A3- Bindingen en eigenschappen Flashcards

1
Q

wat voor binding heeft een metaal? is dit een sterke binding?

A

metaalbinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat voor binding heeft een zout? welke atomen zijn positief en negatief?

A

ionbinding, metaal is positief en niet-metaal is negatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat voor binding hebben moleculaire stoffen?

A

atoombinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe heet de binding die moleculen bij elkaar houdt?sterk of zwak?

A

vanderwaalsbinding, zwak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe wordt een vanderwaalsbinding ook wel genoemd?

A

molecuulbinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is de sterkste intermoleculaire binding ?

A

waterstofbrug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

tussen welke groepen komen alleen H-bruggen voor?

A

OH, NH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe heten stoffen die goed kunnen oplossen in water?

A

hydrofiele stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe heten stoffen die slecht kunnen oplossen in water?

A

hydrofobe stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

……… stoffen mengen goed met elkaar en vormen dan ……….bindingen.

A

hydrofobe, vanderwaalsbinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly