Basis termen Flashcards

1
Q

Pods

A

Een Pod is de kleinste eenheid in Kubernetes die één of meer containers bevat die samen draaien op dezelfde host en gedeelde netwerkbronnen hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Images

A

Een image is een kant-en-klare, opgestarte versie van een container, vaak gedefinieerd door een Dockerfile, die alle benodigde bestanden en afhankelijkheden bevat voor het draaien van de applicatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ReplicaSet

A

Zorgt voor het onderhouden van een specifiek aantal identieke kopieën (replica’s) van een Pod om hoge beschikbaarheid en schaalbaarheid te waarborgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Namespace

A

Een namespace in Kubernetes is een manier om resources te isoleren en organiseren binnen een cluster, zodat meerdere projecten of teams gescheiden kunnen werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Deployment

A

Een Deployment is een Kubernetes-object waarmee je de declaratieve status van een applicatie kunt beheren, inclusief het aantal replica’s en het beheren van updates en rollbacks.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Secret

A

Een Secret is een Kubernetes-object dat gevoelige informatie zoals wachtwoorden, API-sleutels of certificaten veilig opslaat en beheert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

DNS

A

DNS (Domain Name System) in Kubernetes is een manier om services en pods in het cluster te benaderen via een DNS-naam in plaats van een IP-adres.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ConfigMap

A

Een ConfigMap is een Kubernetes-object dat configuratiegegevens zoals omgevingsvariabelen of configuratiebestanden opslaat, zodat applicaties eenvoudig geconfigureerd kunnen worden zonder de containerimage zelf aan te passen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Taints en Tolerations

A

Taints zijn labels die aan nodes worden toegevoegd om aan te geven dat bepaalde Pods niet op die node mogen draaien, terwijl tolerations door Pods worden ingesteld om deze taints te accepteren en toch op de betreffende node te draaien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Node

A

Een fysieke of virtuele machine die deel uitmaakt van een Kubernetes-cluster en verantwoordelijk is voor het draaien van Pods.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kubernetes Cluster

A

Een set van nodes die samen een Kubernetes-systeem vormen, met één of meer master nodes en worker nodes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Service

A

Een Kubernetes-object dat een consistente netwerktoegang biedt tot een set van Pods, vaak gebruikt voor load balancing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ClusterIP

A

Het standaard servicetype in Kubernetes dat een intern IP-adres toewijst voor communicatie tussen services binnen het cluster. Tegenhanger is NodePort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

NodePort

A

Een servicetype dat een vast extern IP-adres en poort toewijst voor toegang tot een service van buiten het cluster. Tegenhanger is ClusterIP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

LoadBalancer

A

Een servicetype dat een externe load balancer configureert om verkeer naar een Kubernetes-service te sturen, vaak gebruikt in cloudomgevingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ingress

A

Een Kubernetes-object dat HTTP- en HTTPS-verkeer naar services binnen het cluster routert, vaak met routingregels op basis van URL of hostnaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Persistent Volume (PV):

A

Een abstractie voor opslagbronnen die door Kubernetes-clusters kunnen worden gebruikt voor dataopslag die buiten de levensduur van een Pod blijft bestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Persistent Volume Claim (PVC)

A

Een verzoek van een gebruiker om opslag te reserveren, waarmee toegang tot een Persistent Volume wordt aangevraagd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

StatefulSet

A

Een controller in Kubernetes voor het beheren van stateful applicaties, waarbij een unieke naam en persistent storage per Pod behouden blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Job

A

Een Kubernetes-object dat ervoor zorgt dat een specifieke taak of set van taken precies één keer wordt uitgevoerd of totdat het succesvol is voltooid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

CronJob

A

Een Kubernetes-object dat taken op geplande tijdstippen uitvoert, vergelijkbaar met cron jobs in Linux.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Horizontal Pod Autoscaler (HPA)

A

Een object in Kubernetes dat automatisch het aantal Pods in een Deployment of ReplicaSet schaling op basis van de CPU-belasting of andere metrische waarden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Vertical Pod Autoscaler (VPA)

A

Een Kubernetes-object dat automatisch de resources (CPU en geheugen) van een Pod aanpast, afhankelijk van de werkelijke belasting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Affinity and Anti-Affinity

