Ba2A8 ZO: Microanatomie van het hematopoietisch en lymfatisch systeem Flashcards

1
Q

A, B, C?

A

A= Vene
B= Arterie
C= Botbalkje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

D, E, F?

A

D= Sinusoide
E= Hematopoetische cellen
F= Adipocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In welke organen worden de erytrocyten en bloedplaatjes afgebroken?

A

Beenmerg
Lever
Milt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke fagocyten ruimen in milt, beenmerg en lever de oude bloedcellen op?

A

Macrofagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar worden granulocyten die naar een ontsteking zijn gerekruteerd vooral afgebroken?

A

Op de plaats van de ontsteking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij de afbraak van hemoglobine uit erytrocyten komen verschillende producten vrij: bilirubine en ferritine/hemosiderine-complexen.

Waar komen deze afbraakproducten van erytrocyten respectievelijk terecht?

A

Bilirubine komt als afbraakproduct van heem in het bloedplasma voor en kan in de lever via de gal in de darm worden uitgescheiden.

De ijzercomplexen ferritine en hemosiderine vind je terug in macrofagen, vooral in de milt, maar ook in het beenmerg. Deze vorm van ijzeropslag kan worden hergebruikt voor erytropoiese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
A

A= Rode pulpa
B= Witte pulpa
C= Follikel
D= Vene
E= Bindweefseltrabekel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke lymfocyten zijn met name te vinden in de paracortex, en welke in de follikels van een lymfeklier?

A

Paracortex = T-lymfocyten
Follikels= B-lymfocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Via welke weg doorloopt de lymfe de route door de lymfeklier?

A
  1. Afferente lymfevaten
  2. Kapelsinus
  3. Trabekelsinussen
  4. Parenchym cortex lymfeklier
  5. Medulla lymfeklier
  6. Efferente lymfevaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Naar welk orgaan / organen zal een tumor van het darmepitheel het meest waarschijnlijk metastaseren via de hematogene route?

A

Lever (via vena portae hepatis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Naar welk orgaan / organen zal een tumor van het darmepitheel het meest waarschijnlijk metastaseren via de lymfogene route?

A

Long

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In welke locaties / organen kun je metastasen verwachten van longkanker indien de metastasering verloopt via de hematogene route?

A

In capillaire netwerken van de darm, nieren, botten etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar zul je het meest waarschijnlijk metastasen verwachten van een lymfoom?

A

In andere lymfeklieren, maar ook in de lymfevaten zelf, de milt, en andere plaatsen waar lymfocyten zich bij voorkeur ophouden (darm, huid, abdomen, long).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kun je verklaren dat b.v. colon- en mammacarcinoom niet alleen naar bot / beenmerg, maar ook bij voorkeur naar long, lever en lymfeklieren migreren?

A

Tumorcellen die metastaseren komen eerst aan bij long, lever en lymfeklieren. Bovendien produceren ook deze organen relatief veel SDF-1/CXCL12.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de consequentie van integrine-activatie door SDF-1 <=> CXCR4 interactie?

A

Binding aan integrine liganden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly