Au P'tit Manger Flashcards
1
Q
oma
A
mamie
2
Q
opa
A
papy
3
Q
een genodigde
A
un(e) invité(e)
4
Q
een glas
A
un verre
5
Q
champagne
A
du champagne
6
Q
een strikje
A
un noeud-papillon
7
Q
een schoondochter
A
une belle-fille
8
Q
een gps
A
un GPS
9
Q
een huwelijksverjaardag
A
un anniversaire de mariage
10
Q
een huwelijk
A
un mariage
11
Q
een (automatische) grasmaaier
A
une tondeuse (automatique)
12
Q
een koffie
A
un café
13
Q
een avondmaal, een etentje
A
un dîner
14
Q
heel elegant
A
ultra-chic
15
Q
klaar
A
prête(e)
16
Q
schitterend, prachtig
A
splendide
17
Q
beste, liefste
A
cher, chère
18
Q
fantastisch
A
merveilleux, merveilleuse
19
Q
zich afvragen
A
se demander
20
Q
zwijgen
A
se taire
21
Q
overdrijven
A
exagérer
22
Q
aanbieden, schenken
A
offrir
23
Q
verloren rijden
A
se perdre
24
Q
wensen, verlangen
A
désirer
25
vieren
fêter
26
opgediend worden
être servi(e)
27
wat
ce que
28
Wauw!
Ouah!
29
Laten we gaan!
Allons-y!
30
Gaan we?
On y va?
31
Gefeliciteerd!
Félicitations!
32
Bravo
Bravo
33
Graag!
Volentiers!
34
Je ziet er niet zo slecht uit!
Tu n'es pas si mal!
35
duizendmaal sorry
mille excuses
36
dankzij..
grâce à..
37
Zou ik uw/ jullie aandacht mogen hebben?
Est-ce que je porrais avoir votre attention?
38
dank aan jullie allen
Merci à vous tous
39
ter gelegenheid van..
à l'occasion de..
40
eindelijk
enfin