Adverbs Flashcards
everything
alles
other
ander(e)
there
daar
that
dat
double
dubbel
but
maar
with
met
at (verso)
naar
now
nu
also
ook
around
rond
together
samen
from (country)
uit
of/from
van
from (place)
vandaan
much/many
veel
where
waar
which
welk(e)
who
wie
quite
best wel
every (2)
ieder, elk
everybody
iedereen
most of the time
meestal
tomorrow
morgen
after (dopo)
na
nothing
niets
never
nooit
tonight
vanavond
this afternoon
vanmiddag
a lot, much
veel
what
wat
always
altijd
for example
bijvoorbeeld
the same
dezelfde
each other
elkaar
luckily
gelukkig
totally
helemaal
somebody
iemand
unfortunately
jammer
slowly
langzaam
of course
natuurlijk
still, yet
nog
or
of
approximately
ongeveer
exactly
precies
quickly
snel
because
want
in the evening
’s avonds
moreover
bovendien
after that
daarna
then
dan
half
half
in the afternoon
’s middags
maybe
misschien
quarter
kwart
in the morning
’s morgens, ‘s ochtends
toward, to
naar
after (tra)
over
only (appena)
pas
sometimes
soms
before
voor
when
wanneer
even (perfino)
zelfs
all
alle
rather
liever
left
links
more
meer
next to
naast
about
over
right
rechts
some
sommige
till
tot
total
totaal
starting at (from)
vanaf
when, as, if
als
actually
eigenlijk
under
onder
across from
tegenover
back
terug
In conclusions, lastly
tot slot
often
vaak
today
vandaag
further, then
verder
next (After)
vervolgens
next (prossimo)
volgend
why
waarom
every once in a while
af en toe
inside
binnen
outside
buiten
that’s why, therefore
daarom
this (2)
deze, dit
that
dat
during the week
door de week
here
hier
how so
hoezo
something
iets
less
minder