Aardrijkskunde H4 (Jur) Flashcards

1
Q

Wat is er meer op aarde, water of land?

A

Water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel % van al het water is zoet?

A

3%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoeveel % van al het water is zout?

A

97%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is zout water?

A

Zout water. (Bijv. in de oceanen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoeveel gram zout zit er ongeveer per liter in de oceanen?

A

35 gram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is zoet water?

A

Al het water wat niet zout is. (Bijv. in de rivieren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoeveel procent van al het water op de wereld kunnen we gebruiken?

A

1%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom kunnen we niet al het zoete water gebruiken?

A
  • Van het zoete water zit bijna 2 derde vast in ijskappen
  • Ruim 1 derde zit als grondwater in de bodem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is grondwater?

A

Water onder de grond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is oppervlaktewater?

A

Water boven de grond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de korte waterkringloop?

A

Wanneer water vanuit zee verdampt en daar als neerslag weer in terecht komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de lange waterkringloop?

A

In de lange waterkringloop gaan de druppeltjes op een langere reis.

  • De wolken komen boven land.
  • De neerslag valt uit de wolken.
  • Het valt op land, in een meer of in een rivier.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is evapotranspiratie?

A

Verdamping van water uit oppervlaktewater, bomen, planten en de bodem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is infiltratie?

A

Als water de grond in zakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe word water zout?

A

Mineralen van gesteente zoals zout lossen op in water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoezo is de Middelandse zee veel zouter dan de Atlantische Oceaan?

A

Omdat de Middellandse zee afgesloten is van de Atlantische Oceaan en er vindt veel verdamping plaats. Hierdoor blijft het zout liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de bron?

A

Het begin van een rivier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de monding?

A

Plek waar een rivier in de zee stroomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

In een rivier komen talloze stromen, beekjes en zijrivieren samen.

Hoe bepaal je nu wat dé bron van de rivier is?

A

De bron die het verst van de monding ligt, noem je de bron van de hele rivier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het verval?

A

De daling tussen 2 punten in de rivier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het verhang?

A

De gemiddelde helling van een rivier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe bereken je het verhang?

A

Door het verval in de rivier te delen door de afstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het debiet?

A

De hoeveelheid water die een rivier per seconde afvoert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het regiem?

A

De schommeling van de waterafvoer door een rivier.

25
Q

Wat is de bovenloop van een rivier?

A

De bovenloop is het deel in de bergen, direct na de bron.

  • kleine, wilde waterstroom
  • veel verval
  • neemt stenen, steentjes en zand mee
26
Q

Wat zijn de kenmerken van de middenloop van de rivier?

A

Dit is het deel verder van de bron.

  • bredere bedding
  • minder verval
  • kronkelende rivier
  • zand en grind zinken naar de bodem
27
Q

Wat is de benedenloop van een rivier?

A

Het laatste deel van de rivier.

  • water stroomt langzamer
  • weinig verval
  • zand en klei bezinken
  • vaak havens bij de monding
28
Q

Wat is een bedding?

A

Het gedeelte waar de rivier doorheen stroomt

29
Q

Hoe kan het dat een hele kleine bron zich kan vormen tot een gigantische rivier?

A

Er komen in de middenloop veel andere rivieren bij en zo word de bedding groter.

30
Q

Wat is een meanderende rivier?

A

Een kronkelende rivier.

31
Q

Waarom ligt er veel zand aan de kust?

A

De rivieren nemen brokken steentjes mee en die worden steeds kleiner. Bij de monding spoelt het aan bij de kust.

32
Q

Wat is het stroomgebied?

A

Alle zijrivieren bij elkaar die uitstromen in de hoofdrivier. (bijv de Mississippi)

33
Q

Wat zijn de 3 verschillende soorten rivieren?

A
  • Gletsjerrivieren
  • Regenrivieren
  • Gemengde rivieren
34
Q

Wat is een gemengde rivier?

A
  • Wanneer bij een gletsjerrivier regenwater komt.
  • Weinig debiet verschil
35
Q

Wat is een gletsjerrivier?

A
  • Water vooral uit gletsjers.
  • Groot debiet in begin van de zomer.
36
Q

Wat is een regenrivier?

A
  • Water vooral uit neerslag.
  • Kleiner debiet in zomer.
37
Q

Wat zijn de 3 verschillende soorten zeeweringen?

A
  • dijken
  • dammen
  • duinen
38
Q

Wat zijn duinen?

A

heuvels van zand met gras dat ervoor zorgt dat het zand niet weggaat. Duinen verdedigen het land tegen het water en zijn natuurlijk.

39
Q

Wat zijn dijken?

A

Dijken leggen we aan waar er geen duinen zijn. Deze houden het water tegen en zijn niet natuurlijk.

40
Q

Wat is een dam?

A

Een dijk met aan 2 kanten water.

41
Q

Wat is een polder?

A

Een stuk land waar eerst (natuurlijk) water was.

42
Q

Wat is een droogmakerij?

A

Een meer dat is leeggepompt met molens of gemalen.

43
Q

Wat zijn zeepolders?

A

Oud zeegebied. Er is land van gemaakt

44
Q

Nederland is verdeeld in dijkringen. Wat is een dijkring?

A

Een gebied met een dijk eromheen.
Als er een dijkring overstroomt, blijven de andere droog.

45
Q

Waarom zijn dijken niet alleen langs de zee, maar ook langs rivieren nodig?

A

Omdat rivieren ook kunnen overstromen.

46
Q

Hoe beïnvloeden mensen de waterafvoer in rivieren?

A

Mensen bouwen langs de rivier –> Regenwater kan niet meer in de grond zakken, maar gaat via regenpijpen de rivier in.

47
Q

Wat is een watervoetafdruk?

A

Totale waterverbruik per persoon per jaar.

48
Q

Wat is waterschaarste?

A

Gebrek aan voldoende schoon water, omdat de vraag naar water groter is dan de aanvoer.

49
Q

Wat is fossiel water?

A

Water in aquifers dat al eeuwen in de grond zit.

50
Q

Wat is een aquifer?

A

Een waterhoudende laag in de ondergrond.

51
Q

Wat is een ontziltingsinstallatie?

A

Een apparaat/fabriek waarmee je zeewater drinkbaar maakt.

52
Q

Wat is een stuwdam?

A

Een dam die zorgt voor de afsluiting van een kunstmatig meer.

53
Q

Waar zijn vaak watertekorten?

A

Op een plek waar katoen, voedsel en andere landbouwgewassen groeien.

54
Q

Wat is economische waterschaarste?

A

Dat er wel genoeg water is, maar het land is niet rijk genoeg om het schoon te maken en op te pompen.

55
Q

Wat voor landen hebben economische waterschaarste?

A

Ontwikkelingslanden zoals Nigeria. (zij lopen erg achter)

56
Q

Wat gebeurt er als een land economische waterschaarste heeft?

A

Dan gaan inwoners vervuild oppervlakte water gebruiken.

dat is niet croisnat

Tamer is het eens met de bovenstaande tekst.
Alex ook
Timmah

57
Q

Wat zijn de verschillende soorten polders?

A

Droogmakerijen, veenpolders en zeepolders.

58
Q

Wat is een veenpolder?

A

Oud veengebied. Hier is nu land van gemaakt.