Alles Flashcards

1
Q

Waaruit bestaat het multidimensioneel begrip van geestelijke gezondheid uit van Warr (2007) wat de AenG-psychologie nastreeft?

A
  1. Affectief welbevinden
  2. competentie (in staat zijn je werk goed uit te voeren)
  3. Autonomie
  4. Aspiraties (iets in je werk willen bereiken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is protoprofessionalisering?

A

Het hanteren van verschillende medische en psychologische begrippen zoals adhd of subassertiviteit om allerdaagse toestanden en ervaringen te duiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de sociotechnische benadering?

A

Gaat er vanuit dat de stressreactie het product is van het sociale systeem waarbinnen de werknemer functioneert. Een praktische techniek om de kwaliteit van arbeid, gezondheid en welbevinden van werknemer te bevorderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Empirische cyclus en regulatieve cyclus binnen wat voor soort onderzoek en hoe verloopt het?

Met welken onderzoeksmethoden worden de volgende onderzoeken uitgevoerd: Effectiviteitsonderzoek en organisatiebreed onderzoek?

A

Empirische cyclus: vanuit theoretisch onderzoek, waarbij achtereenvolgens en hypothese wordt geformuleerd, empirische gegevens worden verzameld en de hypothese statistisch wordt getoetst.

regulatieve cyclus: vanuit probleemgestuurd onderzoek, waarbij achtereenvolgens een probleem wordt geformuleerd, een interventie wordt ontworpen, uitgevoerd en geëvalueerd. De evaluatie kan weer leiden tot een nieuw ontwerp.

Effectiviteitsonderzoek: met (quasi-) experimenteel onderzoeksontwerp

organisatiebreed: actieonderzoek methode eventueel icm gevalstudie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Doel van beschrijvend onderzoek en kan voorkomen uit welk onderzoek? Voorbeeld?

A

Kan voorkomen uit probleemgestuurd onderzoek. Heeft als doel om feiten boven water te krijgen (fact finding). Voorbeeld is de RIE.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarvoor staan de 4 D’s?

A

Disease, Disorder, Damage en Disability

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Person-Enviroment Fit Model (P-E-Fit Model)

  • Wat zegt het over oorzaken van werkstress?
  • 3 verschillende copingmechanismen?
A
  • Wat zegt het over oorzaken van werkstress?
    Wordt veroorzaakt door een ‘misfit’ tussen persoonlijke hulpbronnen en en de eisen vanuit de werkomgeving.
  • 3 verschillende copingmechanismen?
  • Actieve coping: actief oplossingsgericht met problemen omgaan.
  • passieve coping: projectie of verdringing
  • Subjectieve sociale ondersteuning: steun van leidinggevende, collega’s, sociaal netwerk. Beïnvloed de subjectieve omgeving rechtstreeks.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Demand-Control Model (DC Model) van Robert Karasek

  • Wat voor soort model is het?
  • Welke 2 belangrijke determinanten onderscheiden?
  • Derde determinant (Demand-control-Support DCS Model)
A
  • Wat voor soort model is het?
    Omgevingsgericht model
  • Welke 2 belangrijke determinanten onderscheiden?
  • Psychologische taakeisen: stressoren zoals hoge tijdsdruk en werktempo en inspannend werk).
  • Regelmogelijkheden: controle die werknemer heeft over zijn taken en gedrag.
  • Derde determinant (Demand-control-Support DCS Model)
    Sociale steun staat hierin centraal en werken als moderator- of buffervariabelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verschil tussen moderator en mediator?

A

Moderator: Beïnvloed de relatie tussen twee variabelen (bv: ouderen zijn meer trouw aan een winkel met klantvriendelijk personeel dan jongeren. Leeftijd = moderator).
Demografische variabelen, sociale steun en persoonlijkheidskenmerken.

