AANDOENINGEN ADEMHALINGSSTELSEL Flashcards

1
Q

Primair pathogene kiemen die bacteriële bronchopneumonie kunnen veroorzaken bij het rund zijn:

A
  • mannheimia haemolytica en verwante kiemen
  • mycoplasma bovis
  • histophilus somni
  • salmonella
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Secundair pathogene kiemen die bacteriële bronchopneumonie kunnen veroorzaken bij het rund zijn:

A
  • pasteurella multocida

* trueperella pyogenes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bronchopneumonie door infectie met mannheimia of pasteurella komt vooral voor bij:

A

jonge dieren
vaak witvleeskalveren
vooral wnnr men jonge dieren samen brengt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Eigenschappen mannheimia haemolytica:

A

= pasteurella haemolytica biotype A
* gramnegatief
* polysacharidenkapsel
* onderverdeling in serotypes obv kapselantigenen
=> alle serotypes komen voor bij schapen
=> beperkt aantal serotypes bij runderen
* weinig resistent in omgeving
* makkelijk te kweken op bloedagar
* obligaat symbiotisch
* facultatief pathogeen
* gevoelig aan penicilline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Eigenschappen pasteurella:

A
  • gramnegatief
  • polysacharidenkapsel
  • onderverdeling in serotypes obv kapselantigenen (er zijn hoog virulente en matig virulente serotypes)
  • 4 subspecies
  • weinig resistent in omgeving
  • makkelijk te kweken op bloedagar
  • obligaat symbiotisch
  • facultatief pathogeen => kan voorkomen thv tonsillen en bovenste AH wegen bij gezonde kalveren
  • gevoelig aan penicilline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Pasteurella wordt obv kapselantigenen onderverdeeld in serotypes => er zijn hoog virulente serotypes & matig virulente. Wat weet je over de hoog virulente serotypes?

A
  • obligaat pathogeen
  • veroorzaken hemorragische septicemie
  • vooral belangrijk in de tropen, niet in BE
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Pasteurella wordt obv kapselantigenen onderverdeeld in serotypes => er zijn hoog virulente serotypes & matig virulente. Wat weet je over de matig virulente serotypes?

A
  • facultatief pathogeen
  • ku als secundaire kiem AH stoornissen veroorzaken
  • komen voor in BE
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

AB resistentie: mannheimia bij schapen

A

Geen resistentie

Tetracyclines gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

AB resistentie: mannheimia bij runderen

A

Soms resistentie bij vleeskalveren

Af en toe resistentie tegen tetracyclines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Als je een neusswab neemt bij schapen. Vind je dan sowieso mannheimia?

A

Ja, meestal wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Als je een neusswab neemt bij runderen. Vind je dan sowieso mannheimia?

A

Nee

Gezonde kalveren ku wel mannheimia dragen thv tonsillen, maar dan vind je dat niet op nasale swab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bespreek de pathogenese van een endogene infectie met mannheimia bij runderen.

A

Gezond kalf draagt mannheimia thv tonsillen => blootstelling aan predisponerende factoren: verminderde afweer vd GH of hoge infectiedruk => nasofarynx en long w gevoelig voor kolonisatie => eerst krijg je toename van mannheimia in bovenste LW => snelle vermeerdering => vorming infectieuze druppels => inhalatie infectieuze druppels
=> dan krijg je mannheimia in diepere LW => uitgebreide kiemvermeerdering (snelle vermeerdering in long) => fibreuze, necrotiserende bronchopneumonie

in zeldzame gevallen kan kiem uitzaaien naar andere organen of weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kalveren die mannheimia haemolytica uitscheiden zijn infectiebron voor andere dieren. Hoe kunnen die andere dieren exogeen geinfecteerd geraken?

A
  • neus-neus contact tss kalveren
  • aerosols over korte afstand
  • infectieuze vloeistofdruppels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke 3 virulentiefactoren zijn besproken bij mannheimia infectie?

A
  • Leukotoxine (= exotoxine met hoog moleculair gewicht)
  • LPS (lipopolysachariden) kapsel
  • transferrinebindende eiwitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leukotoxine kan geproduceerd worden door mannheimia en is een virulentiefactor. Tot wat gaat het aanleiding geven als het voorkomt in lage dosis?

A

stimulatie van het oxidatief metabolisme van neutrofielen en macrofagen => O2 radicalen => letsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leukotoxine kan geproduceerd worden door mannheimia en is een virulentiefactor. Tot wat gaat het aanleiding geven als het voorkomt in hoge dosis?

A

Maakt neutrofielen en macrofagen kapot => afweer/immuniteit benadeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom zijn transferrinebindende eiwitten een virulentiefactor van mannheimia?

A

Manneheimia heeft ijzer nodig als essentiele metaboliet, maar ih lichaam van de GH zit weinig vrij ijzer, zit allemaal gevonden aan eiwitten zoals transferrine => mannheimia gaat ijzer onttrekken aan transferrine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bespreek de immuniteitsopbouw bij mannheimia/pasteurella infectie bij het rund.

A

vooral HUMORALE IMMUNITEIT is belangrijk => dieren die klinische infectie hebben doorgemaakt he antistoffen opgebouwd tov versch bacteriele antigenen
=> As tov leukotoxine
=> As tov oppervlakte antigenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welk vaccin gebruikt men tegen mannheimia?

A

Bacterin (= geinactiveerde kiem)

Kiem wordt gegroeid in ijzerarm milieu => deactivering => antistofproductie tegen transferrinebindende eiwitten => kiem kan geen ijzer meer bekomen => geen vermeerdering meer mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke klinische tekenen zie je bij mannheimia/pasteurella infectie bij het rund?

A

Algemeen ziek zijn => koorts & anorexie

AH problemen => dyspnee, hoest, snot, reutels bij ausculteren, etter in neus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welk staal ga je nemen van een gestorven rund om pasteurella infectie te diagnosticeren?

A

Longstaal

binnen de 24u naar labo, gekoeld bij 4°C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welk staal ga je nemen van een levend rund om pasteurella infectie te diagnosticeren?

