Anatomie Flashcards

1
Q

Letterlijke betekenis anatomie

A

Opensnijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gechienis van anatomie

A

• Belgische arts sneed overleden mensen open
• 500 jaar geleden
• wilde weten hoe het er van binnen uit zag
• heeft menselijk lichaam in kaart gebracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Nieuwe betekenis anatomie

A

De leer van organen en andere inwendige lichaamsdelen en de manier waarop die verbonden zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom gebeurt het opensnijden van mensen nog steeds?

A

Als onderwijs voor medische studenten en om doodsoorzaak vast te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe wordt het genoemd wanneer een lichaam wordt opengesneden om de doodsoorzaak vast te stellen?

A

Sectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt iemand genoemd die overleden mensen open snijd?

A

Patholoog-anatoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is fysiologie?

A

Het houd zich bezig met de werking van alle levende onderdelen (organismen) van het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn 6 onderdelen van fysiologie?

A

-celfysiologie: werking van cellen
-bewegingsfysiologie: spieren en bewegen
-neurofysiologie: werking zenuwstelsel
-zintuigfysiologie: werking zintuigstelsel
-endocrinefysiologie: werking hormoonstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het kleinste levende deeltje van de mens?

A

Een cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de cyclus van een cel? (Onstaan leven, vermenigvuldigen, afsterven en vervangen)

A
  • Zaadcel bevrucht eicel
  • Cel splitst zich constant in tweeën
  • Cellen sterven af
  • Afgestorven cellen worden vervangen
  • Tijdens veroudering worden cellen minder vaak vervangen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Opbouw van een cel buiten naar binnen

A
  • Celmembraan (vlies)
  • Protoplasma (vloeistof)
  • Kern met membraan
  • Kernplasma (vloeistof)
  • Kernlichaampjes (erfelijke info & geslacht)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Uit hoeveel botten bestaat het skelet?

A

Ruim 200

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Is een bot dood of levend?

A

Levend, want het bestaat uit cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom is de buitenkant van een bot keihard?

A

Omdat de cellen hier dicht op elkaar zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe ziet de vinnenkant van een bot eruit?

A

De cellen zitten hier veel minder dicht op elkaar waardoor er kleine holtes zijn. Hier zit beenmerg in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe worden de cellen in bot gevoed?

A

Door de bloedvaten die door je bot lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar is kraakbeen voor?

A

Kraakbeen zit tussen de botten. Doordat het zachter is dan het bot kunnen de botten (in bijv je knie en heup) soepel lang elkaar heen bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Functie van het skelet

A
  1. Stevigheid
  2. Bescherming voor organen
  3. Maken van bloedcellen innhet beenmerg
  4. Mogelijk maken van beweging samen met de spieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waaruit bestaat het skelet?

A
  1. Het hoofd met de schedel
  2. De romp: schouder, ribbenkast, wervelkolom, bekken
  3. Ledematen: armen en benen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Door welk onderdeel van het skelet worden de volgende kwetsbare organen beschermd?
Hersenen - hart, longen, lever, maag - nieren, zenuwverbindingen - blaas, inwendige geslachtsorganen.

A

-> schedel
-> ribbenkast en schouderbladen
-> onderste ribben aan de rugzijde
-> wervelkolom
-> bekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de twee hoofdgroepen van spieren en waaruit bestaan spieren?

A

Willekeurige en onwillekeurige. Ze bestaan uit spierweefsel. Sommige spieren hebben maar een dun laagje, andren hebben veel lagen waardoor je ze ook beter voelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn willekeurige spieren?

A

Spieren die je zelf kunt beïnvloeden. Daarvoor heb je wel een prikkel van je hersenen nodig dat je het wil en dat het zwaar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Met wat voor stelsel zijn alle spieren verbonden?

A

Het zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn onwillekeurige spieren?

A

Spieren die je niet zelf kunt beïnvloeden. Spieren die gebuikt worden bij ademhaling of spieren die voedsel door je darm leiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welk onderscheid kun je maken in spieren?