Mediator: verklaart de relatie tussen twee variabelen (bv: Er is een verband tussen piekeren en buikpijn. Stress = mediator).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vitamin model van Warr

  • Uit welke 4 elementen is dit model opgebouwd?
    1. De effecten van wat op wat?
    2. Categoriseert omgevingsfactoren in 2 subtypen
    3. Multidimensionaliteit van welbevinden
    4. Patronen? Wisselwerking tussen wat?
A
  • Wat veronderstelt het model?En welke patronen passen hierbij?
    Werkkenmerken beïnvloeden de geestelijke gezondheid zoals vitaminen.
  • Uit welke 4 elementen is dit model opgebouwd?
    1. De effecten van omgevingskenmerken op de gezondheid
  1. Categoriseert omgevingsfactoren in 2 subtypen
    * CE-patroon (constant effect): bv extra geld levert in eerste instantie meer geestelijke gezondheid op, maar op een gegeven moment niet meer.
    * AD-patroon:bv te veel autonomie is schadelijk voor geestelijke gezondheid door gebrek aan structuur en te veel verantwoordelijkheid.
  2. Multidimensionaliteit van welbevinden
    Affectief welbevinden is een kernbegrip en bestaat uit assen: gespannen, enthousiast, tevreden, rustig, neerslachtig, ontevreden.
  • Wisselwerking tussen persoon en omgeving
    demografische kenmerken, vaardigheden, waarden, basale mentale gezondheid.
    Werkkenmerken hebben een sterk effect op werknemers met bijpassend werk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Effort-reward Imbalance Model (ERI Model) van Johannes Siegrist

  • Welke soorten beloning?
  • Wat wordt bedoeld met: ‘feelings of mastery’
A
  • Welke soorten beloning?
  • geld, waardering, zekerheid en carrièremogelijkheden
  • Wat wordt bedoeld met: ‘feelings of mastery’
    gevoel van beheersing over de situatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Job Demand-Resources Model (JD-R Model) van Remerouti Ed al. bestaande uit onderstaande 3 veronderstellingen:

  1. 2 specifieke risicofactoren
  2. 2 parallellen processen en wat speelt een mediërende rol
  3. Interactie effect tussen taakeisen en energiebronnen
    - Persoonlijke hulpbronnen kunnen invloed hebben op 5 aspecten:
    - Welke persoonlijke eigenschap speelt sleutelrol in dit model?
A
  1. 2 specifieke risicofactoren
    * Taakeisen (job demands)
    * hulpbronnen (Resources) bestaande uit: interpersoonlijke relaties (bv. steun collega’s), organisatie en werk (bv. participatie besluitvorming), de taak (bv. feedback)
  2. 2 parallellen processen en wat speelt een mediërende rol
    * stressproces: waarbij veeleisende aspecten van werk kunnen leiden tot voortdurende aantasting van energiereserves en uiteindelijk burn-out.
    * motivationeel proces: voldoende aanwezigheid van energiebronnen zorgt voor bevlogenheid (gekenmerkt door vitaliteit, toewijding en absorptie).
    * mediërende rol tussen burn-out en bevlogenheid.
  3. Interactie effect tussen taakeisen en energiebronnen
    Energiebronnen compenseren/bufferen ongewenste invloed van taakeisen zoals burn-out (verlaagt taakeisen), maar energiebronnen hebben vooral een positief effect als het er echt om gaat (hoge taakeisen).
  • Persoonlijke hulpbronnen kunnen invloed hebben op 5 aspecten:
    1. op stressreactie en bevlogenheid (bv. emotioneel minder stabiele mensen zullen sneller opbranden).
    2. Moderator-effect: (bv. invloed van energiebronnen op bevlogenheid is sterker bij zelfverzekerde mensen).
    3. Mediatie-effect: (bv. aanwezigheid van energiebronnen bevordert subjectieve enigencompetentie wat weer leidt tot bevlogenheid).
    4. Perceptie van taakeisen en energiebronnen (bv. optimisten zien meer energiebronnen en pessimisten meer stressoren).
    5. Werkbeleving: (bv. emotioneel zwakken zien werk als meer stressvol en meer kwetsbaar voor burn-out).
  • Welke persoonlijke eigenschap speelt sleutelrol in dit model?
    Self-efficacy
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Demand-Induces Strain Comensation Model (DISC Model) door de Jonge en Dormann. Ook wel hoofd-Hart-Hand model genoemd.

