Algemene begrippen en definities v4 1 Flashcards

1
Q

Element

A

1) niet ontleedbaar stof, dus een stof die maar uit één soort atomen bestaat.
2) Atoomsoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verbinding

A

ontleedbaar stof, dus een stof die uit meer dan één soort atomen bestaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Mengsel

A

Een combinatie van twee of meer verschillende stoffen waarbij de moleculen van de samenstellende stoffen onveranderd aanwezig zijn. Daardoor zijn in principe ook de eigenschappen van de samenstellende stoffen nog aanwezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

suspensie

A

een troebel mengsel van een vaste stof in een vloeistof. Vaak zie je na een tijdje dat de vaste stof bezinkt. Dit is een voorbeeld van een heterogeen mengsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Emulsie

A

Een troebel mengsel van 2 vloeistoffen. Vaak ontstaat er een 2-laag systeem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Emulgator

A

een stof dat er voor zorgt dat vetachtige stoffen gemengd blijven in water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Oplossing

A

Een helder mengsel van en vaste stof en een vloeibaare stof. Dit is een voor beeld van een homogeen mengsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

zuivere stof

A

Een stof die bestaat uit alleen dezelfde moleculen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Molecuul

A

Een groep atomen die onderling verbonden zijn via 1 of meer atoombindingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Binding

A

Een koppeling tussen 2 atomen binnenin een molecuul of tussen moleculen onderling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Molecuulformule

A

Een korte schrijfwijze voor de samnestelling van een molecuel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Index

A

Het getal in de forlumle dat het aantal atomen van een atoomsoort aangeeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Coëfficiënten

A

De gehele getallen voor de molucuul formules.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

structuurformule

A

Korte schrijfwijzen voor de structuur van een molecuul. Elk afzonderlijk atoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Exotherm

A

De eigenschap van het proces dat er energie bij ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Endotherm

A

De eigenschap van een proces dat er energie voor nodig is

17
Q

kooktraject

A

Het temperatuurgebiedje waarin een mengsel van vloeibaar naar gas overgaat en andersom.

18
Q

smelttraject

A

Het temperatuutgebiedje waarin een mengsel van vast naar vloeibaar gaat en andersom.

19
Q

kookpunt

A

de temperatuur waarbij een zuivere stof van vloeibaar naar gas overgaat en andersom

20
Q

smeltpunt

A

de temperatuur waarbij een zuivere stof van vast naar vloeibaar gaat en andersom.

21
Q

Dichtheid

A

de massa van een stof per volume-eenheid, stofeigenschap

22
Q

Oxide

A

Een verbinding van zuurstof met een andere atoomsoort

23
Q

Sulfide

A

Een verbinding van zwavel met een andere atoomsoort

24
Q

Katalysator

A

Een stof die een reactie versnelt zonder zelf verbruikt te worden.

25
Q

Isomeren

A

stoffen met dezelfde molecuulformule, maar verschillende structuurformules

26
Q

Legering

A

Mengsel van metalen, die in gesmolten vorm gemengd zijn.

27
Q

Corrosie

A

Aantasting van metalen door zuurstof in de lucht en vaak ook water bij ijzer roesten.