A1 to B1 [1] Flashcards
hallo
hello
dag
goodbye
ja
yes
nee
no
alsjeblieft
please
dankjewel
thank you
ik
I
jij
you
hij
he
zij
she
het
it
wij
we
jullie
you (plural)
zij (pl)
they
zijn (v)
to be
hebben
to have
gaan
to go
komen
to come
doen
to do
maken
to make
zien
to see
horen
to hear
eten
to eat
drinken
to drink
slapen
to sleep
lopen
to walk
praten
to talk
lezen
to read
schrijven
to write
werken
to work
spelen
to play
leren
to learn
wonen
to live
kopen
to buy
verkopen
to sell
geven
to give
nemen
to take
vinden
to find
zoeken
to search
denken
to think
weten
to know
kunnen
can
willen
to want
moeten
must
mogen
may
zullen
shall
(de) de
the
(het) het
the
een
a/an
in
in
op
on
onder
under
boven
above
voor
for/in front of
achter
behind
naast
next to
tussen
between
bij
at/near
van
from/of
met
with
zonder
without
door
through/by
over
about/over
tegen
against
tot
until/to
naar
to/towards
uit
out of/from
(het) huis
house
(de) tafel
table
(de) stoel
chair
(het) bed
bed
(de) kast
cupboard
(de) deur
door
(het) raam
window
(de) muur
wall
(de) vloer
floor
(het) plafond
ceiling
(de) keuken
kitchen
(de) badkamer
bathroom
(de) slaapkamer
bedroom
(de) woonkamer
living room
(de) tuin
garden
(de) straat
street
(de) stad
city
(het) dorp
village
(het) land
country
(de) wereld
world
(de) mens
person
(de) man
man
(de) vrouw
woman
(het) kind
child
(de) jongen
boy
(het) meisje
girl
(de) baby
baby
(de) familie
family
(de) vriend
friend
(de) buur
neighbor
(de) collega
colleague
(de) baas
boss
(de) klant
customer
(de) student
student
(de) leraar
teacher
(de) dokter
doctor
(de) verpleegster
nurse
(de) politieagent
police officer
(de) brandweerman
firefighter
(de) kok
cook
(de) kelner
waiter
(de) verkoper
salesperson
(de) boer
farmer
(de) tijd
time
(de) dag
day
(de) week
week
(de) maand
month
(het) jaar
year
(het) seizoen
season
(de) lente
spring
(de) zomer
summer
(de) herfst
autumn
(de) winter
winter
(de) ochtend
morning
(de) middag
afternoon
(de) avond
evening
(de) nacht
night
(het) uur
hour
(de) minuut
minute
(de) seconde
second
(de) klok
clock
(het) horloge
watch
vandaag
today
morgen
tomorrow
gisteren
yesterday
nu
now
later
later
vroeg
early
laat
late
altijd
always
nooit
never
soms
sometimes
vaak
often
zelden
rarely
(het) weer
weather
(de) zon
sun
(de) maan
moon
(de) ster
star
(de) wolk
cloud
(de) regen
rain
(de) sneeuw
snow
(de) wind
wind
(de) storm
storm
warm
warm
koud
cold
heet
hot
koel
cool
droog
dry
nat
wet
(de) kleur
color
rood
red
blauw
blue
geel
yellow
groen
green
oranje
orange
paars
purple
roze
pink
bruin
brown
zwart
black
wit
white
grijs
gray
licht
light
donker
dark
(de) vorm
shape
(de) cirkel
circle
(het) vierkant
square
(de) driehoek
triangle
(de) rechthoek
rectangle
(de) lijn
line
(het) punt
point
(het) getal
number
nul
zero
een
one
twee
two
drie
three
vier
four
vijf
five
zes
six
zeven
seven
acht
eight
negen
nine
tien
ten
(het) honderd
hundred
(het) duizend
thousand
(het) miljoen
million
eerste
first
tweede
second
derde
third
laatste
last
(de) helft
half
(het) kwart
quarter
(het) procent
percent
plus
plus