  • Wat is de kern van dit model?
  • Wat wordt bedoeld met het drievoudig matchingsprincipe?
A
  • Wat is de kern van dit model?
    Werk bestaat grofweg uit 3 aspecten: mentaal (hoofd), emotioneel (hart) en fysiek (hand) en mensen moeten op deze aspecten kunnen herstellen.
  • Wat wordt bedoeld met het drievoudig matchingsprincipe?
    De drie H’s passen goed bij elkaar (triple matching) bv. hoge mentale taakeisen icm gebrekkige mentale werkbronnen en mentaal herstel zullen leiden tot stressreactie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Rangschik modellen van eenvoudig naar complex

P-E-fit, ERI, Vitamine model, JD-R model, DC(S), DISC model

A

Eenvoudig: DC(S), ERI
Gemiddeld: Vitamine model, JD-R model, DISC model
Complex: P-E-fit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat wordt bedoelt met mobilisatiereactie?

A

Reactie wanneer na verhoging van activatie (adrenaline en noradrenaline) een ingreep succesvol blijkt te zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat stelt de cognitieve stresstheorie van Lazarus (1966)?

- Wat wordt bedoeld met ‘effort with distress’ en effort without distress’?

A

Dat subjectieve evaluatie van belastingsfactoren essentieel is voor het optreden van de spanningsreactie (adrenaline, noradrenaline en cortisol).

  • ‘effort with distress’:
    Actieve mobilisatie adhv adrenaline om aan taakeisen te kunnen voldoen wat gepaard gaat met gevoelens van gespannen opwinding (bv. wanneer iemand vermoeid is en extra energie moet leveren om te kunnen blijven presteren).

en effort without distress’?
Actieve mobilisatie adhv adrenaline om aan taakeisen te kunnen voldoen.

17
Q

Wat stelt de reactiviteitshypothese?

A

Dat herhaalde sterke reacties van bloeddruk op stress uiteindelijk het bloeddruksysteem kunnen ontregelen en er een blijvend hoge bloeddruk kan ontstaan.

18
Q

Wat wordt bedoeld met autonome balans en wat is een geschikte methode om werkstress te meten? RSA? PEP?

A
  • autonome balans
    balans tussen de invloed van de sympathicus en parasympathicus op het hart
  • geschikte methode om werkstress te meten?
    Meten van hartslagfrequentie dmv cardiogram (elektroden op borstkas).
  • RSA? verschil tussen maximale hartslag bij inademen en minimale hartslag bij uitademen. Hoe groter het verschil in slagen hoe hoger de parasymathische
    activiteit.
  • PEP?
    Duur van hartcontractie tussen prikkel en samentrekking. Hoe korter de PEP hoe sterker de sympathische activiteit.
19
Q

Welke twee eisen worden gesteld aan de PMO en wat is het verschil met de RIE?

A
  • twee eisen aan de PMO:
    1. moet meeromvattend zijn dan algemeen gezondheidskundig onderzoek
    2. inhoud moet afgestemd zijn op risico’s van het werk.
    Daarom gaat RIE hieraan meestal vooraf.
  • verschil met de RIE? RIE geeft interpretatie op organisatieniveau, PMO op individueel niveau.
20
Q

Wat zijn de onafhankelijke en afhankelijke variabelen binnen het algemene stressmodel?

A
  • onafhankelijke
    Taakkenmerken (werkdruk, regelmogelijkheden), arbeidsvoorwaarden, sociale aspecten
  • afhankelijke
    gezondheid en werkbeleving
21
Q

4 belangrijke gebieden/kenmerken/oorzaken voor inventarisatie van arbeidsrisico’s:

  1. Arbozorgsysteem
  2. Arbeidsgebonden oorzaken van VenG
  3. Idicatoren van VenG
  4. Relatie tussen kenmerken van personeel en VenG
A
  1. Arbozorgsysteem en organisatiekenmerken: systeem waarmee gewerkt wort om de omstandigheden te verbeteren en ziekteverzuim terug te dringen.
  2. Arbeidsgebonden oorzaken van VenG (veiligheid en gezondheid): Arbeidsinhoud en arbeidsomstandigheden
  3. Idicatoren van VenG: ziekteverzuim, (bijna)ongevallen, personeelsverloop.
  4. Relatie tussen kenmerken van personeel en VenG: demografische kenmerken, persoonskenmerken
22
Q

Relevante documenten bij de verkenning van VenG-risico’s

A

Eerder verrichte RIE, arbobeleidsplan, arbojaarplan, sociaal jaarverslag, verslagen ondernemingsraad.

