Atelier 3 Flashcards

1
Q

Zorg dragen voor, verzekeren

A

Assurer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Eindexamen na middelbaar in Frankrijk

A

Bac (un) (baccalauréat)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Callcenter

A

Centre d’appels (un)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoeveelheid werk

A

Charge de travail (une)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Universitair studieprogramma

A

Cursus universitaire (un)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een handje helpen

A

Donner un coup de main

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uitbreiden, vergroten

A

Élargir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Inpakken

A

Emballer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Uitwisseling

A

Échange (un)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Baan, werk

A

Emploi (un)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In de rol van

A

En tant que

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Secundair onderwijs

A

Études secondaires (les f.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoger onderwijs

A

Études supérieures (les f.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Student(e)

A

Étudiant(e) (un(e))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Uitoefenen

A

Exercer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ervaring

A

Expérience (une)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Ervaren

A

Expérimenté

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Studeren, een studie doen

A

Fairs des études de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Medeleven

A

Faire part de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Blijk geven van

A

Faire preuve de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Haalbaarheid

A

Faisabilité (une)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Opleiding

A

Formation (une)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

M/v

A

H/f

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Betrokken zijn in

A

Être impliqué dans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Vragen stellen aan
Interroger
26
Beheersing
Maîtrise (une)
27
Beheersen
Maîtriser
28
Management
Management (un) = gestion (une)
29
Scriptie, thesis
Mémoire (un)
30
Contacten leggen
Nouer des relations
31
Meedoen aan
Participer à
32
Komen werken bij
Rejoindre
33
Verantwoordelijkheid
Responsabilité (une)
34
Verantwoordelijkheid voor
Responsable de
35
Overbodig
Redondant (e)
36
School-, onderwijs-
Scolaire
37
Schooljaren
Scolarité (une)
38
Verblijf
Séjour (un)
39
Zich redden, zijn plan trekken
Se débrouiller
40
Zich bijscholende, zich verder bekwamen in iets
Se perfectionner
41
Gebruik maken van
Se servir de
42
Stage
Stage (un)
43
Praktijk, Werkstage
Stage (un) ouvrier
44
Startende onderneming
Start-up (une)
45
Het opvolgen, follow-up
Suivi (un)
46
In de praktijk
Sur le tas
47
Spreadsheet, rekenblad
Tableur (un)
48
Taak
Tâche (une)
49
Tekstverwerking
Traitement de texte (un)
50
Behandelen
Traiter
51
Gezinsleven
Vie familiale (une) = vie de famille
52
(Ver)wachten
Attendre
53
Zich verwachten aan
S'attendre à
54
Troef
Atout (un)
55
Aantrekken
Attirer
56
Aantrekkelijk
Attrayant
57
Kandidaat, sollicitant
Candidat (e)
58
Sollicitatie
Candidature (une)
59
Call center
Centre d'appel (un)
60
Verkiezen, uitkiezen
Élire
61
Aanwerven
Embaucher = engager
62
Sollicitatiegesprek
Entretien (un) d'embauche
63
(Klanten aan zich) binden, fideliseren
Fidéliser
64
Verkoopsploeg
Force de vente (une)
65
Het spreekt vanzelf
Il va sans dire que = il est évident que
66
Interesse, aandacht, intrest
Intérêt (un)
67
Sollicitatiebrief
Lettre de motivation (une)
68
Naar voren brengen
Mettre en avant
69
Opdracht
Mission (une) = un rôle
70
Jobaanbiedingen
Offre d'emploi (une)
71
Solliciteren
Poser sa candidature
72
Solliciteren naar
Postuler à /pour
73
Kandidaat, sollicitant
Postulant
74
Druk, stress
Pression (une)
75
Verwachting
Prévision (une)
76
Voorzien
Prévoir
77
Klanten zoeken, prospecteren
Prospecter
78
Nieuw aangeworvene, recruut
Recrue (une) !toujours féminin
79
Aanwerven
Recruter
80
Rekrutering
Recrutement (un)
81
Recruiter
Recruteur
82
Weerstand, resistentie
Résistance (une)
83
Turnover, verloop
Rotation (une)
84
Werknemer, loontrekkende
Salarié (un)
85
Niet rondreizend, ook zittend
Sédentaire = fixe
86
Hardnekkig, volhardend
Tenace
87
Van thuis uit werken
Travailler à domicile
88
Op zijn of haar gemak zijn
Être à l'aise
89
Op zoek naar
À la recherche de
90
Ten overstaan van
À l'égard de
91
Halftijds
À mi-temps
92
Fulltime
À plein temps
93
Fulltime
À temps complet
94
Deeltijds, parttime
