnemers
114
Q

nadelen infraroodmeting

A
  • vrije recente meettechniek, dus ontbreekt nog wetenschappelijk bewijs dat het voldoende betrouwbare methode is
  • gaat er van uit dat vet in arm maat is voor het hele lichaam
  • vrij dure meetmethode
115
Q

leg uit: lendenomtrek

A

In tegenstelling tot de eerder beschreven
morfologische testen wordt hier geen vetpercentage
berekend, maar enkel een omtrek, die een maat is voor het
opgestapelde vet, specifiek ter hoogte van de buik.
Uit onderzoek blijkt namelijk dat vet opgestapeld rond de
buikregio meer kans geeft op ziekten zoals cardiovasculaire
aandoeningen en kanker, dan vet dat zich elders in het
lichaam bevindt.

116
Q

geef de 3 classificaties van lendenomtrek

A

Risico categorie

  1. geen verhoogd risico

mannen : onder 94cm
vrouwen: onder 80cm

  1. licht verhoogd risicio
    mannen: tussen 94 en 102 cm
    vrouwen: tussen 80 en 88cm
  2. verhoogd risico
    mannen: boven 102 cm
    vrouwen: boven 88cm
117
Q

geef de 2 types van lendenomtrek

A
  1. appeltypes (androide types)
    * hebben buikvet
    * meer mannen
    * opstapelijk** vergroot kans voor** cardiovasculaire aandoeningen en kankers
  2. Peertypes (gynoidetypes)
    * eerder vetopslag in dijen en heupen
    * komt vooral bij vrouwen
    * dir soort vetopstapeling heeft minder risico op ziekten zoals cardiovasculaire aandoeningen en kankers
118
Q

leg uit: subcutaan vetweefsel

A

onderhuidsvet , minder gevaarlijk

119
Q

leg uit: visceraal vet

A

vet tussen de ingewanden , gevaarlijker

120
Q

samenstelling vetten

A

Peer type minst gevaarlijk onderhuidsvet

peer type gevaarlijker visceraal vet

appeltype gevaarlijker onderhuidsvet
appeltype gevaarlijkst visceraal vet

121
Q

leg uit: osteoporose

A

Naarmate men ouder wordt, daalt de botdichtheid,
waardoor de sterkte van het skelet afneemt

122
Q

hoe rem je osteoporose af (3)

A
  • voldoende beweging
  • gezonde voeding
  • eventueel hormonenbehandeling
123
Q

geef de defintie van: lenigheid

A

spierlenigheid is de eigenschap om bewegingen met een zo groot mogelijk amplitude uit te voeren

124
Q

wat is ROM

A

range of motion

125
Q

wat beinvloedt lenigheid

A

spanning in spieren en pezen maar ook de mate warin het gewricht en gewrichtskapsel beweging toelaten (kraakbeen en ligamenten)

126
Q

geef de definitie van kracht

A

kracht is de eigenschap van de spieren en pezen om door het ontwikkelen van spanning tegen een uitwendige weerstand samen te rekken

127
Q

geef 3 vormen van kracht

A
  1. maximale kracht = hoogste kracht die een spier kan ontwikkelen

2.krachtuihouding - eigenschap om een krachtinspanning zo lang mogelijk uit te houden of zovaak mogelijk te herhalen

  1. snelkracht en explosieve kracht = eigenschap van het spierzenuwsysteem om weerstanden met de hoogste mogelijke contractiesnelheid te overwinnen
128
Q

Geef de deinitie van snelheid

A

Snelheid is de eigenschap die toelaat om een
motorische actie in de kortst mogelijk tijd te realiseren

129
Q

Geef de definite coordinatie

A

Coördinatie is het vermogen om de beweging van
verschillende lichaamsdelen die bij een actie betrokken zijn
op een efficiënte manier te controleren’

130
Q

geef de definitie van uithouding

A

ithouding is het vermogen om dynamische of statisch arbeid zo lang mogelijk vol te houden

131
Q

wat is VO2max

A

maximaal volume o2 (zuurstof)

voldoende hoge VO2 = beter zuurstofvoorziening naar en opname door de spieren

132
Q

wat doet het hart

A

Het hart voorziet het lichaam van voedingsstoffen en zuurstof en voert afvalstoffen af. De hartwerking is
dus belangrijk is het cardiorespiratoir systeem.

133
Q

geef wat belangrijk is voor een fit hart

A

en gezond hartritme of hartslagfrequentie in rust en tijdens inspanningen (via een
elektrocardiogram = EKG). Een rustpols rond 65 à 70 of lager, al is dit heel sterk erfelijk bepaald en
hoeft een hoge rustpols niet problematisch te zijn.

Een voldoende slagvolume
=hoeveelheid bloed die uit het hart wordt gepompt per slag. Dit hangt samen met de
kracht van de contractie en de werking van de kamers, boezems en hartkleppen

134
Q

geef de formule van hartminuutvolume of debiet van het hart

A

Hartslagfrequentie (in slagen per min) x slagvolume

135
Q

wat is de ideale bloeddruk

A

120/80 mmHg

136
Q

wat is hypertensie

A

Een bloeddruk hoger dan 140/90 mmHg

137
Q

wat zijn de risicos van hypertensie

A
  • Beschadiging van bloedvaten en nieren
  • Hartfalen
  • Beroerte
138
Q

wanneer treedt een lage bloeddruk

A

waarde lager dan 90/60 mmHg.

139
Q

wat zijn de risicos van een lange bloeddruk

A
  • Flauw vallen, zeker bij het rechtop staan vanuit een langdurig zittende of liggende positie
  • Regelmatige fysieke activiteit en een betere fysieke fitheid leiden algemeen tot een
    verbeterde bloeddruk