Afspraken en planning Flashcards
Wanneer kom je?
Quando você chega?
Laten we iets plannen
Vamos planejar algo
Heb je tijd deze week?
Você tem tempo essa semana?
Laten we afspreken
Vamos marcar de se encontrar
Wanneer schikt het jou?
Quando é bom para você?
Ik ben beschikbaar vanmiddag
Eu estou disponível à tarde
Zullen we het morgen doen?
Vamos fazer isso amanhã?
Wat dacht je van vrijdag?
Que tal sexta-feira?
Laten we snel even bellen
Vamos ligar rapidinho
Ik zet het in mijn agenda
Vou anotar na minha agenda
Wat tijdstip komt je uit?
Que horário é bom para você?
Ik ben vrij om twee uur
Eu estou livre às duas horas
Het zou goed uitkomen als we om zes uur gaan
Seria bom se a gente fosse às seis horas
Heb je een moment voor me?
Você tem um momento para mim?
Komt het uit?
Funciona para você?
Ik zet het op mijn lijstje
Vou colocar na minha lista
Kunnen we het uitstellen?
Podemos adiar isso?
Heb je nog plek in je agenda?
Você tem espaço na sua agenda?
Laten we later kijken
Vamos ver depois
Ik heb het druk deze week
Eu estou ocupado essa semana
Hoe laat zal het zijn?
Que horas vai ser?
Kan het wat later?
Pode ser mais tarde?
Ik laat het je weten
Eu te aviso
Zullen we het vandaag doen?
Vamos fazer isso hoje?