Apprendre: 5 Grammaire II 1.1 Flashcards
Hoe vertaal je de en het in het frans?
in le (mannelijke woorden- m) en la (vrouwelijke woorden- f/v)
Mannelijk of vrouwelijk: Le garçon?
mannelijk
Mannelijk of vrouwelijk: la fille?
vrouwelijk
Mannelijk of vrouwelijk:le collège?
mannelijk
Mannelijk of vrouwelijk: la classe?
vrouwelijk
Wat veranderd er aan le en la in het geval van een klinker of stomme h?
De le en la schrijf je bij een klinker of stomme h als l’
Hoe schrijf je de vriend (m)?
l’ami (m)
Hoe schrijf je de vriendin?
l’amie (f)
Hoe schrijf je het hotel?
l’hôtel (m)
Hoe schrijf je het adres?
l’adresse (f)
Wat veranderd er aan le en la als de woorden in meervoud zijn?
de le en la schrijf je dan als les.
Hoe schrijf je de jongens ?
les garçons
Hoe schrijf je de meisjes?
les filles
Hoe schrijf je de bomen?
les arbres
Hoe schrijf je de hotels?
les hôtels