A

Neusswab
Bronchiaal spoelsel

Neusswab moeilijker te interpreteren want pasteurella komt ook voor bij gezonde kalveren => enkel als pasteurella overvloedig aanwezig is kan dat indicatie zijn voor diagnose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welk staal ga je nemen van een gestorven rund om mannheimia infectie te diagnosticeren?

A

Longstaal
In geval van septicemie staal van organen

Belangrijk dat je snel staal neemt want mannheimia is niet zo weerstandig in omgeving => staal snel koelen bij 4°C en binnen de 24u aan labo bezorgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welk staal ga je nemen van een levend rund om mannheimia infectie te diagnosticeren?

A

Neusswab (van diep id neus)
Bronchiaal spoelsel

Bronchiaal spoelsel makkelijker interpreteerbaar
Stalen meteen koelen bij 4°C en binnen 24u aan labo bezorgen voor onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Voor de diagnose van pasteurella/mannheimia infectie ga je staalname doen. Is het voldoende als je van 1 dier een staal neemt?

A

Neen, sowieso stalen nemen bij meerdere kalveren want het gaat over een groepsgebonden probleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe ga je bacteriele bronchopneumonie veroorzaakt door pasteurella/mannheimia infectie behandelen?

A
  • AB geven gedurende 4-7d
    (Antibiogram laten aanleggen want resistentie kan, zeker bij vleeskalveren want vaak verworven resistentie)
  • NSAIDs (ontstekingsremmers)

Sowieso heel de groep behandelen want het gaat over een groepsgebonden probleem
Vroegtijdig behandelen = noodzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe kan je bacteriele bronchopneumonie veroorzaakt door pasteurella/mannheimia vermijden?

A
  • structurele preventie => aankopen limiteren
  • hypoventilatie vermijden, optimaal stalklimaat voorzien
  • geen te hoge hokbezetting
  • vaccinatie tegen mannheimia (bacterin)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Mycoplasma bovis veroorzaakt… bij …

A

AH stoornissen, kan ook uier en gewrichten infecteren, kan ook intra-uterien infecteren
bij jonge dieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Trueperella pyogenes kan als secundair pathogene kiem bacteriele broncho pneumonie veroorzaken. Welke letsels zie je id long en wat is het gevolg daar van ivm AB?

A

veroorzaakt abcessen & necrose id long
moeilijk te behandelen met penicilline alhoewel trueperella wel gevoelig is aan penicilline => penicilline kan niet goed doordringen id etter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Bij welke leeftijd komt necrobacillose van de muil, keel, neus en larynx bij het rund het vaakst voor?

A

kalveren jonger dan 1md

minder bij oudere kalveren, maar als het zo is zijn het dikbilkalveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Eigenschappen fusobacterium necrophorum:

A
  • gramNEGATIEF
  • obligaat anaeroob
  • facultatief pathogeen => Komt voor in SVS van herkauwers en varken
  • produceert toxines => necrose
  • gevoelig aan penicilline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Eigenschappen trueperella pyogenes:

A
  • grampositief
  • facultatief anaeroob
  • facultatief pathogeen => Komt voor op versch mucosae bij herkauwers en varken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Bespreek de synergistische relatie van fusobacterium necrophorum en trueperella pyogenes.

A

Trueperella is facultatief anaeroob => gaat O2 opgebruiken zodat er anaeroob milieu ontstaat voor obligaat anaerobe fusobacterium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Bespreek de pathogenese van necrobacillose van de muil, keel, neus en larynx bij het rund.

A

Fusobacterium/Trueperella bacteriën w opgenomen per os of via inhalatie => kan problemen geven als er defecten zijn thv muilmucosae of larynx (bvb kleine letsels thv larynx door bronchopneumonie omdat dieren dan meer gaan hoesten en slikken waardoor microtrauma’s ku ontstaan)
=> thv defecten gaan fusobacterium/trueperella vermeerderen => toxineproductie => lokaal necrose
=> toxines ku geresorbeerd w => algemeen ziek zijn => koorts

Kiem kan uitzaaien naar long, CZS of gewrichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Welke ziektetekens zie je bij necrobacillose van de muil, keel, neus en larynx bij kalveren jonger dan 1md?

A
Vaak aantasting thv wangslijmvlies 
Soms aantasting thv long 
Ev tekenen van algemeen ziek zijn 
Minder vaak aantasting van larynx of neusgaten
Minder sprake van uitzaaiingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Welke ziektetekens zie je bij necrobacillose van de muil, keel, neus en larynx bij oudere dikbilkalveren?

A

Aantasting vd larynx want die is vernauwd

Ev uitzaaiingen, maar niet zo vaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hoe ga je necrobacillose van de wang-muil behandelen?

A

Algemeen behandelen met AB => penicilline of sulfonamiden

Lokaal behandelen => necrose verwijderen en ev ontsmetten met povidone jood
(AB lokaal aanbrengen w snel weggespoeld via speeksel dus niet zo efficient)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Hoe ga je necrobacillose van de larynx behandelen?

A

In acuut stadium ga je 14d AB geven + NSAIDs gedurende 1-2dg => als dieren na 2dg niet beter zijn is het probleem chronisch => operatief behandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Welk ziektebeeld zie je bij mannheimia haemolytica infectie bij schapen?

A

Pneumonie!
Ziektebeeld vaak beperkt door longklachten
Kan eventueel mastitis of septicemie veroorzaken bij lammetjes => hoe jonger het schaap, hoe meer associatie met septicemie (bij heel jonge lammetjes kan het hyperacuut verlopen met heel snelle sterfte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Hoe ga je een mannheimia haemolytica infectie bij schapen behandelen?

A

Systemisch behandelen met AB (langdurig) => tetracyclines zeer werkzaam tegen meeste mannheimia’s

Geen vaccins beschikbaar!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Mycoplasmen ku chronische AH klachten veroorzaken bij schapen => chronische pleuropneumoniën. Welke ziektetekenen zie je?

