A1S1 Herkansing Flashcards

1
Q

Waar staat IT Security voor in het Service model?
Op welke plaats deze staat.

A

⦁ IT Security: Dit is het proces van het beveiligen van digitale informatie en systemen tegen ongeoorloofde toegang, gebruik, openbaarmaking, vernietiging of wijziging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar staat Servers voor in het Service model?
Op welke plaats deze staat.

A

⦁ Servers: Dit zijn computers die verantwoordelijk zijn voor het opslaan en leveren van informatie en diensten aan andere computers binnen een netwerk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar staat databases voor in het Service model?
Op welke plaats deze staat.

A

⦁ Databases: Dit zijn gestructureerde verzamelingen van gegevens die zijn georganiseerd op een zodanige manier dat ze gemakkelijk kunnen worden beheerd, bijgewerkt en opgevraagd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar staat Network voor in het Service model?
Op welke plaats deze staat.

A

⦁ Networks: Dit zijn systemen van computers en apparaten die met elkaar verbonden zijn om informatie en middelen te delen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar staat Application voor in het Service model?
Op welke plaats deze staat.

A

⦁ Applications: Dit zijn softwareprogramma’s die zijn ontworpen om specifieke taken uit te voeren op een computer of mobiel apparaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar staat Cloud & virtualization voor in het Service model?
Op welke plaats deze staat.

A

⦁ Cloud & Virtualization: Dit is de technologie die het mogelijk maakt om IT-resources, zoals servers, opslag en applicaties, te leveren als diensten via het internet. Virtualisatie verwijst naar het creëren van virtuele versies van IT-resources.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar staat End User Services voor in het Service model?
Op welke plaats deze staat.

A

⦁ End User Services: Dit zijn diensten die aan eindgebruikers worden geleverd, zoals technische ondersteuning, software-installatie en training.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar staat UC (Unified Communication ) voor?

A

Unified Communications (UC): Dit is een systeem dat verschillende vormen van communicatie integreert, zoals spraak, video en data. Dit kan het delen van informatie en samenwerken tussen mensen vergemakkelijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar staat ICT voor?

A

⦁ICT: Staat voor Information and Communication Technology. Dit verwijst naar de technologie die communicatie en informatie mogelijk maakt voor gebruikers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het OSI-Model

A

OSI-model: Het Open Systems Interconnection-model is een referentiemodel dat de communicatie tussen computers in een netwerk standaardiseert en het ‘in stukjes hakken’ van grote problemen in kleinere, beheersbare taken mogelijk maakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de Host lagen van het OSI-Model?

A

Host-lagen: Dit zijn de bovenste vier lagen van het OSI-model en omvatten de lagen die direct verband houden met de toepassingen die door de gebruikers worden gebruikt. Application, Presentation, Session en transport.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de Media lagen van het OSI-Model?

A

Media-lagen: Dit zijn de onderste drie lagen van het OSI-model en omvatten de lagen die verantwoordelijk zijn voor het fysieke transport van gegevens via een netwerk. Netwerk, Data-link en Physical

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Benoem Het OSI Model van boven naar beneden.

A

Application
Presentation
Session
Transport
Network
Data-Link
Psychical

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houdt de Application layer in?

A

Application-layer: Dit is de zevende laag van het OSI-model en is gericht op de applicaties die door gebruikers worden gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houdt de Presentation layer in?

A

⦁ Presentation-layer: Dit is de zesde laag van het OSI-model en is gericht op het presenteren van gegevens aan de toepassingen die ze gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt de session layer in?

A

⦁ Session layer: de vijfde laag van het OSI-model, die verantwoordelijk is voor het opzetten, onderhouden en verbreken van sessies tussen applicaties op verschillende endsystemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat houdt de Transport layer in?

A

⦁ Transport-layer: Dit is de vierde laag van het OSI-model en is gericht op het in stukjes hakken van een datastream in segmenten en het verzenden van deze segmenten van de ene naar de andere applicatie via een logische verbinding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat houdt de netwerk layer in?

