Aflevering 38 - Gebarenverhaal 3 Flashcards

1
Q

Ik ga op vakantie. Mijn vriendin, mijn ouders, broer en zus gaan ook mee. Wanneer gaan we vliegen? Maandag gaan wij vliegen. Wij nemen mee: een koffer, paspoort, boeken en kleding. Ik vind vliegen spannend! Stijgen en landen.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wij gaan op vakantie naar Spanje. Waar gaan wij slapen? In een hotel. Lekker ontspannen. Hoe? Boeken lezen, zwemmen, muziek luisteren. Het hotel heeft geen wifi. Daarom veel offline!

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer vliegen wij weer naar huis toe? Op zondag. Dan zie ik mijn kat en hond weer. Dat is ook gezellig!

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dinsdag ga ik met mijn familie naar de dierentuin. Wij houden van dieren! Wij willen graag veel dieren zien. Welke dieren wonen in de dierentuin? Olifant, leeuw, aap, nijlpaard, krokodil, giraffes en grote spinnen.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Met de kleine kinderen gaan we naar de kinderboerderij. Mijn neefje en nichtje kunnen niet wachten! Welke dieren wonen in de kinderboerderij? Paard, schaap, konijn, geit…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Donderdag ga ik naar een verjaardag. Mijn tante is jarig. Hoera! Lang zal ze leven!! De woonkamer is supermooi versierd met slingers en ook ballonnen. We eten lekker taart en geven cadeautjes aan mijn tante.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Maandag begint school weer. Balen! Vakantie is weer voorbij. We krijgen misschien een andere juf of meester. Op school leren kinderen lezen en rekenen op de tablet. Vrijdag gaan we altijd gymmen. Leuk leuk leuk!

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ook gaat iedereen weer werken. Ik ga met de trein naar kantoor. In mijn agenda staan veel afspraken! Mijn agenda staat op de computer. Tijdens de pauze ga ik een stukje wandelen en daarna met mijn collega’s lunchen. Gezellig!!

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Zaterdag gaan we altijd sporten. Ik vind tennis en fitness leuk! Zondag kijken we voetbal en turnen op de televisie.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In september begint de herfst. Dan gaan we lekker wandelen in het bos. Wat zien we in het bos? Blaadjes die van de bomen vallen, paddenstoelen, eikels en kastanjes. Eekhoorns en egels verzamelen nootjes voor de winterslaap. Ik hou van de herfst.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Als we weer thuis zijn, drinken we warme chocolademelk met slagroom.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly