Arresten Goederenrecht Flashcards
Welk arrest gaat over natrekking en bestanddeelvorming?
Dépex/Curatoren Bergel
Waarop heeft het Dépex/Curatoren Bergel arrest betrekking? (kernwoord/zo kort mogelijk)
natrekking en bestanddeelvorming
Wat is de strekking van de casus van het Dépex/Curatoren Bergel arrest? (waar gaat het geschil over?)
- Dépex heeft aan Bergel een installatie voor waterdistillatie verkocht en onder eigendomsvoorbehoud geleverd. (Hierdoor wordt Bergel eerst houder, en pas bezitter als de koopprijs is betaald).
- Voordat Bergel heeft betaald gaat het bedrijf failliet.
- Dépex eist installatie op, op grond van het eigendomsvoorbehoud.
- De curatoren van Bergel vinden dat installatie door natrekking eigendom is geworden van Bergel. Naar hun mening is het dus niet van belang of er een voltooide overdracht is geweest.
Wat was de rechtsvraag in het Dépex/Curatoren Bergel arrest?
is er sprake van natrekking op grond van de verkeersopvatting
Wat is de rechtsregel die de HR gegeven heeft in het Dépex/Curatoren Bergel arrest?
• Volgens de Hoge Raad kan er in de volgende gevallen sprake zijn van bestanddeelvorming:
o Wanneer de hoofdzaak zonder het bewuste onderdeel naar verkeersopvatting onvoltooid zou zijn, dat wil zeggen niet of onvoldoende aan haar maatschappelijke en/of economische functie zou kunnen beantwoorden.
o Wanneer gebouw en apparatuur in constructief opzicht specifiek op elkaar zijn afgestemd.
• Belangrijk: het gebouw is het hoofdbestanddeel, en niet de fabriek in de zin van de productie-inrichting. De productie-inrichting is niet zonder meer bestanddeel van het gebouw.
Aandachtspunten bij de uitspraak
• Artikel Hijma over Dépex-Bergel, verwijzingen naar eerdere uitspraken HR.
o Er hoeft geen fysieke verbinding tussen bestanddeel en hoofdzaak te bestaan.
o Vervangbaarheid doet niet af aan bestanddeelvorming
o Zaken die wel bestanddeel zijn, omdat de fabriek zonder dit onvolledig zou zijn: sloten, dakbedekking, verwarming, electriciteitsleidingen, waterleiding, sanitaire voorzieningen, etc.
o Conclusie: apparatuur wordt niet snel bestanddeel van het gebouw. Alleen in het geval de apparatuur nauwelijks buiten het gebouw gebruikt zou kunnen worden, of het gebouw specifiek voor het apparaat gebouwd is en niet of nauwelijks voor andere doeleinden kan worden ingezet.
Welk arrest gaat over Levering longa manu door een houder?
Arrest LPN/IBM
Waarop heeft het LPN/IBM arrest betrekking? (kernwoord/zo kort mogelijk)
Levering longa manu door een houder
Wat is de strekking van de casus van het LPN/IBM arrest? (waar gaat het geschil over?)
- IBM en Storkdata sluiten een huurovereenkomst: IBM zal computerapparatuur aan Storkdata verhuren.
- Voordat de apparatuur bij Storkdata wordt geïnstalleerd, verkoopt IBM de apparatuur onder eigendomsvoorbehoud aan CHC, die ook het huurcontract met Storkdata overneemt.
- Onmiddellijk daarna draagt CHC de apparatuur én het huurcontract op haar beurt weer over aan Lease Plan Nederland (LPN). Storkdata erkent de overdracht van de huurovereenkomst aan LPN.
- Pas daarna installeert IBM de apparatuur bij Storkdata.
- Er ontstaat onenigheid tussen IBM en LPN over de vraag wie de eigenaar is van apparatuur.
- IBM, die nog niet door CHC betaald is, stelt zich op het standpunt zelf eigenaar te zijn gebleven, omdat CHC vanwege het eigendomsvoorbehoud nog niet bevoegd was tot overdracht en dus niet longa manu bezit kon verschaffen. Bovendien waren op het moment van de overdracht aan LPN de computers nog niet bij Storkdata geplaatst, en dus niet in de macht van CHC.
Wat was de rechtsvraag in het LPN/IBM arrest?
- Kan een houder longa manu bezit verschaffen
* Zo ja, is het mogelijk goederen bij voorbaat te leveren (art 3:97 BW bestond nog niet)
Wat is de rechtsregel die de HR gegeven heeft in het LPN/IBM arrest?
“De houder van een roerende zaak die haar heeft verkocht, kan immers aan zijn koper het bezit van die zaak verschaffen door een tweezijdige verklaring zonder feitelijke handeling, wanneer een derde die zaak voor hem hield en haar na die verklaring voor de verkrijger houdt, mits die derde de overdracht heeft erkend, dan wel de overdracht aan de derde is medegedeeld.”
Oftewel: een houder van een roerende zaak kan longa manu bezit verschaffen
Bezitsverschaffing kan ook bij voorbaat plaatsvinden (art 3:97 BW bestond nog niet)
Welk arrest gaat over Eigendomsoverdracht van een roerende zaak, die in het bezit van een derde is?
“Revindicatie gestolen auto”
Waarop heeft het “Revindicatie gestolen auto” arrest betrekking? (kernwoord/zo kort mogelijk)
Eigendomsoverdracht van een roerende zaak, die in het bezit van een derde is
Wat is de strekking van de casus van het “Revindicatie gestolen auto” arrest? (waar gaat het geschil over?)
- Een Mercedes van het NTI wordt gestolen.
- De dag na de diefstal koopt Visser de auto op een automarkt.
- Een halfjaar later treft de politie de gestolen auto aan en neemt deze in beslag.
- De verzekeraar van het NTI heeft ondertussen aan het NTI een schadevergoeding uitgekeerd vanwege de diefstal, waarbij NTI de auto in eigendom heeft overgedragen aan de verzekeraar.
- Zowel de verzekeraar als Visser claimen teruggave van de auto.
Wat was de rechtsvraag in het “Revindicatie gestolen auto” arrest?
Kon het NTI op het moment dat zij het bezit van de auto verloren had, deze auto in eigendom overdragen aan de verzekeringsmaatschappij?
Wat is de rechtsregel die de HR gegeven heeft in het “Revindicatie gestolen auto” arrest?
Een geldige overdracht .. “is niet reeds uitgesloten op de enkele grond dat op het tijdstip van de overdracht de auto in het bezit was van een derde. De “overgave” die krachtens artikel 667 (oud) BW voor overdracht van roerende zaak is vereist, kan in dit geval immers tot stand komen door een overeenkomst tussen vervreemder en verkrijger, die tot overdracht strekt en verkrijger in staat stelt zich jegens derden als eigenaar te legitimeren”
Bevestigd in arrest HR 7 mei 1982, NJ 1983,241 (Tiel-Utrecht/Wieringa II). In dit arrest stelde de HR dat voor legitimatie een akte in ieder geval voldoende is (een door de vervreemder ondertekend geschrift vanuit de overdracht blijkt).
In het huidige BW is dit vraagstuk opgelost door art. 3:95 BW