A

AH problemen => dyspnee, neusvloei (mucopurulent), hoesten => verergerd na opjagen van dieren

Mycoplasma tast vooral middelste longkwabben aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Mycoplasmen ku chronische AH klachten veroorzaken bij schapen => chronische pleuropneumoniën. Is dit een groepsprobleem?

A

JA, geassocieerd met groot aantal schapen in kleine ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Mycoplasmen ku chronische AH klachten veroorzaken bij schapen => chronische pleuropneumoniën. Hoe ga je dit diagnosticeren?

A

Bronchiaal spoelsel nemen => opsturen voor bacterio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Chronische problemen met keratoconjunctivitis in kuddes schapen kunnen te wijten zijn aan welke 2 bacteriën?

A
  • chlamydia

* mycoplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Welke bacterien zijn vooral van belang bij aandoeningen van de bovenste luchtwegen (etterige neusvloei, rhinitis) bij paarden?

A

streptococcsus equi subspecies zooepidemicus

streptococcsus equi subspecies equi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat is het verschil tussen … en …?
streptococcsus equi subspecies zooepidemicus
streptococcsus equi subspecies equi

A

Subspecies zooepidemicus =

  • facultatief pathogeen => komt voor bij veel gezonde EQ
  • infectie bijna altijd secundair
  • sporadische infecties

Subspecies equi =

  • obligaat pathigeen => droes
  • zeer besmettelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Hoe ga je aandoeningen van de bovenste luchtwegen (etterige neusvloei, rhinitis) bij paarden diagnosticeren?

A

eerst swab nemen van etter => In bewaarmedium, gekoeld en snel opsturen naar labo

Cytologie aangevuld met bacteriologisch onderzoek van de etterige neusvloei + antibiogram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Hoe ga je aandoeningen van de bovenste luchtwegen (etterige neusvloei, rhinitis) bij paarden behandelen?

A

RUST

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

De meeste bacteriële problemen vd diepe luchtwegen bij paarden zijn secundair. Secundair aan wat?

A
  • virale infecties
  • chronische luchtwegproblemen => RAO: Recurrent Airway Obstruction
  • droes
  • verslikkingspneumonie
  • mycoplasmen
  • bordetella bronchiseptica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Welke bacteriën zijn van belang bij problemen met de diepe luchtwegen bij EQ?

A

Streptococcen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Paard met bacteriële problemen thv de diepe luchtwegen => Wanneer ga je AB gebruiken?

A

bij duidelijke bacteriele bronchopneumonie

In elk geval waarbij bacteriën pneumonie he gecompliceerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Paard met bacteriële problemen thv de diepe luchtwegen => Wanneer ga je geen AB gebruiken?

A

chronische luchtwegproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Paard met bacteriële problemen thv de diepe luchtwegen => Hoe ga je behandelen?

A
  • primaire aandoeningen vinden en elimineren
  • rust gedurende 3wk
  • stof beperken => bvb door voeder te bevochtigen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Bronchopneumonie bij oudere veulens wordt veroorzaakt door rhodococcus equi. Wat weet je hierover?

A
  • grampositief
  • enkel bij veulens tot 6md
  • celwand zeer resistent aan antibacterieel effect van ontstekingscellen (vetwand rond bacterie) => macrofagen ku rhodococcus equi moeilijk opeten
  • groeit makkelijk in cultuur
  • facultatief symbiotisch
  • facultatief intracellulair
  • niet alle rhodococcus stammen veroorzaken ziekte => enkel die met bepaald virulentieplasmide
  • kan problemen veroorzaken bij mensen, maar is zeldzaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Rhodococcus equi kan problemen veroorzaken bij mensen met gestoorde immuniteit. Welke problemen?

A

=> chronische, granulomateuze processen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Als je rhodococcus equi isoleert uit bronchiaal spoelsel van volwassen paard, heeft dat dan betekenis voor de diagnose van bronchopneumonie door rhodococcus?

A

Ja

maar is zeldzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Wanneer geeft rhodococcus equi problemen?

A

Bij HOGE INFECTIEDRUK

rhodococcus equi is vaak aanwezig bij EQ en hoeft niet per se problemen te geven, maar bij hoge infectiedruk en dus veel bacteriën ku die bacteriën ingeademd w door veulens (<6md) => geeft problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Rhodococcus equi is facultatief symbiotisch => overleeft en vermeerderd goed in omgeving, maar kan ook in SVS van paarden voorkomen en vermeerderen (vermeerderen in SVS enkel bij veulens, bij volwassen EQ kan de bacterie aanwezig zijn in SVS, maar gaat niet vermeerderen). Bespreek rhodococcus in de omgeving; wat is de ideale omgeving voor vermeerdering?

A

Weide die niet goed onderhouden w => mest iet opgeruimd => ideale omgeving voor vermeerdering van rhodococcus => vooral problemen in zomer wnnr weides opdrogen = veel stof => paarden lopen rond op weide => stofwolkjes met op stofdeeltjes rhodococcus => veulens ademen continu rhodococcus in => ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Bespreek de pathogenese van bronchopneumonie door rhodococcus equi bij veulens.

A

INFECTIEDRUK = alles!! => echt veel bacterien nodig
Droge, stoffige weides zijn ideaal voor inademing van rhodococcus => veulens nemen kiem op via inhalatie

=> macrofagen thv long komen als 1e in contact met rhodococcus => vermeerdering in macrofagen => macrofaag gaat kapot => stukjes gebroken macrofaag opgenomen door nieuwe macrofagen => abces vorming (macrofagen bijten zich kapot op bacterie en zo komen er altijd maar nieuwe macrofagen bij waardoor een abces gevormd w)
MAAR: als EQ antistoffen heeft gaan de macrofagen wel in staat zijn om bacterie af te doden

=> kiem komt als 2e in contact met neutrofielen => bij jonge veulens wordt bacterie geopsoniseerd met complement waardoor neutrofielen bacterie niet kunnen doden
=> bij adulte paarden kan bacterie geopsoniseerd w door plasma => neutrofielen ku bacterie wel doden

Kiem kan ook peroraal opgenomen w, maar geef in meeste gevallen geen klinische klachten
=> perorale opname bij veulens leidt tot vermeerdering van rhodococcus in SVS, maar in veel gevallen leidt het tot een gedaalde immuniteit en niet tot klinische infectie
=> uitzonderlijk klinische infectie => lymfadenitis en ev ulceratieve colitis typhilitis

60
Q

Hoe ga je rhodococcus equi infecties bij het paard (bij veulens <6md) behandelen?