A

⦁ Network-layer: Dit is de derde laag van het OSI-model en richt zich op het opzetten van een logische verbinding tussen twee computers (endsystems) door gebruik te maken van adressen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat houdt de data-link layer in?

A

⦁ Datalink-layer: Dit is de tweede laag van het OSI-model en richt zich op het adresseren en verwerken van gegevens op de fysieke verbindingen in het netwerk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat houdt de Physical-layer in?

A

⦁ Physical-layer: Dit is de eerste laag van het OSI-model en richt zich op de fysieke verbindingen in het netwerk, zoals bedrade verbindingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat gebeurd er bij Encapsulation ?

A

Encapsulation: Het toevoegen van headers aan data bij het doorsturen van data door verschillende layers in het OSI-model.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat gebeurd er bij Decapsulation?

A

Decapsulation: Het verwijderen van headers bij het ontvangen van data door verschillende layers in het OSI-modev l.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is een Ipv4 Protocol

A

IPv4: Internet Protocol version 4, een protocol voor het adresseren en routeren van data over het internet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Leg uit wat een netwerk adres is.

A

Netwerkadres: een uniek adres dat wordt gebruikt om een netwerkcomponent te identificeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Leg uit wat een netwerk deel is ?

A

⦁ Netwerkdeel: het linkerdeel van een netwerkadres dat aangeeft welk netwerk de component bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Leg uit wat een Host deel is

A

⦁ Hostdeel: het rechterdeel van een netwerkadres dat aangeeft welke host binnen het netwerk de component is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Leg uit was DHCP Doet en waar het voor staat.

A

⦁ DHCP: Dynamic Host Configuration Protocol, een protocol voor het automatisch toewijzen van netwerkadressen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is een APIPA Protocol

A

⦁ APIPA: Automatic Private IP Addressing, een protocol van Microsoft dat wordt gebruikt als DHCP niet beschikbaar is om een IP-adres toe te wijzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is een netwerk masker

A

⦁ Masker: een waarde die aangeeft waar het netwerkdeel en het hostdeel in een IPv4-adres beginnen en eindigen. Dit kan worden genoteerd in decimale notatie of als een prefix-lengte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn segmenten in een netwerk datastroom?

A

⦁ Segmenten: brokjes datastroom die door de Transport-layer worden getransporteerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Leg uit wat een logische verbinding is

A

⦁ Logische verbinding: virtuele verbinding tussen applicaties/processen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat houdt een endsysteem in?

A

⦁ Endsysteem: apparaat aan het einde van een netwerkverbinding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is processen?

A

Processen: uitvoering van een applicatie/programma door het computersysteem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Leg uit wat data stroom is.

A

Datastroom: stroom van data afkomstig van de Application-layer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat zijn portnumbers

A

Portnumber: unieke identificatie van een datastroom op de Transport-layer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat zijn well-known Portnumbers

A

⦁ Well-known portnumbers: internationaal afgesproken portnumbers die horen bij specifieke protocollen, zoals FTP, TELNET, SMTP en HTTP.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Welk poort nummer hoort bij poort 21 en wat doet dit protocol?

A

21: hoort bij FTP (File Transfer Protocol), een protocol voor het uitwisselen van bestanden over een netwerk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Welk poort nummer hoort bij poort 23 en wat doet dit protocol?

A

⦁ 23: hoort bij TELNET, een protocol voor het op afstand beheren van computers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Welk poort nummer hoort bij poort 25 en wat doet dit protocol?

A

⦁ 25: hoort bij SMTP (Simple Mail Transfer Protocol), een protocol voor het verzenden van e-mailberichten over een netwerk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Welk poort nummer hoort bij poort 80 en wat doet dit protocol?

A

⦁ 80: hoort bij HTTP (Hypertext Transfer Protocol), een protocol voor het opvragen en versturen van webpagina’s over een netwerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

wat zijn sockets

A

⦁ Socket: de unieke combinatie van een IP-adres en Portnumber.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Waar staat TCP voor en wat doet dit?

