Avoir conditionnel Flashcards
1
Q
Ik zou hebben
A
J’aurais
2
Q
Jij zou hebben
A
Tu aurais
3
Q
Hij/zij/wij zou/zullen hebben
A
Il/elle/on aurait
4
Q
Wij zullen hebben
A
Nous aurions
5
Q
Jullie zullen hebben
A
Vous auriez
6
Q
Zij zullen hebben
A
Ils/elles auraient