A
  • Hyperimmuunserum geven => zitten antistoffen in => zorgen ervoor dat macrofagen bacterie ku opruimen
  • Plasma geven van volwassen paard => opsonisatie door plasma => zorgt ervoor dat neutrofielen bacterie ku doden
61
Q

Welke letsels zie je bij rhodoccus equi infectie bij veulens?

A

Zeer chronische abcedatie thv long => chronische broncho pneumonie door al maar groter wordende abcessen => progressieve AH klachten => AH frequentie stijgt, LT stijgt, meestal ook koorts

+ immuungemedieerde symptomen
=> aseptische polysynovitis => opzetting gewrichten => veulens worden stijf en stappen moeilijker
=> troebeling voorste oogkamervocht

bij sommige veulens SVS klachten => koliek, diarree
Bij sommige veulens uitzaaiingen (zelden!) => vaak osteomyelitisch van ruggenwervels => cauda equina syndroom => atonie rectum/staart/…

62
Q

Bespreek de behandeling van rhodococcus equi infectie bij veulens.

A

Immuungemedieerde symptomen (gezwollen gewrichten en troebeling voorste oogkamervocht) geven vaak al 1e indicatie bij veulens die nog geen AH symptomen vertonen => als je die 1e symptomen ziet meteen beginnen behandelen met AB! => macroliden (wel opletten want kan SVS stoornissen uitlokken bij EQ)

=> langdurige behandeling
=> moeilijke behandeling
=> dure behandeling

63
Q

Hoe ga je bronchopneumonie door rhodococcus equi infectie bij veulens diagnosticeren?

A
  • radiologie thorax
  • echografie => beperkt tot beeldvorming van perifeer gelegen abcessen
  • bronchiaal spoelsel nemen van jong veulen met klinische klachten en AH problemen => cytologie (macrofagen zichtbaar met daar in rhodococcus) => dan opsturen voor bacteriologie => als je dan massaal veel rhodococcus equi vindt kan je diagnose stellen (er moeten er massaal veel zijn!!)
64
Q

Hoe ga je de preventie van bronchopneumonie door rhodococcus equi infectie bij veulens aanpakken?

A
  • predisponerende factoren uitschakelen => infectiedruk verlagen, zo min mogelijk stof; bvb door weides te besproeien, zo min mogelijk mest op paardenweide,…
  • aangetaste veulens afzonderen en intensief behandelen
  • niet aangetaste veulens op bedrijf opvolgen => LT en klinisch bekijken (kijk naar opgezette gewrichten, troebeling oogkamervocht) => elke 2wk
  • hyperimmuunplasma of plasma van volwassen paarden geven => preventief tijdens uitbraak
65
Q

Contagiezue pleuropneumonie bij varkens w veroorzaakt door actinobacillus pleuropneumoniae. Wat weet je hierover?

A
  • gramnegatief
  • coccobacil
  • obligaat symbiotisch
  • weinig resistent in omgeving
  • GH specifiek
  • 2 biotypes obv NAD behoefte => biotype 1 is NAD afhankelijk, biotype 2 is NAD onafhankelijk en meestal minder virulent/pathogeen
  • onderverdeling in 16 serotypes obv eigenschappen van kapsel polysachariden
66
Q

Hoe kan actinobacillus pleuropneumoniae zich verspreiden?

A
  • direct contact tss varkens => vnl door aankop van dragers
  • neusdruppels
  • aerosolen over korte afstand
  • bij acute uitbraak ev indirecte overdracht door mens door exsudaat van geinfecteerde varkens dat aan laarzen of kledij hangt
67
Q

Varkens kunnen actinobacillus pleuropneumoniae dragen in bovenste AH wegen => neus, maar vooral tonsillen. Wat zie je aan deze varkens? Wat weet je over hun immuniteit?

A
  • geen symptomen of klinische tekenen

* bouwen geen antistoffen op => serologische diagnose onmogelijk

68
Q

Varkens die last hebben gehad van een chronisch longletsel kunnen drager zijn van actinobacillus pleuropneumoniae. Wat zie je aan deze varkens? Wat weet je over hun immuniteit?

A
  • varkens groeien minder goed
  • ku duidelijke symptomen doorgemaakt hebben vooraleer ze de longletsels hebben doorgemaakt
  • bouwen normaal gezien wel antistoffen op, maar niet altijd
69
Q

Welke predisponerende factoren kunnen klinische tekenen door actinobacillus pleuropneumoniae infectie uitlokken? Welke is de belangrijkste uitlokkende factor?

A
  • Kiemfactoren => virulentiestam, infectiedruk (hoge infectiedruk)
  • Verminderde afweer vd GH => ammoniak, stof, virale infecties, stress (transport, tocht,..), mycoplasma infectie

Mycoplasma infecties voorafgaand aan actinobacillus pleuropneumoniae infectie => meer kans op klinische tekenen
WRM? mycoplasma bindt op trilharen => Maakt trilharen kapot => maakt weg vrij voor actinobacillus pleuropneumoniae => geraakt makkelijker binnen

70
Q

Actinobacillus pleuropneumoniae bindt bij voorkeur op cellen van diepere luchtwegen en long => gecilieerde epitheelcellen van terminale bronchioli en alveolaire epitheelcellen. Hoe heeft de kiem zich aangepast aan het beperkt gehalte aan voedingsstoffen id long?

A

Kiem kan ijzer, nikkel en suikers opnemen

71
Q

Welke 8 virulentiefactoren heeft actinobacillus pleuropneumoniae?

A
  • Apx toxines
  • kapsel
  • LPS
  • buitenste membraaneiwitten
  • ijzeropname
  • enzymen
  • hitte shock eiwitten
  • adhesinen
72
Q

Welke klinische tekens zie je bij de hyperacute vorm van een actinobacillus pleuropneumoniae infectie?