A

Regels voor het bepalen van hoe Pods moeten worden toegewezen aan nodes op basis van labels en voorkeuren, zowel voor het clusteren van Pods (affinity) als het verspreiden van Pods (anti-affinity).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Resource Requests and Limits

A

Definities van de hoeveelheid CPU en geheugen die een Pod vereist (request) en de maximumwaarden die het mag gebruiken (limit) om overbelasting te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Container

A

Een lichtgewicht, op zichzelf staand, uitvoerbaar pakket dat alles bevat wat nodig is om een applicatie uit te voeren, zoals code, afhankelijkheden en configuraties.

27
Q

Docker

A

Een open-source platform dat containers maakt, beheert en uitvoert, vaak gebruikt voor het ontwikkelen en verzenden van applicaties in containerformaten.

28
Q

kubectl

A

De command-line interface (CLI) voor interactie met Kubernetes-clusters

29
Q

Helm

A

Een pakketbeheerder voor Kubernetes waarmee je applicaties kunt installeren en beheren door gebruik te maken van Charts, vooraf gedefinieerde pakketten van Kubernetes-resources

30
Q

Kubelet

A

Een agent die op elke node draait en ervoor zorgt dat de containers die in Pods draaien, goed functioneren en dat de gewenste status van de Pod wordt gehandhaafd.

31
Q

Kube-Proxy

A

Een netwerkproxy die zorgt voor service-discovery en load balancing binnen het Kubernetes-cluster door verkeer naar de juiste Pods te routeren.

32
Q

Kubernetes Scheduler

A

De component in Kubernetes die bepaalt op welke node een Pod moet draaien op basis van beschikbare resources en andere factoren zoals affiniteit en taints.

33
Q

Pod Disruption Budget (PDB)

A

Een Kubernetes-object dat de minimale beschikbaarheid van Pods binnen een applicatie definieert tijdens onderhouds- of schalingactiviteiten.

34
Q

ClusterRole and Role

A

Een ClusterRole definieert toegangspolicies voor alle namespaces in een cluster, terwijl een Role toegangspolicies voor een specifieke namespace definieert.

35
Q

ServiceAccount

A

Een account waarmee Pods en services binnen een Kubernetes-cluster kunnen communiceren met de API-server, vaak in combinatie met RBAC (Role-Based Access Control).

36
Q

Role-Based Access Control (RBAC)

A

Een mechanisme voor het beheren van toegang tot Kubernetes-resources door gebruikers en services, gebaseerd op rollen en bijbehorende permissies.

37
Q

NetworkPolicy

A

Een Kubernetes-object dat bepaalt hoe Pods met elkaar en met andere netwerkbronnen communiceren, bijvoorbeeld door toegangsregels op basis van IP, poort of label te definiëren.

38
Q

Sidecar Pattern

A

Een ontwerppatroon waarbij een secundaire container in dezelfde Pod draait en aanvullende functionaliteit levert, zoals logging, monitoring of proxy.

39
Q

Kubernetes Operator

A

Een methodologie voor het beheren van Kubernetes-applicaties, waarbij een operator een controller is die bedrijfslogica toepast om de lifecycle van een applicatie te beheren.

40
Q

Admission Controller

A

Een extensie van de Kubernetes API-server die beslissingen maakt over de goedkeuring of afwijzing van API-aanvragen op basis van vooraf gedefinieerde regels of beleid.

41
Q

Metrics Server

A

Een component die de verzameling van resourcegebruikstatistieken (zoals CPU- en geheugengebruik) in Kubernetes-clusters verzorgt, essentieel voor autoscalers.

42
Q

Pod Security Policy (PSP):


A

Een beleidsmaatregel die restricties oplegt aan de beveiliging van Pods, zoals het gebruik van privileges, gebruikers, en netwerktoegang.

43
Q

Custom Resource (CR)

A

Een door de gebruiker gedefinieerd type resource binnen Kubernetes, zoals een applicatie-specifiek object, waarvoor een bijbehorende controller kan worden ontwikkeld.