A

⦁ TCP: Transmission Control Protocol, een betrouwbare protocol op de Transport-layer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Waar staat UDP voor en wat doet dit?

A

⦁ UDP: User Datagram Protocol, een onbetrouwbare protocol op de Transport-layer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat is overhead ?

A

⦁ Overhead: de vaste lasten die een protocol met zich meebrengt en van invloed zijn op de efficiëntie.

45
Q

leg uit wat bandbreedte doet

A

⦁ Bandbreedte: de capaciteit van het transmissiemedium.

46
Q

TCP Reliable of UnReliable?

A

⦁ Reliable: betrouwbaarheid van een protocol, zoals bij TCP.

47
Q

UDP Reliable of UnReliable ?

A

⦁ Unreliable: onbetrouwbaarheid van een protocol, zoals bij UDP.

48
Q

Wat houdt Selectieve repeat in?

A

⦁ Selective Repeat: Een implementatievorm van reliable data transfer waarbij de ontvanger alleen ontbrekende segmenten opnieuw opvraagt.

49
Q

wat houdt Connection-oriented in?

A

⦁ Connection-oriented: een protocol zoals TCP waarbij beide partijen eerst contact maken en parameters uitwisselen voordat er daadwerkelijke applicatie data wordt uitgewisseld.

50
Q

leg uit wat er gebeurt bij een handshake

A

Handshake: het proces waarbij beide partijen contact maken en parameters uitwisselen voordat er daadwerkelijke applicatie data wordt uitgewisseld.

51
Q

Leg uit wat een 3-way handshake is.

A

Bij TCP wordt gesproken over een zgn. 3-way handshake omdat er over-en-weer 3 packets worden uitgewisseld.
3-way handshake: De uitwisseling van drie berichten tussen Host A en Host B om een TCP-verbinding tot stand te brengen.

52
Q

Wat zijn Sequencenumbers ?

A

⦁ Sequencenumbers: nummers die worden gebruikt door TCP om er voor te zorgen dat segmenten correct aankomen bij de ontvanger.

53
Q

Waar staat ACK voor in een TCP header

A

⦁ ACK: Een bevestiging van de goede ontvangst van een segment.

54
Q

Leg uit wat een Redundant netwerk is

A

⦁ Redundant netwerk: een netwerk waarbij meerdere paden beschikbaar zijn om data te transporteren, voor het geval een pad uitvalt

55
Q

Leg uit wat Flowcontrol inhoudt

A

⦁ Flow-control: mechanisme om te voorkomen dat de ontvanger overladen wordt met data van de zender door het tempo van het versturen van data aan te passen aan de beschikbare buffergrootte van de ontvanger

56
Q

Leg uit wat Throttling inhoudt

A

⦁ Throttling: het afknijpen of smoren van de datastroom om de ontvanger niet te overbelasten.

57
Q

Leg uit wat er bij de Ontvangstbuffer gebeurd?

A

⦁ Ontvangstbuffer: buffer waarin de ontvangen data tijdelijk wordt opgeslagen om verwerkt te worden door de ontvanger.

58
Q

Waar staat rwnd voor en wat doet het precies?

A

⦁ Rwnd recieve window : de actuele grootte van de ontvangstbuffer van de ontvanger die wordt meegegeven in de TCP-header.

59
Q

Leg uit wat Congestion control is?

A

⦁ Congestion Control: een mechanisme dat ervoor zorgt dat TCP het netwerk niet overbelast

60
Q

Wat kan er aan de hand zijn als er Congestion is?

A

⦁ Congestion: tekort aan resources in een netwerk dat kan leiden tot packet-loss, hertransmissie en vertragingen.

61
Q

Wat zijn buffers in headers?

A

⦁ Buffers: opslagplaats voor netwerkpackets

62
Q

wat is Processing capacity?

A

⦁ Processing capacity: capaciteit van de CPU om packets te verwerken.

63
Q

Leg uit wat Packet loss is.

A

⦁ Packet-loss: verlies van packets tijdens transmissie

64
Q

Leg uit wat een hertrasmissie is.