A
  • 1 of meerdere varkens in zelfde hok of in versch hokken zijn plots heel ziek met hoge koorts, apathie en anorexie (lichte diarree en braken kan) => dieren ku dood liggen met bloederig schuim op muil en neusgaten
  • hemorragisch-necrotiserende pneumonie
    => hoe acuter de ziekte, hoe meer hemorragisch
    => pneumoniehaarden hard en donker gekleurd
  • fibrineuze pleuritis
  • voorkwab en middenkwab en minstens een deel van achterkwab van de long zijn aangetast
  • vaak bloederig vocht in borstholte
73
Q

Waar denk je aan? 1 of meerdere varkens in zelfde hok of in versch hokken zijn plots heel ziek met hoge koorts, apathie en anorexie => dieren ku dood liggen met bloederig schuim op muil en neusgaten

A

hyperacute vorm van een actinobacillus pleuropneumoniae infectie

74
Q

Welke klinische tekens zie je bij de acute vorm van een actinobacillus pleuropneumoniae infectie?

A
  • groot aantal varkens in zelfde of meerdere hokken aangetast
  • klassieke AH stoornissen => meestal hoest, dyspnee, met open muil ademen, varken in hondenzit om zo borstkas makkelijker open te zetten
  • algemeen ziek zijn => koorts, suf,…
  • voorkwab en middenkwab en minstens een deel van achterkwab van de long zijn aangetast
  • pneumoniehaarden hard en donker gekleurd
75
Q

Welke histologische ziektetekenen zie je bij de hyperacute vorm van een actinobacillus pleuropneumoniae infectie?

A
  • vaatletsels met stuwing
  • diffuse intravasculaire stolling
  • dilatatie van lymfevaten
  • interstitieel oedeem
76
Q

Welke histologische ziektetekenen zie je bij de acute vorm van een actinobacillus pleuropneumoniae infectie?

A
  • fibrine in alveolen
  • gelyseerde RBC in alveolen
  • cellulaire reactie met meerdere types basofielen
77
Q

Welke histologische ziektetekenen zie je bij de chronische vorm van een actinobacillus pleuropneumoniae infectie?

A

ingekapselde necrosehaarden

78
Q

Welke klinische tekens zie je bij de chronische vorm van een actinobacillus pleuropneumoniae infectie?

A
  • groeivertraging
  • bijna altijd hoesten
  • geen koorts
  • abces achtige noduli in long omgeven door dik BW kapsel
  • vooral aantasting van achterste longkwab
  • op sommige plaatsen adhesieve pleuritis
  • vaak verdwijnen longletsels volledig
79
Q

Welk soort immuniteit is belangrijkst bij een actinobacillus pleuropneumoniae infectie bij varkens?

A

HUMORALE immuniteit => vooral antistoffen spelen rol want extracellulaire bacterie

80
Q

Welke stalen ga je nemen om diagnose te stellen van pleuropneumonie door actinobacillus pleuropneumoniae?

A
  • neusswab => moeilijk te interpreteren

* swab van tonsillen (mbv muilspiegel)

81
Q

Hoe wordt actinobacillus pleuropneumoniae geisoleerd?

A

op bloedplaatje met 5% schapen -of runder RBC waarop B-haemolysine producerende stafylokokken entstreep aangebracht wordt

=> stafylokokken produceren NAD en stellen dat vrij ih milieu => NAD afhankelijke stammen (biotype 1) groeit enkel id buurt vd entstreep => hoe verder weg van de entstreep hoe meer biotype 2 gaat groeien

82
Q

Wijzen karakteristieke pleuropneumonie letsels of isolatie van actinobacillus pleuropneumoniae uit long sowieso op het feit dat actinobacillus pleuropneumoniae primaire oorzaak is van AH stoornissen?

A

NEEN

kan primair gaan over virale infectie of mycoplasma bvb

83
Q

Hoe ga je varkens met pleuropneumonie door actinobacillus pleuropneumoniae behandelen?

A
  • Dieren met klinische tekens geef je AB => parenteraal, gedurende 3d
    (bij ernstige uitbraak geef je oraal AB gedurende 7d)
  • Hygiënische maatregelen + milieufactoren zoals ventilatie en hokbezetting
  • infectiedruk zo laag mogelijk houden
84
Q

Bespreek de preventieve vaccinatie tegen atinobacillus pleuropneumoniae.

A
  • preventief vaccineren met 1e generatie vaccins => bacterins (geinactiveerde bacteriën)
  • > serotype specifiek
  • > graad van bescherming = zeer wisselvallig
  • preventief vaccineren met 2e generatie vaccins => Apx toxines ingesloten + geinactiveerde kiem
  • > niet serotype specifiek
  • > bescherming beter dan bij 1e generatie vaccins
  • Levende vaccins niet commercieel beschikbaar
85
Q

Door welke bacterie wordt niet-progressieve atrofische rhinitis bij varkens veroorzaakt?

A

bordetella bronchiseptica

86
Q

Door welke bacterie wordt progressieve atrofische rhinitis bij varkens veroorzaakt?

A

toxinogene pasteurella multocida stammen

87
Q

Pasteurella multocida gaat neusmucosa enkel koloniseren als…

A
  • de slijmproductie verhoogd is
  • mucosa beschadigd is door bordetella bronchiseptica
  • bij hoge infectiedruk
88
Q

Atrofische rhinitis bij varkens is een multifactorieel probleem. Wordt veroorzaakt door 2 bacteriën. Welke. Wat weet je over hun economisch belang?

A

bordetella bronchiseptica
=> beperkte eco schade

toxinogene pasteurella multocida stammen
=> economisch heel belangrijk

89
Q

Hoe kunnen bordetella bronchiseptica & toxinogene pasteurella multocida stammen spreiden?

