Ak Proefwerk Gambia Flashcards

1
Q

Analfabetisme

A

Het percentage van de bevolking ouder dan 15 jaar dat niet kan lezen of schrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Arbeidsmigraten

A

Iemand die ergens anders gaat werken vanwege gebrek aan werk en geld in eigen gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Artsendichtheid

A

Het aantal artsen per duizend inwoners.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Basisbehoeftes

A

Iets wat iedereen echt nodig heeft om redelijk te kunnen leven: voedsel, huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bevolkingsconcetratie

A

Opeenhoping van mensen in een gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bevolkingsdichtheid

A

Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bevolkingskenmerk

A

Kenmerk van de bevolking van een gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bevolkingsspreiding

A

De verdeling van mensen over een land of gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Braindrain

A

Het vertrek van goedopgeleide mensen naar het buitenland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bruto nationaal product ( bnp )

A

Het geld dat alle inwoners in een land samen verdiend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cultuur

A

Alles wat je hebt aangeleerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Delta

A

Gebied vlak voor de monding, waar de rivier zich vertakt in veel rivierlopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Directe werkgelegenheid

A

Werkgelegenheid die voorkomt uit een bepaalde activiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Donorland

A

Land dat ontwikkelingshulp geeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Etnische groep

A

Deel van een volk dat in een ander land (bij elkaar) woont.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geboortecijfer

A

Het gemiddelde aantal levendgeborenen per duizend inwoners per jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Indirecte werkgelegenheid

A

Extra werkgelegenheid die niet direct ontstaat door een bepaalde activiteit, maar die daaruit voortvloeit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Informele sector

A

Ongeschoold, slechtbetaald werk in de dienstensector.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Infrastructuur

A

Alle voorzieningen die nodig zijn om personen, goederen en informatie te vervoeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Klimaat

A

Het gemiddelde weer in een bepaalde gebied over dertig of veertig jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Klimaatdiagram

A

Diagram met de gemiddelde temperatuur en neerslag van een plaats of gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Kolonie

A

Gebied in een ander werelddeel dat in bezit is van (meestal) een Europees land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Koopkracht

A

Het aantal goederen of diensten dat je van geld kunt kopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Kunstmatige grens

A

Grens die door mensen in bepaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Landbouw

A

Het houden van dieren of het verbouwen van gewassen voor menselijk gebruik

26
Q

Levensverwachting

A

Het gemiddelde aantal verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd.

27
Q

Mangrove

A

Boom die langs tropsiche kusten leeft in zout water.

28
Q

Massatoerisme

A

Toerisme waarbij heel veel toeristen op dezelfde plek verblijven.

29
Q

Monocultuur

A

Het verbouwen van één procuct.

30
Q

Multiculturele samenleving

A

Samenleving van mensen uit verschillende culturen.

31
Q

Natuurgodsdienst

A

Geloof in het bestaan van goede en kwade geesten.

32
Q

Natuurlijke grens

A

Grens langs een natuurlijk obstakel, zoals een rivier of een gebergte.

33
Q

Nomade

A

Iemand zonder vaste woonplaats.

34
Q

Noodhulp

A

Hulp om te kunnen overleven bij een natuurramp of hongersnood.

35
Q

Ontbossing

A

Het kappen van bossen.

36
Q

Ontwikkelingshulp

A

Steun die arme landen krijgen om hun levensomstandigheden te verbeteren.

37
Q

Ontwikkelingskenmerk

A

Kenmerk waarmee je de armoede of rijkdom in een gebied kunt meten.

38
Q

Ontwikkelingspeil

A

Het niveau van de armoede of rijkdom in een land

39
Q

Ontwikkelimgssamenwerking

A

Rijke landen werken samen met arme landen om hun levensomstandigheden te verbeteren.

40
Q

Overbeweiding

A

Meer vee houden dan natuurlijke vegetatie kan dragen.

41
Q

Plantage

A

Landbouwonderneming waar op grote schaal een product wordt verbouwd.

42
Q

Primaire sector

A

Werk waarbij producten regelrecht uit de natuur worden gehaald.

43
Q

Pullfactor

A

Reden die een gebied aantrekkelijk maakt voor migranten.

44
Q

Pushfactor

A

Een reden om te verhuizen uit een bepaald gebied.

45
Q

Savanne

A

Landschap in de tropen met hoge grassen, afgewisseld met groepjes bomen en struiken.

46
Q

Secundaire sector

A

Werk waarbij producten uit de primaire sector worden bewerkt.

47
Q

Seizoenswerk

A

Werk dat slechts een deel van het jaar beschikbaar is.

48
Q

Staat

A

Een gebied met duidelijke grensen en een bestuur dat eigen baas is ( soeverein ).

49
Q

Sterftecijfer

A

Het gemiddelde aantal overleden personen per duizend inwoners per jaar.

50
Q

Structuele hulp

A

Hulp waarbij een land blijvend iets aan heeft.

51
Q

Tertiaire sector

A

Alle bedrijven die zich bezighouden met het verlenen van diensten, in het bijzonder commerciële dienstverlening.

52
Q

Toerisme

A

Reizen naar en verblijven op een plaats buiten je normale omgeving. Iemand die minstens 24 uur en niet langer dan een jaar verblijft is een toerist.

53
Q

Toeristenindustrie

A

Mensen en bedrijven die zich bezigjouden met toerisme.

54
Q

Tropem

A

Warme luchtstreek bij de evenaar tussen 23,5 N.B. en 23,5 Z.B.

55
Q

Urbanisatie

A

Het proces waarbij steeds meer mensen in de stad gaan wonen. Heet ook verstedelijking.

56
Q

Verstedelijking.

A

Stijging van het percentage mensen dat in een stad woont. Heet ook urbanisatie.

57
Q

Verwoestijning

A

Proces waarbij woestijnen groter worden.

58
Q

Zelfverzorgend

A

Productie voor eigen gebruik.

59
Q

Zuigelingensterfte

A

Het gemiddelde aantal kinderen dat in het eerste levensjaar overlijdt, per duizend levendgeborenen per jaar.

60
Q

Zwakke staat

A

Staat waarin de overheid slecht functioneert.