A

Er zijn buigspieren (biceps) waardoor je ledematen kunt buigen en trekspieren (triceps) waardoor spieren na een buigingweer terug gaan naar hun oorspronkelijke stand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Functies van spieren

A
  1. Stevigheid lichaam
  2. Bewegingen maken
  3. Bescherming lichaamsdelen
  4. Transport voedsel en vocht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Voorbeeld van een spier die meer dan 1 functie heeft

A

Buikspieren, ze zijn als bescherming voor de darmen en maken beweging van de borstkas mogelijk voor ademhaling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Waardoor hebben oudere mensen vaak een slappere huid?

A

jonge mensen hebben veel spieren zitten in de ruimte tussen de huid skelet en organen. Bij oudere mensen worden spieren minder sterk waardoor de huid slap wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is het peristaltiek

A

Het samentrekken en ontspannen van spieren. Hierdoor wordt bijv eten door de darm geduwd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waaruit bestaat de bloedsomloop?

A

Bloed
Hart
Bloedvaten
Lymfatisch stelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke stoffen gaan vanuit het bloed naar organen en welke vanuit organen meeweer het bloed in?

A

Voedingstoffen gaan in de organen. Afvalstiffen gaan het bloed in en worden afgeleverd bij o.a. nier en lever. Die zorgen ervoor dat ze het lichaam verlaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waaruit bestaat bloed?

A

Bloedplasma en bloedcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat zit er in het bloedplasma?

A

Bestaat uit ong 90% water
Voedingstoffen voor organen (glucose, vetzuren, vitaminen, hormonen). Op de terugweg naar het hart afvalstoffen zoals ureum en andere zuren. De plasma-eiwitten zorgen voor de uitwisseling van stoffen, voor bloedstolling en als afweerfunctie tegen ziektes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welek drie soorten bloedcellen/bloedlichaampjes zijn er?

A

Rode, witte en bloedplaatjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Waar worden rode bloedcellen aangemaakt en afgebroken? Welke stoffen komen vrij bij het afbreken en wat gebeurt er mee?

A

In het beenmerg van vooral platte botten zoals het borstbeen en bekken.
Bij het afbreken komt ijzer vrij dat wordt opgeslagen en bilirubine (geelachtige kleustof) dat door de lever naar de gal wordt getransporteerd. Verderop in het verteringstelsel wordt de galkleurstof bruin. Die kleurt de ontlasting.

36
Q

Welke stof in die de rode bloedcellen bevatten transporteert zuurstof door het lichaam?

A

Hemoglobine (Hb)

37
Q

Wanneer wordt het aantal witte bloedcellen in het lichaam vermeerdert?

A

Wanneer er schadelijke stoffen in het lichaam actief zijn. De witte bloedcellen vormen antistoffen tegen de schadelijke stoffen. Hierdoor spelen ze ene belangrijke rol bij de afweer tegen schadelijke bacteriën en virussen.

38
Q

Waar zijn bloedplaatjes belangrijk voor?

A

Bloedstolling. Het stolsel vergoeit bij een huidwond tot een korst, uiteindelijk geneest de wond. Ook inwendige bloedingen worden gestold door bloedplaatjes.

39
Q

Hoeveel liter bloed bevat het menselijk lichaam?

A

5 liter

40
Q

Waaruit bestaat een hart?

A

Een linker en een rechter helft. Elke helft heeft twee holle ruimtes. De bovenste heet boezem, de onderste kamer. Er loopt een longslagader naar het hart en een aorta van het hart.

41
Q

Waarom bevind er er zich op verschillende plaatsen in het hart hartkleppen?

A

Om te voorkomen dat het bloed terug stroomt en zo de circulatie verstoort.

42
Q

Welke twee systemen heeft de bloedcirculatie? En wat gebeurt daarbij?