A
  • direct contact
  • druppels
  • aerosolen over korte afstand
90
Q

Belangrijkste kiemuitscheiders van toxinogene pasteurella multocida stammen bij varkens zijn:

A

biggen van 1-4md

91
Q

Bespreek de pathogenese van atrofische rhinitis bij varkens.

A

Bordetella bronchiseptica maakt weg vrij voor DNT+ pasteurella multocida stammen => pasteurella slaat aan => neusmucosa wordt beschadigd => pasteurella kan koloniseren => stimulatie slijmproductie => DNT+ pasteurella stammen ku vasthechten op slijm

Bordetella bronchiseptica vormt DNT => onderdrukking osteoblasten => minder botvorming

Pasteurella multocida vormt DNT => activatie osteoclasten => meer botafbraak

92
Q

Welke klinische tekenen van atrofische rhinitis zie je bij biggen in het kraamhok?

A

Snuiven
Niezen

Tekenen zichtbaar bij veel biggen

93
Q

Welke klinische tekenen van atrofische rhinitis zie je bij vleesvarkens?

A
  • snuiven & niezen tdns hele mestperiode
  • sereus tot mucopurulente neusvloei => neusbloedingen bij erg aangetaste dieren
  • tranenvloei door afsluiting van traankanaal door de beenderdeformaties => typische, sikkelvormige, vuile, bruine streep vanuit mediale ooghoek over wang
  • afwijkende neusvorm (huid op neus kan rimpelig w) => meestal duidelijke verkorting van de bovenkaak en afwijkende tandstand => kauwproblemen
  • verminderde groei
  • gewichtsverlies
94
Q

Welke karakteristieke bevindingen doe je bij atrofische rhinitis bij histologisch onderzoek?

A

Beenweefsel van neusschelpen is vervangen door fibreus weefsel

95
Q

Wat wordt gedaan in het slachthuis om de atrofie van de neusschelpen te beoordelen bij varkens met atrofische rhinitis? Wat zie je?

A

Postmortaal onderzoek vd snuit => Dwarsdoorsnede maken vd snuit thv 1e of 2e premolaar (als je te veel naar voren zou zagen dan zijn de conchae minder goed ontwikkeld) => conchae zijn grotendeels weg + duidelijke septum deviatie

96
Q

Om diagnose te stellen van atrofische rhinitis obv de klinische tekens is er een algemene regel. Welke?

A

Als minstens 10% vd varkens een kromme neus heeft => aanwijzing dat het atrofische rhinitis kan zijn

Als maar 1 vd varkens aangetast is => vaker mechanisch probleem bvb big dat is blijven vastzitten in hek

97
Q

Welke 3 stappen onderneem je voor de behandeling & bestrijding van atrofische rhinitis bij varkens?

A

1) infecties met bordetella en pasteurella onderdrukken door:
=> drachtige zeugen te vaccineren => maternale immuniteit meegeven
=> biggen en zeug AB te geven
=> hygiënische maatregelen & management

2) Hypoplastische veranderingen thv conchae onderdrukken en groeisnelheid op peil houden bij varkens met acute rhinitis
=> landurig AB geven (enkel tijdige maatregelen want verworven AB resistentie kan optreden)
=> brijvoeding aan aangetaste dieren => tegen stofvorming

3) Certificatie
=> screeningsprogramma in VL voor atrofische rhinitis => bedrijf getest op DNT+ pasteurella multocida stammen ku certificaat krijgen

98
Q

Welke hygiëne/managementmaatregelen kan men nemen om atrofische rhinitis bij varkens te vermijden?

A
  • compartimentalisatie in kraamstal => leeftijdsverschil max 1-2wk
  • ventilatie goed regelen => zo min mogelijk stof
  • hokbezetting mag niet te hoog zijn
  • sterke T schommelingen vermijden
  • als je als mens van hok naar hok gaat => veranderen van laarzen etc om kiemoverdracht via schoeisel/kledij/ander materiaal te vermijden
99
Q

Enzoötische pneumonie bij varkens w veroorzaakt door mycoplasma hyopneumoniae. Wat weet je hierover?

A
  • Grampositief
  • Geen celwand
  • Bijzonder moeilijk te kweken, duurt weken (veel moeilijker dan mycoplasma bovis, duurt 1wk)
  • virulentie is variabel
  • zeer GH specifiek => besmet enkel varkens
100
Q

Welke AB kan je gebruiken bvb tegen mycoplasma hyopneumoniae?

A

16R macroliden

13R/15R macroliden

101
Q

Welke AB kan je zeker niet gebruiken tegen mycoplasma hyopneumoniae?

A
  • B lactam AB zoals penicilline
  • Polymixines
  • Sulfonamiden
  • Trimetoprim
  • 14R macroliden
102
Q

Hoe kan mycoplasma hyopneumoniae zich spreiden?

A
  • direct contact
  • druppels
  • aerosolen
103
Q

Op bedrijfsniveau kan mycoplasma hyopneumoniae spreiden van jonge zeugen naar biggen. Welke biggen worden aangetast? Waarom? Hoe kan men vrije biggen bekomen?

A

Biggen ouder dan 3wk aangetast want jongere biggen zijn beschermd door maternale immuniteit

Vrije biggen kan je bekomen door:
medicated early weaning => biggen weghalen bij zeug voor 3wk (dus voor de overdracht gebeurt is)
+ biggen en zeug behandelen met AB

104
Q

Bespreek de pathogenese van enzoötische pneumonie bij varkens.

A

mycoplasma hyopneumoniae wordt opgenomen door inhalatie => gaat naar trilharen en gaat vasthechten op trilharen van trachea (versch adherines spelen rol) => kiem daalt verder af => kiem maakt trilharen kapot => negatief effect op neutrofielen, macrofagen & lymfocyten => onderdrukking immuuncellen => maakt weg vrij voor andere kiemen => secundaire infecties

105
Q

Welk typisch beeld zie je histologsch bij enzoötische pneumonie bij varkens?

A

Cuffing = opstapeling van rondkernige cellen (neutrofielen, macrofagen, lymfocyten) rond bronchen, bronchiolen en capillairen

106
Q

Incubatietijd mycoplasma hyopneumoniae

A

LANG => 2wk tot meer dan 5wk

107
Q

Incubatietijd actinobacillus pleuropneumoniae

A

KORT

108
Q

Wat weet je over de immuniteitsopbouw tegen mycoplasma hyopneumoniae?

