Afwijkingen neurologie Flashcards

1
Q

Channelopathie

A

Een ziektewekker activeert het immuunsysteem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Myotonia congenita

A

Spierstijfheid, krampen en spontane activiteit (schrikkende geitjes). Door spontane actiepotentialen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Disfunctie van voltage-gated Na kanalen: Te lang open

A

Epilepsie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Disfunctie van voltage-gated Na kanalen: te kort open

A

Bewusteloos of verlamd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

MS

A

Actiepotentiaal kan niet goed voortgeleid worden over het axon door demyelinisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Guillain-Barré

A

Demyelinisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Coma

A

Niet wakker, niet bewust, niet wekbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vegetatieve toestand

A

Wel wakker, niet bewust. Ogen knipperen en gaan heen en weer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Axonaal letsel met lage amplituden distaal en proximaal, licht verlaagde snelheid.

A

Komt vaak voor bij diabetes of vitaminedeficiëntie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Axonaal letsel: uitval gevolgd door reïnnervatie

A

1 axon gaat opeens veel meer spiercellen verzorgen. Lage amplitude gemaskeerd, licht verlaagde snelheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Demyelinisatie: alle vezels traag

A

Lage snelheid, soms alleen lange DML. Komt voor bij erfelijke aandoeningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Demyelinisatie: sommige vezels erg traag

A

Lage amplitude en andere vorm proximaal, hobbeltje erna.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Demyelinisatie: blok op 1 plek, axon is niet dood

A

Geleidingsstop. Lage amplitude proximaal. Te zacht stimuleren kan hetzelfde effect veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Myasthenia gravis

A

Synapsblokkade, auto-immuunziekte. Het leidt tot fluctuerende spierzwakte en vermoeibaarheid. Spier is doof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Lambert-Eaton myastheen syndroom (LEMS)

A

Komt vooral voor bij mensen met kleincellig longcarcinoom. Immuunreactie tegen de tumor met antilichamen tegen VGCC: voltage gaten calcium channels. Zenuw fluistert, spier kan normaal horen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Alzheimer

A

Amyloid plaques in hersenen, uiteindelijk atrofie. Dementie

17
Q

Parkinson

A

Opstapeling eiwit in substantia nigra. Trillen.

18
Q

Creutzfeldt Jakob

A

Prionen, zorgen voor gaten in hersenweefsel

19
Q

Epilepsie

A

Een ziekte gekenmerkt door epileptische insulten, veroorzaakt door abnormale, overmatige, synchrone neuronale activiteit. Kan vele oorzaken hebben.

20
Q

Absence epilepsie

A

Korte aanvallen, vaak tientallen per dag. begint op kinderleeftijd. Gaat vanzelf over bij volwassenen. Aantallen worden opgewerkt bij hyperventileren.