A

Kleine bloedsomloop: zuurstofarm bloed via rechter boezem en de longslagader van hart naar longen. Daar komt zuurstof in bloed. Daarna gaat zuurstofrijk bloed via vier longaders terug naar de linker boezem.
Grote bloedsomloop: stuurt zuurstofrijk bloed via linker kamer en aorto door rest van lichaam. Verschillende organen en andere lichaamsdelen halen onderweg zuurstof ne voedinstoffen uit het bloed. Het zuurstofarme bloed gaat via de aders weer terug naar rechter kamer. Daar begint circulatie opnieuw. Hart pompt zuurstofarme bloed vanuit rechterkamer via rechterboezem naar longen.

43
Q

Waar lopen de slagaders in je lichaam? En wat is e rover de wand te zeggen?

A

Van je hart af. Ze hebben een dikke wand zodat ze door de flinke kracht waarmee je hart pompt niet uit elkaar springen. De wand is elastisch en amakt samentrekkende bewegingen om het bloed beter te laten stromen. Dit is het kloppen dat je voelt. De belangrijkste en frootste slagader is de aorta, loot direct van hart in het midden van lichaam naar beneden. Onderweg zijn vertakkingen in kleinere slagaders naar ledematen en organen.

44
Q

Kenmerken van aders

A

Bloed stroomt daardoor terug naar hart. Minder kracht dan bij slagaders en dunnere wanden . De aders bevatten kleppen zodat het bloed niet terugstroomt. Aders voel je niet kloppen want deze maken geen samentrekkende beweging.

45
Q

Kenmerken haarvaten

A

De kleinste vertakking van slagaders en aders. Dunne wand, geen kleppen, kloppen niet. Slagaders eindigen in een netwerk van haarvaten. In dit netwerk vind er een uitwisseling van stoffen met organen plaats. De haarvaten lopen uiteindelijk over in de aders die tot het hart steeds dikker worden.

46
Q

Waar speelt het lymfatisch stelsel een grote rol bij? Wat transporteert het? Waaruit bestaat dit?

A

Het speelt een grote rol bij ons afweersysteem en het onschadelijk maken van ziekteverwekkers en is verspreid over het hele lichaam. De vaten verspreiden lymfevocht/weefselvocht. De samenstelling hiervan lijkt veel op plasma in bloed. Het lymfatisch is onderdeel van de bloedsomloop, omdat op veel plaatsen de lymfevaten (die kleiner zijn) contact maken met bloedvaten.

47
Q

Wat is de taak van lymfeknoppen/lymfeklieren? Waar in je lichaam zitten ze?

A

Het zijn filters (grotere lymfevaten die bij elkaar komen): ze halen schadelijke, ziekteverwekkende stoffen uit het lymfevocht en maken ze onschadelijk.
In hals, buikholte, liezen en oksels.

48
Q

Waarom is de milt een belangrijk onderdeel van de bloedsomloop en lymfatisch stelsel? Wat doet je milt bij inspanning? Waar zit je milt?

A

Omdat er chemische processen plaatsvinden die de samenstelling van het bloed en het lymfevocht beïnvloeden. Ook is het een bloedreservoir. Bij grote inspanningen kan de milt samenknijpen als een spons en zo extra bloed afgeven. Dit veroorzaakt de steken in je zij bij hardlopen. Plaats: links pnderin de borstkas in midden van lichaam achter maag.

49
Q

Belangrijkste taak van ademhalingstelesel? En waar bestaat het uit?

A

Bloed voorzien van zuurstof. En de afvoer van overollig koolstofdioxide uit het bloed. Bestaat uit luchtpijp met bronchiën en longen.

50
Q

Door welke delen gaat lucht wanneer je dit inademt?

A

-> Mond/neus
-> Luchtpijp (buis die in hals begint)
-> bronchiën (twee vertakkingen van de luchtpijp waaruit een heel netwerk van zijtakjes ontstaat in de longen)
-> Longen
Elke long heeft miljoenen longblaasjes

51
Q

Wat is de luchtcapaciteit van je longen? Waar hangt de precieze capaciteit vanaf?

A

5/6 liter. Geslacht, lichaambouw, leeftijd en conditie.

