atoombouw en periodiek systeem Flashcards

1
Q

in welk jaar waren de eerste filosofen die dachten over het ontstaan van de materie

A

in 600 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat had Empedocles gevonden

A

4 symbolen die reageren voor nieuwe stoffen

vuur = driehoek

lucht = driehoek met streep erdoor

water = omgekeerde driehoek

aarde = omgekeerde driehoek met streep erdoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat dacht democrates

A

dat materie gelijk is aan een som van atomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat dacht aristoteles

A

dat materie oneindig deelbaar was

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat dacht den dalton

A

dat de materie kleine ondeelbare deeltjes zijn dus atomen

die kunnen niet vernietigd of gemaakt worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wie waren de 3 filosofen die iets uitvonden tussen de 17e en 18e eeuw

A

Dalton

thomson

rutherford

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat dacht thomson + wat vond hij uit

A

dat de massa bestond uit hier en daar negatieve deeltjes maar dat die in totaal neutraal was

+ de kathodestraalbuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat vond rutherford uit

A

de alfa beta en gammastraal

en dacht dat alfa positief was

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is de elektronenwolk of elektronenmantel

A

dat is het ruimtelijk gebied rond de kern waarin men waarschijnlijk elektronen terugvindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het atoomnummer

A

dat zijn de aantal elektronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is het massagetal

A

dat is het aantal proton + het aantal neutronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn isotopen

A

dat zijn atomen met hetzelfde atoomnummer maar met een verschillend massagetal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is het hoofdkwantumgetal n

A

de schil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is het subkwantumgetal l en hoe bepaal je het

A

dat is het subniveau en je bepaalt het door

0 < l > n-1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is het magnetische kwantumgetal m en hoe bepaal je het

A

als het in een p-orbitaal zit dan is l = 1 en dan is het +1 0 -1

volgens x y z

en je bepaalt het door -l < m > +l

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is het spinkwantumgetal ms

A

het kan 2 waarden hebben +1/2 of -1/2

17
Q

noem de groepen van links naar rechts

A

alkalimetalen

aardalkalimetalen

ijzergroep

aardmetalen

koolstofgroep

stikstofgroep

zuurstofgroep

halogenen

edelgassen