A

⦁ Hertransmissie: opnieuw verzenden van packets die verloren zijn gegaan.

65
Q

Wat is een Delay?

A

⦁ Delay: vertraging in het netwerk.

66
Q

wat kan er aan de hand zijn als er signaleringen zijn

A

⦁ Signaleringen: indicaties van te veel netwerkverkeer binnen het netwerk zelf.

67
Q

Wat kunnen Flags betekenen binnen je netwerk

A

⦁ Flags: indicaties binnen een netwerkprotocol dat er sprake is van te veel netwerkverkeer.

68
Q

Wat is een server-based of client server architechtuur ?

A

⦁ Server-based of client-server architectuur: waarbij er twee verschillende rollen zijn. De server levert een service (of services) en de clients vragen om die diensten en maken verbinding met de server(s).

69
Q

Wat is een Peer to peer netwerk?

A

⦁ Peer-to-peer netwerk: waarbij alle apparaten dezelfde rol hebben en onderling kunnen communiceren via een full-mesh verbinding.
⦁ Peer-to-Peer Architecture: Netwerkarchitectuur waarbij alle apparaten dezelfde rol hebben en verbonden zijn zonder een centrale server.
⦁ Peer: Een apparaat dat verbonden is met andere apparaten in een P2P-netwerk

70
Q

wat is een Device

A

⦁ Device: Een apparaat dat kan communiceren via een netwerk.

71
Q

wat houdt een Always on server in?

A

⦁ Always on: Een server die altijd beschikbaar is om diensten te leveren aan clients.

72
Q

Wat houdt een netwerk in?

A

⦁ Network: Een groep van devices die met elkaar communiceren via een medium

73
Q

wat houdt een datacenter in?

A

⦁ Datacenter: Een fysieke faciliteit die wordt gebruikt voor het opslaan, beheren en verwerken van gegevens en waar servers vaak worden beheerd.

74
Q

wat is Horizontal scaling?

A

⦁ Horizontal scaling: Horizontal scaling: een methode om de capaciteit te vergroten door meer servers naast elkaar te plaatsen.

75
Q

Wat is Vertical scaling:

A

⦁ Vertical scaling: Vertical scaling: een methode om de capaciteit te vergroten door de capaciteit van één server te vergroten

76
Q

Leg uit wat Dynamisch is

A

⦁ Dynamisch: Veranderlijk, kan op elk moment veranderen.

77
Q

Wat is een Db-Server

A

⦁ Dbserver: een server die een database beheert en query’s uitvoert op de database

78
Q

Leg uit wat Gedistribueerd binnnen een architecture

A

Gedistribueerd: verspreid over meerdere servers.

79
Q

wat is een Multi-Tier architectuur?

A

⦁ Multi-Tier architectuur: een architectuur waarbij er meerdere lagen zijn tussen de client en de server.

80
Q

Leg uit wat een 3-Tier Architectuur is?

A

⦁ 3-tier architectuur: een Multi-Tier architectuur met drie lagen: de client, de tussenpersoon (Application Server) en de DB-server.

81
Q

Wat doet een Application Server?

A

⦁ Application Server: de tussenpersoon in een 3-tier architectuur die taken uitvoert zoals verificatie of de gebruiker toegang tot de DB mag krijgen en het uitvoeren van de Request (Query) voor de client.

82
Q
A

⦁ DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol): een protocol dat wordt gebruikt om clients in een netwerk te voorzien van een dynamische IP-configuratie, waaronder het IP-adres, subnet mask, gateway en DNS-server adres.

83
Q

Wat houdt een Ip-adres in?

A

⦁ IP-adres: een numeriek adres dat wordt gebruikt om een netwerkapparaat te identificeren in een IP-netwerk.

84
Q

Leg uit wat een subnetmask is

A

Subnet mask: een getal dat wordt gebruikt om aan te geven welk deel van een IP-adres het netwerkdeel is en welk deel het hostdeel is.

85
Q

Wat is een Gateway

A

⦁ Gateway: een netwerkapparaat dat fungeert als een toegangspoort tussen het lokale netwerk en andere netwerken, zoals het internet

86
Q

Wat doet een DNS-Server?