52
Q

Hoe gaat de uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide?

A

Via longslagader gaat zuurstofarm bloed naar longen. Daar wordt zuurstof aan het bloed gevoegd. Dit bloed gaat vervolgens via de longader naar het hart. Overtollige koolstofdioxide wordt in het bloed opgenomen. Dit komt via aders en het hart in de longblaasjes terecht. Hier vindt uitwisseling van gassen plaats. De koolstofdioxide wordt hier opgenomen en verdwijnt via uitademing uit je lichaam. Tegelijkertijd nemen longblaasjes verse zuurstof van de inademing op. Dit bemet het bloed op, gata via longader naar hart en daar wordt hte verder het lichaam in gepompt.

53
Q

Wat zijn de belangrijkste onderdelen van het spijsverteringsstelsel?

A

Mond (speeksel)
Maag
Darmen (slok, 12vingerige, dunne, dikke en endel)
Lever

54
Q

Wat voor voedingstoffen zit er in eten?

A

Vitaminen
Mineralen
Zouten
Suiker
Vetten
Eiwitten
Khoolydraten

55
Q

Wat gebeurd er in je lond met het voedsel

A

Het wordt door je kiezen kleiner gemaakt en je speekselklieren produceren speeksel waardoor het voedsel zacht wordt.

56
Q

Welk klepje zorgt ervoor dat voedsel niet in je neusholte komt?

A

De huig

57
Q

Hoe maakt je maag het voedsel nog kleiner?

A

Door inkrimpen en uitzetten, je maag is namelijk elastisch en kan dus ook uitrekken zodat er meer voedsel in kan. Het maagsap (zuren) bewerkt het voedsel waardoor de voedingstoffen er later makkelijker uit gehaald kunnen worden. Doordat het slijmerig glijd het voedsel beter door de darmen.

58
Q

Waardoor glijd voedsel door je darmen?

A

Peristaltiek. Het inkrimpen en uitzetten.

59
Q

Hoe lang is de dunne darm? En waarom?

A

6 meter, omdat er een groot oppervlak nodig is om alle bloed- en lymfevaten contact te laten maken met de darmwand.

60
Q

Wat is het eerste deel van de dunne darm en wat vind hier plaats?

A

De twaalfvingerige darm, direct onder de maag. Uitwisseling van stoffen met de lever en de alvleesklier. Ook regelt hij de hoeveelheid voedsel dat van de maag in het darmstelsel mag komen.

61
Q

Wat is er aan het eind van de dunne darm voltooid?

A

Het verteringsprocess. Alle voedingstoffen zijn uit de voeding gehaald.

62
Q

Hoe lang is de dikke darm? En hoe heet het laatste deel hiervan?

A

1,5 meter. De endeldarm

63
Q

Hoe en waar ontstaat ontlasting?

A

In de dikke darm wordt het onverteerbare deel van het voedsel verder afgebroken. Een rottingsproces veroorzaakt door bacteriën. Hier wordt vocht en slijm aan toe gevoegd. Dit bij elkaar is ontlasting en verlaat je lichaam via de endeldarm

64
Q

Wat zit er in de lever en wat vind hier plaats?

A

Er wordt veel bloed aan en afgevoerd. Er zijn veel lymfevaten en er vinden veel chemische processen plaats. Eiwitten, vetten en khoolydraten worden omgezet in bruikbare stoffen voor het lichaam. De lever ontgift het lichaam van schdelstoffen. (Alcohol medicijnen)

65
Q

Wat is het zenuwstelsel?

A

Een besturingssysteem van draadjes door het hele lichaam die samen komen in de hersenen. Na een inwendige/uitwendige prikkel volgt er altijd reactie vanuit de hersenen.

66
Q

Wat zijn sensorische zenuwen?

A

Ze geleiden prikkels naar hersenen.

67
Q

Wat zijn motorische prikkels?

A

Prikkels die vanuit de hersenen komen waarop de gewenste actie volgt.

68
Q

Wat is het centraal zenuwstelsel?

