Academisch Nederlands Flashcards

Laatste keer let's go

1
Q

Casus

A

voorbeeldsituatie uit de praktijk om iets uit te leggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Curriculum

A

Leerplan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Arbitraire

A

Willekeurig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Component

A

Onderdeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Premisse

A

Hypothese, aannemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ad valvas

A

ergens aanplakken zodat iedereen het kan zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Quotum

A

evenredig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Triviaal

A

onbelangrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Alternatief

A

andere mogelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gescreend

A

Grondig nagekeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Generen

A

Maken, iets doen ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Methodologie

A

Werkwijze, hoe je bent te werk gegaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Efficiënt

A

doeltreffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Parafraseren

A

de inhoud behouden maar de woordvolgorde niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Consecutief

A

opeenvolgend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Repercussie

A

nadelig gevolg

17
Q

Rationeel

A

emotie blijft op de achtergrond

18
Q

Exposé

A

uiteenzetting

19
Q

Practicum

A

experiment

20
Q

Hypothese

A

iets wat nog bewezen moet worden

21
Q

Deductief

A

je vertrekt van iets algemeen, naar een expliciet voorbeeld.

22
Q

Relevant

A

iets wat belangrijk of actueel is

23
Q

Intrinsiek

A

iets dat vanuit je eigen motivatie komt.

24
Q

Flexibel

A

variabel, meegaand

25
Q

Pragmatisch

A

zakelijk, gericht op de feiten

26
Q

Inductief

A

Van allerei voorbeelden een algemene conclusie trekken

27
Q

Legio

A

oneindig

28
Q

Plausibel

A

geloofwaardig

29
Q

Expliciteren

A

iets duidelijk uitleggen