A

TRAAG

109
Q

Welke ziektetekens zie je bij enzoötische pneumonie bij varkens?

A

Ziektetekens zijn niet super duidelijk

  • chronische hoest, vooral bij opjagen
  • koorts, maar niet altijd
  • groeivertraging
  • verhoogde voederconversie => meer voer nodig om dieren zelfde hoeveelheid gewicht te doen aanzetten
110
Q

Welke letsels kan je vinden thv long bij enzoötische pneumonie bij varkens?

A

Katarale pneumonie => vooral voorkwab, middenkwab en accesoire kwab aangetast (ev bovenste deel van achterkwab)

Bij dieren die al aan het herstellen zijn vind je soms fissuren => littekenweefsel dat gevormd w tss lobuli in longen op plaats wr long aan het herstellen is

111
Q

Hoe ga je diagnose stellen van enzoötische pneumonie bij gestorven varkens?

A
  • histologisch onderzoek => je ziet cuffing
  • long staal => longstaal behandeld met antistoffen die gemerkt zijn met fluorescerende stof => kiem aantonen met immunofluorescentie
  • tracheale swab in slachthuis => qPCR => DNA aantonen
112
Q

Hoe ga je diagnose stellen van enzoötische pneumonie bij levende varkens?

A
  • bronchiaal spoelsel nemen => kiem aantonen met qPCR => DNA aantonen
  • serologie => 1e staal nemen op moment van symptomen en 3-8wk later een 2e staal
    => bloed nemen bij varkens van versch leeftijden => men kijkt op welke leeftijd antistoffen gevormd w => op bepaalde leeftijd vindt men antistoffen => van die leeftijd 1md aftrekken = moment waarop infectie gebeurt is op bedrijfsniveau
113
Q

Door welke bacterie wordt neonatale conjunctivitis bij de hond veroorzaakt?

A

stafylococcus pseudointermedius

114
Q

Door welke bacterie wordt neonatale conjunctivitis bij de kat veroorzaakt?

A
  • chlamydia felis
  • feline herpes virus 1
  • stafylokokken
115
Q

Kennelhoest =

A

infectieuze tracheobronchitis

116
Q

Bij welke honden komt kennelhoest vooral voor?

A

Jonge honden die contact he gehad met andere jonge honden => overal waar honden samen komen kans op kennelhoest = crowding disease => daarom typisch in kennels, mr niet uitsluitend

117
Q

Bespreek de etiologie van kennelhoest.

A

Multifactoriele aandoening

Veoorzaaakt door bordetella bronchiseptica

onderliggend probleem kan vanalles zijn => klimaat in kennels, virussen zoals parainfluenza,…

118
Q

Wat weet je over bordetella bronchiseptica

A
  • gramnegatief
  • facultatief pathogeen => meeste honden dragen bordetella bronchiseptica thv neus
  • obligaat symbiotisch
119
Q

Bespreek de pathogenese van kennelhoest.

A

Zowel endogene als exogene infectie is mogelijk. Endogene infectie komt meeste voor.
=> Endogeen: Bordetella bronchiseptica komt voor thv neus van gezond dier => oiv bepaalde factoren kan de kiem beginnen woekeren
=> Exogeen: 1 hond met kennelhoest begint grote aantallen bordetella uit te scheiden => infectiedruk stijgt => andere hondjes nemen bordetella op

Kiem wordt opgenomen via inhalatie => in 1e plaats gaat kiem naar trilhaarcellen op LW-epitheel => adhesie => vermeerdering => toxineproductie (tracheaal cytotoxine) => trilharen w stilgelegd => vuil en mucus ku niet meer afgevoerd w + beschadigde epitheelcellen w niet meer vervangen => ontstekingsreactie met ontstekingsexsudaat => irritatie van LW => hoesten

Meestal blijft het hiertoe beperkt
Soms kan infectie zich dieper in long vestigen => pneumonie => honden ku sterven

120
Q

Incubatietijd bordetella bronchiseptica:

A

6-7wk

121
Q

Symptomen bij niet gecompliceerde gevallen van kennelhoest:

A
  • droge hoest
  • geen afwijkingen hoorbaar bij auscultatie
  • geen algemene symptomen
122
Q

Symptomen bij gecompliceerde gevallen van kennelhoest (zeldzaam):

A
  • algemeen ziek zijn

* afwijkingen hoorbaar bij auscultatie

123
Q

Neusswab nemen voor de diagnose van kennelhoest kan is niet altijd zinloos. Wnnr kan dit een indicatie geven?

A

als je in acute fase zeer hoge hoeveelheid aan bordetella bronchiseptica vindt => semikwantitatieve uitslag nodig (dus niet gewoon aan -of afwezigheid van kiem want dat zegt niets)

124
Q

Hoe behandel je niet-gecompliceerde gevallen van kennelhoest?

A
  • spontaan herstel => meestal herstel na 1-2wk
  • soms antihoest therapie bij droge hoest => vooral bij honden die sterk geagiteerd geraken omdat ze zichzelf continu wakker hoesten (= gebrek aan rust => meer kans op complicaties)
125
Q

Hoe behandel je gecompliceerde gevallen van kennelhoest?

A

RUST
+ zeer agressieve behandeling met AB => systemisch
+ honden zeer goed opvolgen

126
Q

Welke 2 soorten vaccins kan je geven tegen kennelhoest?

A
  • geinactiveerd vaccin

* levend vaccin

127
Q

Je kan vaccineren tegen kennelhoest met een geïnactiveerd vaccin. Wat weet je hierover?

A
  • commercieel beschikbaar
  • makkelijk toe te dienen => parenteraal via SC injectie
  • kan je geven terwijl pup AB krijgt
  • lange interferentie met maternale immuniteit: 6-7wk => interfereert met actieve immuniteitsopbouw bij pup => geeft problemen in kennels => ziekte kan doorbreken vooraleer je kan vaccineren
128
Q

Je kan vaccineren tegen kennelhoest met een levend vaccin. Wat weet je hierover?