A

Een dikke kabel van zenuwen die vanuit de hersenen door het ruggenmerg loopt.

69
Q

Wat is het perifeer zenuwstelsel?

A

Stelsel van veel zenuwen met grote en kleine vertakkingen verspreid door de rest van het lichaam

70
Q

Wat is de taak van liquor?

A

Vocht dat voorkomt dat zenuwen van het centraal zenuwstelsel breken of uitdrogen en trasporteert voedingstoffen en voert afvalstoffen af.

71
Q

Welke zenuw en prikkels kun je wel beïnvloeden en welke niet?

A

Willekeurige wel, onwillekeurige niet

72
Q

Welke 5 zintuigen zijn er?

A

Oor
Oog
Mond
Neus
Huid (tast druk, temp)

73
Q

Wat is het hormoonstelsel en wat doet het?

A

Een besturingssysteem die processen (hart, bloeddruk) in werking zet dmv hormonen. Die worden door hormoonklieren aangemaakt. Ze worden via bloed getransporteerd.

74
Q

Welke klieren produceren hormonen?

A

Hypofyse
Alvleesklier
Schildklier
Geslachtsklier
Bijnieren

75
Q

Wat produceert de hypofyse?

A

Groeihormonen, en hormonen die andere klieren stimuleert hormonen te produceren

76
Q

Functie alvleesklier

A

Afscheiden van alvleeskliersap. Dit wordt via twaalfvingerige darm toegevoegd aan spijsvertering. Ook produceert het insuline en glucagon. Via bloed komen ze in lever en spieren. Ze regelen samen bloedsuikergehalte. Insuline verlaagt het glucagon verhoogt het.

77
Q

Waar zit de schildklier en en welk hormoon produceert het +functie+ wat als je te veel of te weinig hebt, klachten?

A

Om de luchtpijp heen gebogen. Thyroxine. Beïnvloed stofwisseling. Te veel? Versenelde stofwisseling-> rusteloos hoge hartslag hoge temperatuur. Te weinig? Vertraagde stofwisseling ->groeiachterstand.

78
Q

Waarvoor testosteron, waar gemaakt?

A

Mannen, zaadballen. Ontwikkeling van mannelijke geslachtskenmerken en productie zaadcellen.

79
Q

Waarvoor oestrogeen en progesteron en waar gemaakt?

A

Vrouwen eierstokken. Oestrogeen ontwikkeling vrouwelijke geslachtskenmerken. Progesteron bereid baarmoederslijmvlied voor op innesteling bevruchte eicel. Geen bevruchting? Productie Progesteron stopt tijdelijk hierdoor wordt baarmoederslijmvlies afgestoten menstruatie.

80
Q

Waar zitten bijnieren? Funtie?

A

Kleine schildjes over de top van een nier gevouwd. Produceren adrenaline, zorgt ervoor dat lichaam zich aanpast bij grote inspanningen en in uitzonderlijke omstandigheden.

81
Q

Hoeveel chromosomen lichaam en hoeveel paar?

A

46 en 23 paar

82
Q

Wat is bijzonder aan het 23e chromosomennpaar?

A

Bepaald geslacht. Xx meisje Xy jongen. Een zaadcel geeft of een x of een y.

83
Q

Waar wordt dna voor gebruikt?

A

Wetenschappelijk onderzoek
Onderzoek naar erfelijke ziektes
Bewijs misdaden
Identificatie lichamen of delen ervan
Familieverwantschap

84
Q

Kan identificatie en bewijslast bij misdaden het enige bewijs zijn?

A

Nee nooit

85
Q

Welke vier gbieden hebben te maken met je gezondheid?

A

Lichamelijk, geestelijk, sociaal en welbevinden. Dit is niet altjjd in evenwicht en kan andere gebieden ook verstoren.

86
Q

Definitie van gezondheidsrisico?

A

Verhoogde kans dat je gezondheid word geschaad door interne of externe factoren. (Ziekte, psychise problemen). Erfelijkheid en leefwijze kunnen dit vergoten.