23
Q

Wat is analytische generalisatie?

A

Op grond van logisch redeneren wordt aannemelijk gemaakt dat ontwerpmodel dat goed werkt in een bepaalde situatie dit ook zal doen in een situatie die bepaalde relevante eigenschappen gemeen heeft.

24
Q
Waarvoor dient actieonderzoek?
Participatie?
Doel?
Wetenschap?
Sociale constructie van de werkelijkheid
Zelfstudie door lerend systeem 
Risico's?
A

Waarvoor dient actieonderzoek?
Het verwerven van geldige kennis over complexe sociale systemen.

  • Participatie?
    Nauwe samenwerking tussen onderzoeker en groepen
  • Doel?
    Doel om situatie te verbeteren
  • Wetenschap?
    Leerproces vindt plaats door het aanbrengen van veranderingen.
  • Sociale constructie van de werkelijkheid
    Erkenning van de waarde van verschillende perspectieven. Gewenste toekomstige situatie worden door onderzoeker en betrokkenen geconstrueerd.
  • Zelfstudie door lerend systeem
    Belangrijk om leervermogen te versterken
  • Risico’s?
  • de nadruk komt meer te liggen op de actie dan op het vergroten van wetenschappelijke kennis.
  • Te grote betrokkenheid van onderzoeker.
25
Q

Waarvoor dient evaluatieonderzoek?

Welke 3 vormen van verandering en wat betekenen ze?

A

Waarvoor dient evaluatieonderzoek?
Het vaststellen van de effecten van interventies

  • Welke 3 vormen van verandering?
  • Alfaverandering: de waargenomen objectieve verandering (10% stijging van prestatieniveau).
  • Betaverandering: zelfde als alfa, maar de normen van een verbetering verschuift.
  • Gammaverandering: radicale verschuiving in de basisassumpties van causale relaties.
26
Q

Waarvoor dient de casestudie?

Wat is hierbij belangrijk?

A

Waarvoor dient de casestudie?
Vaak is er sprake van probleemverkenning, maar ook inzichtvergrotende functie.

  • Wat is hierbij belangrijk?
  • Dat anderen kunnen nagaan welke theorie is gebruikt en hoe deze is toegepast.
  • Een helder onderscheid tussen enerzijds feitelijke beschrijvingen en anderzijds subjectieve, theoretische interpretaties van die feiten.
27
Q

Wat wordt bedoeld met ‘methodentriangulatie’ van bijvoorbeeld een surveyfeedbackmethode.

A

Bij de surveyfeedback-methode worden 3 verschillende methoden gecombineerd namelijk: vragenlijsten, groepsbesprekingen en observaties van groepsproces.

28
Q

Wat is appreciative inquiry (AI) en waar bestaan de 4-D’s uit?

A

Actieonderzoek waarbij vooral wordt uitgegaan van de sterke kanten van een organisatie.

  • 4 D-s
    Discovery, dreams, design destiny
29
Q

Wat wordt bedoeld met emotionele dissonantie?

En wanneer is het gezond en wanneer niet?

A

Wat wordt bedoeld met emotionele dissonantie?
Sluit aan bij ‘surface acting’ en verwijst naar de discrepantie tussen authentiek gevoelde emoties en geuite emoties.

  • En wanneer is het gezond en wanneer niet?
    gezond is incidenteel, ongezond is structureel.
30
Q

3 Procesmodellen bij de invloed van persoonlijkheid en werkstress op gezondheid

  1. Additief model
  2. Buffer- en kwetsbaarheidsmodel
  3. Persoon-omgeving-‘fit- model van stress
  • En wat is COR-theorie (conservation of Resources theorie van stress)?
A
  1. Additief model
    Onafhankelijk hoofdeffect
    onafhankelijke effecten van persoonlijkheid en werkomgeving op gezondheid. (type-A gedrag en werken in ploegendienst leidt tot gezondheidsklachten).
  2. Buffer- en kwetsbaarheidsmodel
    Interactie-effect
    (geluidsoverlast levert extraverte mensen weinig stressreactie op, bij introverte juist wel. Extraversie is hier buffer).
  3. Persoon-omgeving-‘fit- model van stress
    Interactie-effect
    De ene is meer geschikt (fit) voor de baan dan de ander (misfit).