44
Q

Custom Controller

A

Een controller die bedrijfslogica implementeert voor het beheer van custom resources, vaak geassocieerd met de Kubernetes Operator-benadering.

45
Q

Webhook

A

Een HTTP-call die kan worden ingesteld om een service of systeem extern te informeren over gebeurtenissen in Kubernetes, zoals veranderingen in de API-server.

46
Q

ServiceAccount

A

Een object dat wordt gebruikt door Pods om toegang te verkrijgen tot de Kubernetes API, meestal in combinatie met RBAC (Role-Based Access Control).

47
Q

Kubernetes API

A

Het hart van Kubernetes waarmee alle interacties binnen het cluster plaatsvinden, zowel intern voor de clustercomponenten als extern voor gebruikers en applicaties.

48
Q

Pod Template

A

Een sjabloon dat wordt gebruikt door een Kubernetes-controller (zoals een Deployment of StatefulSet) om de configuratie van Pods die het beheert te definiëren.

49
Q

Pod Selector

A

Een mechanisme voor het selecteren van Pods, vaak gebruikt in services of replication controllers, op basis van labels die aan de Pods zijn toegewezen.

50
Q

DNS Service Discovery

A

Een mechanisme waarmee Kubernetes-services automatisch DNS-namen kunnen krijgen die door andere services of Pods in het cluster kunnen worden benaderd.

51
Q

ClusterRoleBinding

A

Een RBAC-object dat een rol (ClusterRole) bindt aan een gebruiker of een serviceaccount op cluster-niveau, zodat die persoon of service toegang heeft tot bepaalde resources.

52
Q

RoleBinding:


A

Een RBAC-object dat een rol (Role) bindt aan een gebruiker of serviceaccount op namespace-niveau.

53
Q

Deployment Strategy

A

Strategieën die bepalen hoe nieuwe Pods in een Deployment worden uitgerold. “RollingUpdate” zorgt voor gefaseerde uitrol, terwijl “Recreate” alle oude Pods vervangt.

54
Q

Job Completion

A

Een Kubernetes-Job is voltooid wanneer alle Pod-instanties de taak succesvol hebben uitgevoerd. Jobs worden gebruikt voor het uitvoeren van eenmalige of batchtaken.

55
Q

StatefulSet Pod Identity

A

In tegenstelling tot een Deployment, biedt een StatefulSet elke Pod een stabiele, unieke naam en persistentie voor opslag, waardoor het geschikt is voor stateful applicaties.

56
Q

Ephemeral Containers

A

Containers die tijdelijk aan een Pod kunnen worden toegevoegd voor doeleinden zoals debuggen, zonder dat de Pod zelf wordt gewijzigd.

57
Q

Pod Lifecycle

A

De fasen die een Pod doorloopt van creatie tot verwijdering: Pending, Running, Succeeded, Failed, en Unknown.

58
Q

kubeadm

A

Een tool die wordt gebruikt om een Kubernetes-cluster op te zetten, te initialiseren en te beheren.

59
Q

Controller Manager

A

De component in Kubernetes die de controllers uitvoert die verantwoordelijk zijn voor het beheren van de resources in het cluster, zoals de ReplicaSet controller en de Deployment controller.

60
Q

Scheduler

A

De component die bepaalt op welke node een Pod wordt uitgevoerd, rekening houdend met de beschikbaarheid van resources en andere factoren.

61
Q

Helm Chart

A

Een pakket dat een set van Kubernetes-objecten en configuraties bevat, waarmee applicaties snel en efficiënt kunnen worden gedeployed binnen een Kubernetes-cluster.

62
Q

Operator Pattern

A

Een patroon voor het beheren van de lifecycle van een applicatie in Kubernetes door een operator die de status van een applicatie bewaakt en acties onderneemt op basis van bedrijfslogica.

63
Q

Cloud Provider Integration

A

Integratie van Kubernetes met cloudplatformen zoals AWS, GCP of Azure om toegang te krijgen tot cloud-specifieke resources zoals load balancers, persistent storage of auto-scaling.

64
Q

Service Discovery

A

Het mechanisme waarmee Kubernetes-services automatisch worden gedetecteerd door andere applicaties of Pods in het cluster, meestal via DNS.