A

⦁ DNS-server: een server die vertalingen van domeinnamen naar IP-adressen beheert en aanvragen van clients verwerkt.

87
Q

Wat is een broadcast in je netwerk?

A

⦁ Broadcast: een speciaal adres dat wordt gebruikt om een bericht naar alle apparaten in een netwerk te verzenden.

88
Q

Waar staat URL voor? en wat doet dit?

A

⦁ URL: Uniform Resource Locator, het adres dat gebruikt wordt om een bepaalde bron op het internet te vinden.

89
Q

Leg uit wat hypertexts is

A

⦁ Hypertext: gestructureerde tekst die gebruik maakt van hyperlinks tussen nodes.

90
Q

Waar staat HTTP voor?

A

⦁ HTTP: Hypertext Transfer Protocol, het protocol dat gebruikt wordt om hypertext te transporteren tussen nodes op het internet

91
Q

Hoe kun je ⦁ Confidentiality in je network realiseren ?

A

Vertrouwelijkheid: informatie alleen toegankelijk voor partijen die gerechtigd zijn (toestemming hebben)

92
Q

Waar staat Cryptografie voor?

A

⦁ Cryptografie: versleuteling van informatie

93
Q

Wat is plain text?

A

⦁ Plain-text: de niet versleutelde (= leesbare) tekst die niet voor iedereen toegankelijk mag zijn

94
Q

wat is Cipher

A

⦁ Cipher: het algoritme dat gebruikt wordt om te versleutelen en ontsleutelen

95
Q

Wat is Ciphertext

A

⦁ Ciphertext: het versleutelde bericht

96
Q

wat kun je met de key?

A

⦁ Sleutel (key): de geheime code die wordt gebruikt om te versleutelen en ontsleutelen

97
Q

Wat is Symmetrische encryptie

A

⦁ Symmetrische encryptie: het gebruik van dezelfde sleutel aan beide kanten voor het coderen en decoderen van berichten

98
Q

Wat is Asymmetrische encryptie

A

⦁ Asymmetrische encryptie (Public Key crypto): encryptietechniek waarbij beide partijen verschillende sleutels gebruiken

99
Q

leg uit wat je met Block ciphers kan

A

⦁ Block ciphers: een manier om data in kleine stukjes te hakken en deze te versleutelen met behulp van een tabel bepaald door de sleutel

100
Q

Waar staat DES voor en wat kun je ermee doen?

A

DES (Data Encryption Standard): een bekende standaard voor symmetrische encryptie

101
Q

Waar staat 3DES voor en wat kun je ermee doen?

A

⦁ 3DES (Data Encryption Standard): een variant van DES waarbij het algoritme 3 keer wordt herhaald

102
Q

Waar staat AES voor en waar kun je het voor gebruiken?

A

⦁ AES (Advanced Encryption Standard): momenteel het meest gebruikte symmetrische encryptie-algoritme

103
Q

Wat is een Certificaatautoriteit

A

⦁ Certificaatautoriteit: een organisatie die de echtheid van certificaten garandeert

104
Q

Waar staat RSA voor en wat kun je ermee?

A

⦁ RSA(Rivest-Shamir-Adleman): een encryptiemethode met een public key en een private key

105
Q

wat betekend

A

⦁ Authenticatie: bewijzen wie je bent.

106
Q

Wat betekent een Domain in je n netwerk?

A

⦁ Domain: een netwerk, bestaande uit onderdelen zoals computers, printers, gebruikers, enz. die centraal beheerd worden.

107
Q
A

⦁ Namespace: het concept van benaming in de context van netwerken en bestandssystemen

108
Q

Wat betekent FQDN

A

⦁ FQDN: een Fully Qualified Domain Name, het volledige pad vanaf de root naar de bedoelde netwerkcomponent.

109
Q

Leg uit wat een Authoritative name server is?

A

⦁ Authoritative name server: een DNS server die verantwoordelijk is voor een domein (zone).