COR-theorie?
Combinatie van 2 en 3.
Mensen zijn voortdurend gericht op het verkrijgen, beschermen en opbouwen van hulpbronnen om effectief met stress om te kunnen gaan.

31
Q

8 relevante persoonlijkheidstrekken (lagere-orde-eigenschappen) in relatie met werkstress

A

Lagere-orde-eigenschappen:

  1. Beheersingsoriëntatie (locus of control)
  2. Gehardheid (hardiness)
    * bestaande uit: betrokkenheid, controle en uitdaging.
  3. gevoel van coherentie (sense of coherence)
    * Omgeving is: begrijpelijk, hanteerbaar en heeft betekenis (de moeite waard).
  4. Eigen effectiviteit (self-efficacy)
  5. zelfwaardering
  6. dispositioneel optimisme
  7. Type-A gedrag
  8. emotionele intelligentie
32
Q

Wat zijn de hogere-orde-eigenschappen?

A

The big five

  • Extraversie
  • vriendelijkheid
  • consciënteusheid (plichtsgetrouw, ijver)
  • emotionele stabiliteit (neuroticisme)
  • intellect/ autonomie
33
Q

Wat is het ‘AMO-model’ vanuit de HRM-praktijk?

A

AMO staat voor: Ability, motivation en opportunity verbeterende praktijken en kunnen ondersteunend werken in het constructief terugkeren van werknemers na ziekte.

34
Q

Wat is het ‘ICF-raamwerk’ (international classification of functioning, disability and health)

A
  • Moet worden gezien als een universele taal voor onderzoek en praktijk en het normaliseren van stoornissen.
  • Kan bijdragen aan het beter classificeren van stoornissen.
35
Q

4 hoofdcategorieën determinanten van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid?

3 vormen van beleid hierop

A

determinanten van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid

  1. Belastende factoren in het werk
  2. belastbaarheid van werknemers
  3. verzuimdrempel
  4. hervattingsdrempel

vormen van beleid
1. preventief beleid: verbeteren van de balans tussen de arbeidsbelasting en de individuele belastbaarheid.

  1. Drempeloptimaliserend (procedureel) beleid: hoofdzakelijk verbeteren van procedures om onnodige ziekmeldingen tegen te gaan.
  2. Curatief beleid: verlagen van de hervattingsdrempel zodat niets een soepele werkhervatting in de weg staat.
36
Q

4 fases van het pestproces op het werk

A
  1. pesten gebeurt indirect, discreet en subtiel
  2. Negatieve gedrag wordt direct. Openlijke aanval en vernedering en sociaal isolement.
  3. Doelwit heeft steeds meer moeite zich tegen pesterijen te verweren.
  4. Sociale isolatie zet door. Stilzwijgende toestemming van leiding. Verbannen van werkgever tot vrijwillig/ gedwongen ontslag of langdurige ziekte.
37
Q

Waaruit bestaat het ‘driewegverklaringsmodel’ van pesten op het werk?

A

driewegverklaringsmodel’

  1. functieniveau: werknemers gaan door stress minder hard werken. Worden uit wraak vervolgens gepest door collega’s.
  2. teamniveau
  3. Organisatieniveau
38
Q

Benoem de 7 fases van de 7 GBW-interventies (gezondheidsbevordering op het werk)

A
  1. Draagvlak creëren (van hoger management)
  2. formeren project structuur (Installeren van van stuurgroep van verschillende lagen van de organisatie).
  3. Behoeftepeiling (assessment naar wensen van werknemers)
  4. ontwikkeling interventies
  5. implementeren interventie
  6. Evalueren
  7. Continueren
39
Q

Uit welke 3 componenten bestaat burn-out? En wat wordt gezien als de meest centrale manifeste dimensie?

A
  1. Emotionele uitputting (meest manifeste dimensie)
  2. depersonalisatie
    3 verminderde persoonlijke bekwaamheid