À temps partiel
95
Houden van, dol zijn op
Adorer
96
Personeelsadvertentie
Annonce (une) d'emploi
97
Duits
Allemand
98
Werksfeer
Ambiance de travail (une)
99
Engels
Anglais
100
Verantwoordelijkheid, taak op zich nemen
Assumer la responsabilité, une tâche
101
Zelfstandig
Autonome
102
Zich verwachten aan
S'attendre à
103
Verwachting
Attente (une)
104
Met plezier
Avec plaisir
105
Bijkomend legaal voordeel
Avantage extra-légal (un)
106
Recht hebben op
Avoir droit à
107
Zin hebben in, zin hebben om iets te doen
Avoir envie de
108
Teamgeest hebben
Avoir l'esprit d'équipe
109
Het recht hebben om
Avoir le droit de
110
Gevoel hebben voor
Avoir le sens de
111
Tweetalig
Bilingue
112
In het kort
Brièvement
113
Werkomgeving
Cadre de travail (un)
114
Contract voor bepaalde duur
CDD (un) Contrat à durée déterminée
115
Contract voor onbepaalde duur
CDI (un) Contrat à durée indéterminée
116
Maaltijdcheque
Chèque repas (un)
117
Uitnodigen voor een sollicitatiegesprek
Convoquer
118
Vloeiend
Couramment
119
Avondles
Cours de soir (un)
120
Boodschappen
Courses (les féminin)
121
Het carpoolen
Covoiturage (un)
122
Curriculum vitae
CV curriculum vitae (un)
123
Verplaatsing
Déplacement (un)
124
Verloop
Déroulement (un)
125
Verlangend om
Désireux de
126
Uitvoerig beschrijven
Détailler
127
Bezitter
Détendeur
128
Bereid om
Disposer à
129
Afspreken
(Se) donner rendez-vous
130
HR directeur
DHR directeur des ressources humaines
131
Het luisteren
Écoute (une)
132
In teamverband
En équipe
133
In lijn met
En ligne avec
134
In de rol, hoedanigheid van
En tant que
135
Indiensttreding
Entrée en service
136
Zich ontplooien
(S')épanouir
137
Spaans
Espagnol (l')
138
Instelling
Établissement (un)
139
Vermijden
Éviter
140
Vereisen, vergen
Exiger
141
Aanpassingsvermogen
Faculté (une) d'adaptation
142
Blijk geven van
Faire preuve de
143
Spoorweg
Ferroviaire (adj) (cfr chemin de fer)
144
Vast
Fixe
145
Glijdend uurrooster
Un horaire flexible
146
Stichten, oprichten
Fonder
147
Overuur
Heure supplémentaire (une)
148
Uurrooster
Horaire (un)
149
Initiatief
Initiative (une)
150
Initiëren
Initier
151
De nadruk leggen op
Insister sur
152
Bereikbaarheid
Joignable
153
Krant
Journal (un)
154
Werkdag
Journée de travail (une)
155
Beoordelen
Juger
156
Vreemde taal
Langue étrangère (une)
157
Moedertaal
Langue maternelle (une)
158
Middelbare school
Lycée (un)
159
Verwerven
Acquérir
160
Implementeren
Mettre en place
161
Motivatie
Motivation (une)
162
Gemotiveerd
Motivé (e)
163
Meertalig
Multilingue
164
Klantgericht
Orienté client
165
Om de beurt
Par rotation
166
Uit het oog verliezen
Perdre de vue
167
Rijbewijs
Permis de conduire
168
Relevant, ter zake doend
Pertinent
169
Pro, voordeel
Plus (un)
170
Bedaard, kalm
Posément (=calmement)
171
Voorzien
Pourvoir
172
Presteren
Presser
173
Beoogd salaris
Prétentions (les féminin)
174
Gekwalificeerd
Qualifié(e)
175
Vervanger
Remplaçant (un)
176
Loon, vergoeding
Rémunération (une)
177
Betaald
Rémunéré (e)
178
Vereist
Requis (e) (exigé)
179
De aandacht trekken
Retenir l'attention
180
Salaris, loon
Salaire (un)
181
Het eens worden
Se mettre d'accord
182
Bezorgd, bekommerd om
Soucieux (de)
183
Hulp, ondersteuning
Soutien(un) (assistance)
184
Maaltijdcheque
Ticket (un) restaurant
185
Houder (bv van een diploma)
Titulaire (un)
186
Letten op
Veiller à
187
Beschut
À l'abri
188
Herbergen, onderbrengen
Abriter
189
Verslaafd, fan
Accro
190
Gecompliceerd
Alambiqué
191
Versoepelen
Assouplir
192
Toevlucht nemen tot
Avoir recours à
193
Werklast, hoeveelheid werk
Charge (une) (de travail)
194
Verminderen
Commuer
195
Vergoeding
Compensation (une)
196
Het boeken
Comptabilisation (une)
197
Het tellen
Comptage (un)
198
Een contract afsluiten
Conclure (un contrat)
199
Ondeugend, pikant
Coquin
200
Sociale bijdrage
Cotisation (de sécurité) sociale (une)
201
Komen aanwaaien, uit de lucht komen vallen
Débarquer
202
Opzegperiode
Délai de préavis (un)
203
Verdorven
Dépravé
204
Voortaan
Désormais
205
Inhalen, voorbijsteken
Devancer
206
Oprijzen, tevoorschijn treden
Émerger
207
Jongeling, adonis
Éphèbe (un)
208
Op de loer liggen
Être à l'affût (de)
209
Bereikbaar
Joignable
210
Gemiddeld, gewoon
Lambda
211
Wetgever
Législateur (un)
212
Kwaadwillig, let slechte bedoelingen
Malintentionné
213
Grote geest, grote baas
Manitou (un)
214
Minderjarig
Mineur (un)
215
Muilkorven, de mond snoeren
Museler
216
Gebeente, skelet, structuur
Ossature (une)
217
Extravagant, beledigend
Outrageux
218
In balans houden, in evenwicht houden
Pondérer
219
(Ver)spreiden
Répartir
220
Ontbinden, opzeggen
Résilier
221
Zich sterk maken (om)
Se faire fort (de)
222
Verkeerd lopen
Se gâter
223
Duivels
Sulfureux
224
Inlichting
Renseignement
225
Inlichting
Renseignement