A
  • intranasale toediening (is moeilijker)
  • biedt snelle bescherming
  • interferentie met maternale immuniteit: 2wk => je kan al vanaf 2wk gaan vaccineren => pups binnen de wk beschermd
  • kan je niet geven terwijl pup AB krijgt
129
Q

Bespreek de etiologie van niesziekte bij de kat.

A

Multifactoriele aandoening => chlamydia felis moet aanwezig zijn in combinatie met een ander probleem

130
Q

Bespreek het extracellulaire levensstadium van chlamydia felis:

A

elementaire lichaampjes = relatief resistente levensvorm, vermeerdert niet = verspreidingsvorm => moeilijk te vinden

131
Q

Bespreek het intracellulair levensstadium van chlamydia felis:

A

reticulaire lichaampjes = delend stadium => makkelijk te zien op meeste kleuringen

132
Q

Wat weet je over chlamydia felis?

A
  • gramnegatief
  • obligaat intracellulair
  • ku zeer lang persisteren in GH => excretie kan meer dan 1j duren
133
Q

Hoe wordt chlamydia felis overgedragen?

A
  • via lucht (minder belangrijk voor katten)

* via direct contact

134
Q

Bespreek de pathogenese van niesziekte bij katten

A

Chlamydia felis wordt opgenomen door inhalatie of intraoculair (doordat bacterie in mucosa van conjunctiva gewreven wordt) => in 1e instantie krijg je conjunctivitis of rhinitis = problemen thv bovenste LW => meestal blijft probleem hiertoe beperkt => je ziet niets ad katjes, maar kiem heeft zich wel algemeen verspreid en zit systemisch

In sommige gevallen kan kiem doorbreken naar BB => vermeerdering in inwendige organen => typisch triestige katjes => erge tranenvloei, snotneus, vaak 3e ooglid continu zichtbaar, etterige neusvloei,..

135
Q

Welk soort immuniteitsopbouw is belangrijkst bij niesziekte?

A

Cellulair immuniteit

136
Q

Bespreek de behandeling van niesziekte bij katten.

A

het gaat over een zelflimiterende aandoening => herstel na 1-2md MAAR na 2wk-1md ku katten terug hervallen (chlamydia felis zit intracellulair en doet niets maar zal dan plots terug beginnen vermeerderen) => chronische recidiverende aandoening

AB => zeker AB geven die ku binnendringen in de cel (typisch tetracyclines)
Over het algemeen kom je toe met lokale behandeling, maar moet vaak wel lang volgehouden w

oogzalf => mogen geen cortico’s in zitten want kan aanleiding geven tot ulcera’s

137
Q

Infectie van kittens door chlamydia felis hangt af van maternale immuniteit. Hoe goed zijn de kittens beschermd als de kattin goed gevaccineerd en gezond is?

A

Goede immuniteit => kittens beschermd tot 6wk

138
Q

Infectie van kittens door chlamydia felis hangt af van maternale immuniteit. Hoe goed zijn de kittens beschermd als de kattin voor het eerst infectie doormaakt (naïve kattin)?

A

Kittens niet goed beschermd => allerlei gradaties van conjunctivitis

139
Q

Bespreek de diagnose van niesziekte bij de kat.

A
  • Bacterie aantonen
    => bij levend dier staal nemen van conjunctiva => specifieke stamp kleuring => cytologie => je ziet allemaal rode puntjes in cellen (chlamydia vermeerdert intracellulair in grote vacuolen)
    => als cytologie onduidelijk is stalen opsturen naar labo => specifiek PCR aanvragen voor chlamydia => best qPCR want dan heb je idee van hoeveel bacterien en niet enkel aan -of afwezig
  • Serologie: As aantonen tov bacterie
    => gepaarde stalen: 2x bloed nemen (om seroconversie aan te tonen)
    => interpretatie serologie niet altijd even makkelijk
140
Q

Wat moet je weten over cryptococcus neoformans?

A
  • Is een gist
  • veroorzaakt slijmerige woekeringen bij dieren met verminderde immuniteit
  • vooral thv luchtwegen, eventueel thv huid met mogelijks doorbreken naar ogen of hersenen
  • symptomen meestal heel atypisch
141
Q

Bespreek het voorkomen van aspergilose bij honden en katten.

A

Komt vaak voor

Vooral bij de hond => vnl bij langsnuitige rassen zoals collies
Minder bij de kat => prognose zeer gereserveerd tot ongunstig als het voorkomt

142
Q

Aspergilus fumigatus kan vanuit omgeving naar neus en sinus frontalis gaan oiv versch factoren. Welke?

Aspergillus produceert massa’s sporen (wolken) die id lucht rondvliegen => opname.

A
  • langsnuitige hondenrassen
  • langdurig AB gebruik
  • hoge infectiedruk
143
Q

Is een hond met aspergilose een besmettingsbron voor andere dieren/mens?

A

NEEN

144
Q

Klinische tekenen van aspergilose bij honden zijn:

A
  • zeer chronische rhinitis, eventueel sinusitis
  • pijnlijke neus
    => chronische neusvloei (vaak unilateraal) => soms heel sterk bloedverlies uit neus doordat neusspiegel bijna letterlijk w opgegeten door schimmel of schimmel BV gaat aanvreten
    => depigmentatie van de neus
    => op RX zie je verminderde densiteit vd neus
    => op endoscopie zie je typisch beeld van groene schimmels op appelsienen ofzo
    => conchae w vernietigd
145
Q

Voor de diagnose van aspergilose gaat men uit van een combinatie van 3 testen. Welke?

A
  • Klinische symptomen => chronisch, unilaterale neusvloei, ev met bloed
  • radiologie => typisch verminderde densiteit van neus
  • mycologisch onderzoek of antistoffen aantonen in bloed
146
Q

Hoe ga je aspergilose bij honen behandelen?

A

systemische behandeling met antimycotica

langdurige behandeling